Medische bacteriologie 1:
1 INLEIDING:
1.1 Taxonomie binnen de bacteriologie:
Terrein van de medische microbiologie:
Micro-organismen die zich aangepast hebben aan de mens:
1) Commensale flora: normaal onschadelijk, aangepast aan de leefomstandigheden bij de mens.
2) Transiënte omgevingsflora: regelmatig terug te vinden, maar vestigen zich niet in de mens.
3) Opportunistische pathogenen: schadelijk door virulentiefactoren.
Classificatie van micro-organismen:
Morfologische classificatie:
Filamenteuze bacteriën: 3 geslachten:
A. Actinomyces: G +, Niet zuurvast, Anaëroob
B. Nocardia: G +, Zuurvast (tegen zuur bestand) Aëroob
C. Streptomyces: G +, Niet zuurvast, Aëroob
Echte bacteriën:
A. Kokken:
Streptokokken (G +): rijen kokken
Stafylokokken (G +): trossen kokken
Tetraden: per vier
Sarcinae (G +): per 8 kubus
Neisseria (G -): boonvormig
Veillonella (G -): diplokokken
B. Bacillen:
Zuurvaste: Mycobacterium tuberculosis
Gram + sporevormers:
i. Bacillus (aëroob)
ii. Clostridium (anaëroob)
Gram + niet sporevormers:
i. Corynebacterium
ii. Lactobacillus
iii. Listeria
Gram – staven: Enterobacteriaceae
C. Vibrio’s (G -): Vibrio cholerae
D. Spirillen (G -): Campylobacter spp., Helicobacter pylori
E. Spirocheten (G -):
Borrelia burgdorferi
Treponema pallidum
Leptospira spp.
1
,Biochemische classificatie:
o Reincultuur: cultuur van bacteriën die allemaal van dezelfde cel afstammen en wanneer men een
vloeibare bouillon ent vanuit geïsoleerde kolonie.
o Species: soort, kleinste groepering van bacteriën met dezelfde eigenschappen.
o Stammen: culturen van een soort, primair geïsoleerd uit hun natuurlijke omgeving, die geen
onderling verband hebben.
o Isolaten: men kan verschillende isolaten van een bepaalde stam isoleren.
o Biotypen of variëteiten: biotypen verschillen van elkaar in kleinere, minder belangrijke
biochemische reactie.
o Serotypen: bij gram – gaat het over een verschil in LPS-laag.
o Bergey’s manual: boek dat overzicht geeft van bacteriën ingedeeld volgens biochemisch
classificatiesysteem.
o ATCC: American Type Culture Collection
Fylogenetische classificatie:
Indeling van bacteriën waarbij de GC-AT verhouding wordt bepaald. Men kijkt naar de evolutieve
verwantschap tussen bacteriën onderling.
1.2 Principes van ziekte en epidemiologie en microbiële
mechanismen van pathogeniciteit:
Principes van ziekte en epidemiologie:
Pathologie: studie van ziekte omvat:
Etiologie: ontstaan/oorsprong van de ziekte
Pathogenese: ontwikkeling ziekte
Kolonisatie: aanwezigheid van m.o. op oppervlakken, zonder sprake van ziekte.
Infectie: invasie en groei van pathogene m.o. in het lichaam van de gastheer.
Infectieuze ziekte: verandering in gezondheidstoestand na infectie.
Pathogeniciteit: ziekteverwekkend vermogen van een m.o.
Virulentie: graad van pathogeniciteit
Normale flora:
In utero zijn zoogdieren kiem vrij, de kolonisatie gebeurt na de geboorte.
Normale flora: voortdurend aanwezig Transiënte flora: slechts enkele dagen aanwezig
Relatie tussen de gastheer en de normale flora:
Principe = microbieel antagonisme: bescherming tegen pathogenen. De normale biota verhindert
pathogenen om een ziekte te veroorzaken (kolonisatieflora).
Symbiose: m.o. leven samen met de mens omwille van uitscheidingsstoffen:
- Commensalisme: het m.o. heeft voordeel en de gastheer ondervindt geen hinder.
- Mutualisme: zowel m.o. als gastheer hebben voordeel.
- Parasitisme: het m.o. heeft voordeel te koste van de gastheer.
Opportunistische micro-organismen:
Commensale opportunisten: bij normale omstandigheden zijn ze niet schadelijk, maar onder
bepaalde omstandigheden kunnen ze infecties veroorzaken.
Het optreden van een ziekte:
Incidentie: geeft # zieken in de bevolking binnen een bepaalde periode.
Prevalentie: fractie van bevolking die op bepaald moment aan een ziekte lijdt.
Endemische ziekte: ziekten constant aanwezig in de populatie.
Epidemische ziekte: op een bepaald moment veel zieken.
Pandemie: ziekte verspreid op wereldschaal.
2
,Soorten infectieuze ziekten:
Overdraagbare aandoening of ziekte: directe of indirecte overdracht van de ene gastheer op de
andere.
Besmettelijke aandoening of ziekte: verspreid makkelijk van de ene persoon naar de andere.
