Samenvatting Religie, Zingeving en Levensbeschouwing. 3de bachelor Toegepaste Economische Wetenschappen.
Alle 6 hoofdstukken van het handboek "Geld en genade" door Reimund Bieringer samengevat.
Hoofdstuk 1: Symbool vs. Teken: overwegingen bij de religieuze taal
1.1 Taal in het algemeen
Van Dale: “Het door de spraakorganen voortgebrachte middel waarvan de mens zich bedient om zijn
gedachten of gevoelens kenbaar te maken, eveneens toegepast op de aanduiding van dat middel
door schrift en druk.”
= taal: mensen communiceren met elkaar
= ong. 5000 natuurlijke talen in de wereld
ð Leidt tot het ontstaan van communicatiegemeenschappen
ð Wordt ook gebruikt in communicatie met de transcendente realiteit (God)
1.1.1 Letterlijke en figuurlijke betekenis
Het taalteken en zijn referent (= de realiteit waarnaar het teken verwijst) hebben meestal niets
gemeenschappelijk
Univoque taalteken: eenzinning, eenduidig, wordt als dusdanig beschouwd
Equivoque taalteken: meer dan één betekenis
- Polysemie: woord met zelfde uitspraak en schrijfwijze die wel onderling verband houden
(college als gebouw/college als les)
- Homonymie: woord met zelfde uitspraak en schrijfwijze heeft verschillende betekenissen
die onderling geen verband houden (bank om op te zitten/ bank om geld af te halen)
Afhankelijk van letterlijke of figuurlijke interpretatie
Bepaalde literaire genres veronderstellen letterlijk geïnterpreteerd te worden, terwijl andere genres
figuurlijk.
Letterlijke betekenis: (sensus literalis) fundamenteelste en meest voor de hand liggende betekenis
van een woord: primaire referenten worden hierbij betrokken
(Beschrijvende en normatieve teksten zijn vaak letterlijk)
- Letterlijke interpretatie wordt positief beoordeeld als ze op letterlijk bedoelde teksten
wordt toegepast
- Letterlijke interpretatie wordt negatief beoordeeld als ze op figuurlijk bedoelde teksten
wordt toegepast: we spreken over: literalistisch: literalisme = kenmerk van het
fundamentalisme
Figuurlijke betekenis: koepelterm voor een reeks van verschillende manieren om een woord of zin te
begrijpen
Verschillende manieren om aan een woord een figuurlijke betekenis te geven:
- Hyperbool (‘overdrijving’): stelt de werkelijkheid groter voor dan ze feitelijk is
- Eufemisme (‘understatement’): stelt de werkelijkheid mooier voor dan ze is
- Pleonasme: twee woorden worden samen gebruikt waarbij het ene een essentieel aspect
van het andere herhaalt vb: een nieuwe aanwinst
- Tautologie: hetzelfde wordt met twee woorden uitgedrukt vb: eenzaam en verlaten
- Herhaling: een woord komt letterlijk, of in variaties 2 maal of vaker voor
- Ironie: een woord zegt het tegenovergestelde van wat men bedoelt vb: het roerend eens
zijn
- Paradox: twee woorden die elkaar lijken tegen te spreken vb: leven uit de dood
, - Oxymoron: twee woorden die samen gebruikt worden spreken elkaar zonder meer tegen
vb: oud nieuws
- Metonymie: een woord wordt gebruikt om naar iets te verwijzen dat er nauw mee
verbonden is vb: een glas drinken
- Analogie: overeenkomst die men vaststelt en tot grondslag neemt voor een redenering
of gevolgtrekking vb: gezonde lucht: de lucht zelf is niet gezond maar de lucht draagt bij
tot de gezondheid van de mens
- Simile: een vgl gebaseerd op een gelijkenis vb: berscherm mij als de appel van uw ogen
- Gelijkenis (‘parabel’) twee of meerdere verhalen worden naast elkaar gelegd vanwege
gelijkenissen vb: parabel van het mosterdzaadje
- Allegorie: tekst die niet letterlijk bedoeld is, maar waarbij de belangrijke elementen voor
