HOOFDSTUK 16: BLOED
PLASMA EN DE CELLULAIRE ELEMENTEN VAN HET BLOED
Bloed:
- Bedraagt ¼ van de extracellulaire vloeistof
- Het plasma gedraagt zich als een buffer tussen de cellen en de externe omgeving
- Bloed is verantwoordelijk om materiaal van de ene kant van het lichaam naar de
andere kant van het lichaam te brengen
- Totaal bloedvolume = 7% van je lichaamsgewicht
Man van 70kg: 0,07 x 70kg = 4,9l
PLASMA IS SAMENGESTELD UIT WATER, IONEN, ORGANISCHE MOLECULEN, EN
OPGELOSTE STOFFEN
Plasma = vloeibare stof van bloed en is de drager van cellulaire fragmenten
Water is het hoofdbestandsdeel (92%). Daarnaast zijn er proteïnen (7%) en organische
moleculen (aminozuren, glucose, lipiden en nitrogeen afval), ionen, spoorelementen,
vitaminen, opgeloste zuurstof en CO2 (1%) aanwezig.
Plasma is identiek aan extracellulaire vloeistof met uitzondering op de aanwezigheid van
plasmaproteïnen. Albuminen komen het meest voor in het plasma (60%). Albuminen en 9
anderen proteïnen inclusief globulinen, het stollingseiwit fibrinogeen en het ijzer-
transporterende transferrine staan voor 90% van alle plasmaproteïnen.
De lever maakt de meeste plasmaproteïne aan en scheidt deze af in het bloed. De
aanwezigheid van plasmaproteïnen maakt de osmotische druk van het bloed hoger dan dat
van de extracellulaire vloeistof. Deze osmotische gradiënt heeft de neiging om water uit
de extracellulaire vloeistof in de haarvaten te trekken en de filtratie uit de haarvaten door
bloeddruk te compenseren.
Plasmaproteïnen hebben veel functies:
- Bloedklontering
- Verdediging tegen vreemde indringers
- Gadragen zich als drager voor steroïde hormonen, cholesterol, verdovende
middelen en bepaalde ionen zoals ijzer
- Gedragen zich als hormonen of extracellulaire enzymen
NAAM BRON FUNCTIE
Albuminen Lever Grootste mederwerkers bij
osmotische druk van plasma,
dragers voor verschillende
substanties
Globulinen Lever en lymfeweefsel Klonterige factors, enzymen,
antilichamen, dragers voor
verschillende substanties
Fibrinogeen Lever Vormt draden van fibrine die
noodzakelijk zijn voor
bloedklontering
Transferrine Lever ijzertransport
, DE CELLULAIRE ELEMENTEN WAARONDER RODE BLOEDCELLEN, WITTE
BLOEDCELLEN EN BLOEDPLAATJES
3 belangrijke cellulaire elementense:
- Rode bloedcellen = erytocyten
Wanneer ze de bloedstroom binnentreden, verliezen ze hun kernen
Spelen een belangrijke rol bij het vervoeren van zuurstof van de longen naar de
weefsels en het vervoeren van CO2 van de weefsels naar de longen
- Witte bloedcellen = leukocyten
Zijn de enige cellen die volledig functioneel zijn in de circulatie
Belangrijk voor het verdedigen van het lichaam tegen vreemde indringers zoals
parasieten, bacteri£ën en virussen
WBC circuleren in het bloed, maar hu werk is meestal in de weefsels
- Bloedplaatjes
= celfragmenten die een oudercel hebben afgesplitst dat bekend is als
magekaryocyt. Ook zij hebben geen celkern. Ze nemen deel aan coagulatie, het
proces waarbij bloedklontering bloedverlies in beschadidgde vezels voorkomt
Bloed bevat 5 types rijpe witte bloedcellen:
- Lymfocyten
- Monocyten
Verlaten circulatie komen in weefsels terecht ontwikkelen als macrofagen
- Neutrofielen
- Eosinofielen
- Basofielen (= mastcellen)
- Neutrofielen, monocyten en macrofagen
= fagocyten
Verslinden vreemde partikels en nemen deze op
- Lymfocyten
= immunocyten
Verantwoordelijk voor specifieke immune antwoorden gericht tegen indringers
- Basofielen, eosinofielen en neutrofielen
= granulocyten
Bevatten cytoplasmatische insluitingen dat hen een granulair voorkomen geeft
DE VERSCHILLENDE SOORTEN WITTE CELLEN
Als het verdedegingssysteem van het lichaam tegen vreemde indringers moet vechten,
zullen zowel het absolute aantal WBC als de relatieve verhouding van de verschillende
types WBC in de circulatie veranderen.
VB1. Persoon met bacteriële infectie: hoog aantal WBC en een stijgend aantal van
neutrofielen
VB2. Persoon met virale infectie: kan een hoog, normaal of laat aantal WBC hebben, maar
vertoont vaak een stijiging van lymfocyten