Niet-overdraagbare aandoening of ziekte: kan niet overgedragen worden van de ene naar de
andere gastheer.
Soorten infecties op basis van de betrokkenheid van de gastheer:
- Lokale infectie: abces
- Systemische infectie: verspreiding via bloed en lymfe
- Bacteriëmie: bacteriën in bloed
- Septikemie: sepsis: bacteriën in bloed die zich vermenigvuldigen
- Primaire infectie: eerste infectie van gastheer
- Secundaire infectie: infectie als gevolg van een verzwakte weerstand door een primaire
infectie
De verspreiding van een infectie:
Reservoir: persoon, dier of object met geschikte omstandigheden voor
het m.o. om te overleven en te delen.
Humane reservoir: zieke mensen en dragers
Dierlijke reservoir: zoönose = ziekte die van dier op mens kan
worden overgedragen.
Niet levende reservoirs: water en aarde
Portes de sortie: uitgang waarlangs het m.o. de gastheer verlaat.
Luchtwegen
G.I. tractus
Uro-genitale tractus
Huid
Bloed
Portes d’entrée: route waarlangs een pathogeen toegang verkrijgt tot het lichaam.
Slijmvliezen (mucosa)
Huid
Parenterale weg (bloedbaan): injectie, operatie, wonde, beet,..
Overdracht van de ziekte (transmissie):
Contact-overdracht:
o Direct: aanraking
o Indirect: fomiet (voorwerp)
Druppeloverdracht: hoesten, niezen, praten (tot 1,5m) bv.: Mycobacterium, Pseudomonas,
griepvirus,…
Vehikel-overdracht: door een medium bv.: water, lucht,…
Vectoren: insecten
Nosocomiale infecties:
Infectie verworven tijdens verblijf in het ziekenhuis of andere verzorgende instelling =
ziekenhuisinfectie. 5 tot 10% van gehospitaliseerde patiënten doen een ziekenhuisinfectie op. Dit
door verhoogde vatbaarheid, verzwakte en zieke mensen en invasieve ingrepen. Ook het veelvuldig
gebruik aan antibiotica kan een oorzaak zijn.
3
, VIRULENTIE FACTOREN
1.3 Microbiële mechanismen van pathogeniciteit:
Het binnendringen van m.o. in het lichaam: beïnvloedende factoren en
mechanismen:
Er is niet altijd sprake van ontwikkeling van een ziekte. Als een bact. langs de geschikte porte
d’entrée binnendringt kan die zich vasthechten en vermenigvuldigen = kolonisatie.
Invloed van de porte d’entrée:
Verschillende soorten pathogene bact. vereisen verschillende soorten ingangspoorten.
Het aantal binnendringende micro-organismen:
De virulentie kan worden weergegeven:
LD50 = Lethale Dosis voor 50% gastheren
ID50 = Infectieuze Dosis voor 50% gastheren
Het getal is afhankelijke van de experimentele condities van de gastheer,
kiem of toxine. Mechanisch verwijderen van pathogene kiemen om te
beschermen tegen ontwikkeling van de ziekte kan door: ontsmetten van open wonden, regelmatig
plassen bij beginnende blaasontsteking, spelen van neus met fysiologische zoutoplossing bij
beginnende oorontsteking.
Adherentie:
Microben gaan zich vasthechten via adhesines (glycoproteïne of lipoproteïnen) aan receptoren in het
gastheerweefsel. Meest kiemen zijn gastheer specifiek omdat enkel deze gastheren de geschikte
receptoren bezitten.
Kapselvorming:
Een kapsel kan het bacterie beschermen tegen fagocytose door macrofagen.
Bv.: Streptococcus pneumoniae, Klebsiella pneumoniae en Haemophilus influenzae.
Componenten in de celwand:
Bepaalde moleculen in de celwand kunnen zorgen dat de bacterie invasiever is:
M proteïne van Streptococcus pyogenes veroorzaakt afschilfering van de huid.
Proteïnen in celwand kunnen adherentie bevorderen of fagocytose verminderen.
Enzymen:
Bezit van een aantal specifieke enzymes kan zorgen dat de bacterie makkelijker kan binnendringen of
afweermechanismen omzeilen.
- Hemolysines: lyse RBC
- Coagulase: bescherming van lokale infectie door klontervorming. Fibrinogeen fibrine en
beschermt zo de bacterie tegen afweermechanismen van de gastheer.
- Kinasen: breekt fibrine af
- Hyaluronidase: breekt hyaluronzuur af
- Collagenase: breekt collageen af
Interactie met cytoskelet van de gastheer:
Salmonella produceert invasines, eiwitten die zorgen dat actine van het cytoskelet een mand vormt
die de bacterie in de cel zal brengen.
Intrinsieke vermenigvuldigingskracht:
Een stam met korte generatietijd zal sneller zorgen voor groot nageslacht = sneller kolonisatie.
Endosporenvorming:
Endosporen kunnen terecht komen in de gastheer en overgaan naar vegetatieve cyclus waarna
ziekte volgt. Bv.: Clostridium
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper juliecarteus. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.