een andere werkelijkheid staan vb: de allegorie van zaaier en het zaad
- Metafoor: op een onverwachte manier worden twee realiteiten met elkaar vereenzelvigd
Analoog taalteken: vergelijkt twee begrippen met elkaar en beklemtoont hun onderlinge
overeenkomsten, maar tegelijk ook de verschillen
= scheidingslijnen hiertussen zijn niet statisch, noch absoluut en hangen af van de taalgebruiker
= weinig woorden die univoque zijn, maar iemand kan wel univociteit reduceren (interpretatie)
1.1.2 teken of symbool
Taal = systeem van tekenen of symbolen
Teken: representatie van een afbeelding: belangrijke rol in het leven van de mens
= representeren de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen door:
- Tekeningen die min of meer overeenkomsten vertonen met de gerepresenteerde wereld
(vb: pictogrammen)
- Systemen van uit letters samengestelde woorden die zelf geen overeenkomsten met de
wereld vertonen (vb: ‘brood’ bestaande uit de letters b-r-o-o-d dat noch als klank noch
als beeld iets te maken heeft met een werkelijk brood)
= de vraag: hoe nauw zijn het gerepresenteerde (Urbild) en de representeerde werkelijkheid (Abbild)
met elkaar verbonden
= is het Abbild een teken of symbool van het Urbild?
Teken: iets waardoor een feit, gevoel met zintuigen waarneembaar wordt
Vb: Verkeersbord als teken om gevaar zichtbaar te maken
Symbool: dit woord heeft in verschillende domeinen heel verschillende betekenissen
Vb: God – schepping, Brood – mijn lichaam, Wijn – mijn bloed,..
Verschil: teken – symbool: zie ook p. 20-21 voor verduidelijking
TEKEN SYMBOOL
Het teken – het betekende Het symbool – het gesymboliseerde
Het teken en het betekende zijn duidelijk van Het symbool en het gesymboliseerde
elkaar afgescheiden en bestaan naast elkaar doordringen ekaar en kunnen op geen enkele
manier van elkaar gescheiden worden
Een teken is een indicator van iets dat verschilt Een symbool brengt een tegenwoordige
van datgene waarnaaar het verwijst realiteit tot uitrdrukking
, Een teken maakt een afwezige realiteit Een symbool maat een aanwezige realiteit
aanwezig toegankelijk voor de zintuigen
De realiteit die een teken tegenwoordig stelt, isDe realiteit die een symbool doet verschijnen,
ook als dusdanig (zonder het teken) kan uitsluitend in het symboolgebeuren
toegankelijk voor de zintuigen toegankelijk zijn voor de zintuigen
De nadruk ligt op het materiele aspect: een ding De nadruk ligt op het gebeuren, op de
handeling met materiele dingen
Een teken toont iets Een symbool brengt tot stand wat het toont
Er is een losse band tussen het teken en wat het Er is een nauwe band tussen het symbool en
betekent: er kunnen veel verschillende tekens het gesymboliseerde; er is maar één symbool
zijn voor dezelfde realiteit voor één gesymboliseerde
Iets dat een teken raakt, raakt het betekende Iets dat een symbool raakt, raakt ook het
niet noodzakelijk gesymboliseerde
Een teken kan een realiteit helder en correct Een symbool onthult en verhult, openbaart en
weergeven verbergt tegelijk
Een teken is af Een symbool is nooit af, het is altijd in
ontwikkeling en verandering
Statische relatie Dynamische relatie
Een teken is ‘lesbos’ “zonder leven” Een symbool leeft
Voorbeelden van tekenen: Voorbeelden van symbolen:
- Verkeersbord - Cadeau
- Foto - Het menselijk lichaam in een niet-
- Het menselijk lichaam in de dualistische visie
dualistische visie
1.2. Religieuze taal
Gebruik van taal in de context van religie wordt geconfronteerd met twee fundamentele problemen:
- Hoe is het mogelijk over God te spreken met een beperkte menselijke taal ?
