Ethologie hond
Evolutie en domesticatie
Hondachtigen = canidae
Genus Canis en Genus Vulpus (wildere honden)
Allen 78 chromosomen
Honden hebben een behoorlijke relatie met wolven, maar ook met andere vosachtige dieren. Het is
ook de eerste diersoort die gedomesticeerd is door de mens. Ongeveer 24.000 jaar geleden waren ze
al bij de mens (mogelijk nog langer geleden). Er wordt nog gediscussieerd over wie nou echt de
voorouders zijn. Ze hebben een gedeelde voorvader van de wolf (niet duidelijk over de hybridisatie,
dit kunnen ze nog steeds, dus het zal vast gebeurd zijn in de loop van de tijd). De afsplitsing van wolf
en hond is al heel lang geleden. De domesticatie van de hond is op verschillende plaatsen
onafhankelijk. De mens levert een regelmatigere voedselbron. De hond is meer omnivoor dan de
wolf omdat het aantal genen verschillend is tov wolf die zetmeel vertering en glucose mogelijk
maken.
Hoogstwaarschijnlijk is de domesticatie op verschillende plaatsen en bij verschillende diersoorten
gedaan. Er is te weinig kennis van om te zeggen hoe het precies gelopen is. Het voedsel voor de
wolf, was de sedentaire levenswijze van de mens een permanente voedselbron (het zorgde voor
ratten en klein wild). Ze aten afval van de mens.
Wolven, of pre-honden, zijn echte vleeseters, en honden zijn meer omnivoor en ze kunnen in
principe vegetarisch worden opgevoed. Honden kunnen tot 10 dagen niet eten.
Er wordt veel afgevraagd in hoeverre wolven en honden nog met elkaar verwant zijn. In hoeverre
fenotypische veranderingen en zijn er ook genotypische veranderingen.
Voor de meeste rassen is er enorm erg doorgefokt, met allerlei problemen. De meeste rashonden
hebben dan ook enorm grote problemen. Enorme kunstmatige selectie op uiterlijk.
Eerst werden ze specifiek geselecteerd op jagen, waken of hoeden. Deze rassen voeren net na de
geboorte al het gewenste gedrag uit omdat ze er genetisch op aangelegd zijn. Nu wordt er vooral
op uiterlijk geselecteerd.
Bij honden wordt er heel erg gekeken naar dat ze erg sociaal zijn. Bepaalde rassen worden ook op
gedragskenmerken gefokt. Op een aantal rassen wordt er op ‘sociaal’ gefokt. Er is onderzoek naar
gedaan (speelsheid, nieuwsgierigheid, sociale vaardigheden en schrik). Als je over alle rassen heen
ging kijken, waren er niet echt verschillen tussen de rassen, maar binnen de rassen zijn wel grote
verschillen. Er kan niet worden gezegd dat er sociale rassen zijn, maar binnen rassen zijn er wel hele
sociale en minder sociale dieren. De gemiddelden liggen nog wel meer naar de sociale kant, dan
naar de andere kant. Het gaat meer op individueel dan op soortniveau.
Er zijn heel veel dieren die bepaalde raskenmerken zouden hebben. In het gebied van agressieve
honden, wordt er in bepaalde landen gezegd dat bepaalde rassen niet gefokt mogen worden, of
altijd een muilkorf op moeten hebben. Er is onderzoek naar gedaan. Het lijkt er sterk op dat er
manieren zijn om in het DNA te herkennen wat de uitgaansrassen zijn, en dat het blijkt hoe het dier
eruitziet, dat dat niet altijd erg overeenkomt met wat voor rassen erin zit. Er kan worden afgevraagd
of zo een wetgeving werkt. Een hond kan er dus uitzien als een staffordshire maar in het DNA is het
50% een labrador.
Voor genetische afwijkingen is dit gunstig.
Voor het identificeren van een dier is dit ongunstig
In hoeverre zijn wolven en honden gelijkaardig qua gedrag: er wordt veel onderzoek naar gedaan.