- Hoe kan ‘spreken’, wat een menselijke activiteit is verwijzen naar een activiteit van God?
1.2.1 Immanente taal en de transcendente God
Er wordt over God gesproken:
Jodendom à Tenach theologie: de mens heeft niets ter beschikking behalve de eindige
Christendom à Bijbel menselijke taal: “uitspraken over God zijn waardeloos”
Islam à Koran = als m’n iets zegt over god, maakt men gebruik van menselijke woorden
en eigenschappen.
= theologen vinden hier geen oplossing voor en concluderen dat spreken over God onbegrijpelijk en
waardeloos is
= met menselijke taal kan enkel over binnenwereldse werkelijkheden spreken MAAR: niet alle geleerden
zijn het hierover eens !!
Vier types van pogingen om tot een oplossing te komen:
1. Het religieuze taalgebruik is equivoque met betrekking tot God en de schepselen
Via negativa (de ontkennende weg)
= men zegt enkel dingen met betrekking tot God die ontkennend zijn (Vb: God bestaat niet)
= equivoque
, 2. Het religieuze taalgebruik is univoque met betrekking tot God en met betrekking tot de
schepselen
Via affirmativa (de bevestigende weg)
Bepaalde woorden (zoals “goed”) betekenen voor zowel God als voor de mens hetzelfde
= gebaseerd op het geloof in de schepping van God en in het bijzonder de schepping van de mens
‘de mens in beeld en gelijkenis van God’
3. Het religieuze taalgebruik is analoog
Via analogiae (de overtreffende weg)
Spreken over God moet als analogie worden begrepen
= veronderstelling dat God de oorzaak is van schepselen en dat er om die reden een gelijkenis is
tussen God en de schepselen
= woorden mogen gebruikt worden voor God en voor schepselen, maar gelden in de eerste plaats
voor God en dan pas voor schepselen
Men vergelijkt niet God met de schepselen, maar de schepselen met God
= wordt soms uitgedrukt door “al” toe te voegen: almachtig, algoed, alwetend
4. De religieuze taal is metaforisch en symbolisch
2de helft 20ste eeuw: “Erkenntnistheorie” van Kant legt de nadruk op het onderzoeken van kennis
en van de mogelijkheidsvoorwaarden van kennis
= we gaan ons afvragen hoe we over kennis kunnen spreken, wat we kunnen weten en hoe
kennis tot stand komt
Kant: mensen zijn actieve deelnemers aan het kennisgebeuren: nadruk op de subjectief
kennende mens in het centrum van die benadering
o Nieuwe theologie over het spreken over God:
Spreken over God wordt beklemtoont door Godsbeelden: de enige kennis over God is de
kennis die tot stand komt door beelden van God
= belang: onderscheid tussen de ware God en de afgoden
Ware God: God die er is voor iedereen
Afgoden: bestaan voor de belangen van bepaalde individuen of groepen
o De centrale plaats van de hermeneutiek
= de studie van de mogelijkheidsvoorwaarden van symbolische communicatie (Romantiek)
= betrokken op het menselijk bestaan (20ste eeuw door M. Heidegger en H. Gadamer)
= verhelderd in de woorden van S.Schneiders (p. 24)
“Understanding is our existential participation in the world…”
Interpretatie: niet “wat betekent deze tekst”, wel “wat beteken ik voor deze tekst”
“Wie zal ik worden in dialoog met de wereld die deze tekst projecteert?
Interpretatie van de taal: nadruk op representatie/ vertegenwoordiging voor het menselijke
bestaan: de mens is in staat iets ‘als’ iets anders te verstaan
“Zijn” = “Hermeneutisch zijn”
“Bestaan” = “Interpreterend bestaan”
De nadruk op godsbeelden, wereldbeelden en mensbeelden komt nu centraal te staan
“Mens” = “Homo hermeneuticus”
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper julieempereur. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.