Roedels in gevangenschap zijn kunstmatig samengesteld. Ze hebben elkaar niet gekozen. In een
, wolvenroedel in gevangenschap, hebben de mannetjes en de vrouwtjes een aparte rangorde, is er
een dominant koppel en alleen zij planten zicht voort, en er wordt veel lichaamstaal gebruikt voor
communicatie. Er wordt veel geritualiseerd gedrag gebruikt om gevecht tegen te gaan.
Wolven: Roedels in gevangenschap, van wild naar stabiele roedels.
In wild dominant koppel met eerste toegang tot bron, alleen zij planten zich voort, lichaamstaal (alfa
status bewaken), bij gevechten wint alfa.
In stabiele roedels: alleen alfa reu en teef planten zich voort, wel lacteren anderen, jongen trekken
na 1,5 jaar naar nieuw gezin, geen alfaleiders, samenleven met jongen in gezinsverband, geen
rangorde gevechten, wel gevechten tussen niet-verwante roedels (op leven en dood).
Familiemodel: Wolven leven samen op basis van wederzijds affectief gedrag. Het concept sluit geen
hiërarchische/ dominante relaties uit maar de ouders worden gezien als leiders die door meer
ervaring en sterkte meer controle hebben en beslissingen nemen.
Wild levende honden: Losse verbanden, geen roedels of families. Ontmoeting met niet-verwanten:
begroeting en conflict vermijdende signalen. Man grotere actieradius dan vrouw. Geen verschil
sociale contacten man en vrouw, alle vrouwen planten zich voort. Intacte vrouwen en gecastreerde
mannen meer sociale contacten dan gecastreerde mannen en intacte vrouwen. Veel meer agressie
ook tijdens het eten. Mannetjes en vrouwtjes lopen niet vaak bij elkaar.
Bij wolven hebben de jonge vrouwtjes een schijnzwangerschap om de jongen te voeden als de alfa
teef weg gaat om te jagen. De jongen wolven krijgen zelf geen jongen, maar ze hebben wel een
schijnzwangerschap. Dit is een reden waarom de gedomesticeerde hond ook nog wel eens
schijnzwanger wordt. Bij honden is het minder duidelijk hoe het werkt binnen een roedel met
schijnzwangerschap.
Als er overlast is, worden de dieren gevangen, gecastreerd/gesteriliseerd, en weer vrijgezet. Ze
leven verwilderd, maar kunnen ze zich niet meer voortplanten. Er is ook een verschil met interactie
tussen intacte en niet-intacte mannetjes en vrouwtjes.
Sociale structuur & sociaal gedrag:
Wolven
- Groepsverband verwante wolven
- Tussen roedels zo min mogelijk interactie; bij ontmoeting vaak gevechten op leven en dood
Honden
- In groep levende honden: losse verbanden en geen stabiele roedels of familiebanden
- Ontmoeten met niet verwanten honden: begroetingsrituelen en conflict vermijding
signalen
- Kunnen meestal niet aangeraakt worden de puppy’s kan je wel tam maken.
Sensorische systemen en basiscommunicatie
Zicht
Het gezichtsvermogen is over het algemeen heel erg goed. Bij de geboorte kunnen ze nog niet zien,
maar het ontwikkelt redelijk snel. Als je ze in de eerste 5 weken heel erg in het donker houdt (in die
periode moeten de connecties in het brein gemaakt worden) dan krijgen ze fysiologische en
structurele permanente schade.
Het gezichtsveld van de hond is heel speciaal. Het hangt af van hoe ze gefokt zijn en hoe de neus in
de weg zit en de ogen in de kop geplaatst zijn. Er is een duidelijk rasgebonden verschil.
Hoe het gezichtsvermogen precies werkt, komt bij veterinaire fysiologie. Er zijn bij rassen nog
verschillen over hoe scherp ze zien en hoe ze bewegende objecten kunnen herkennen. Honden
hebben ook een tapetum lucidum. Dit gaat op korte afstand ook ten koste van de scherpte en diepte.