Wereldgeschiedenis van België
Inleiding
1. Waarom een historisch perspectief? Hoe gaat een
historicus te werk?
De geschiedenis wordt voortdurend te pas en te onpas op publieke media ingeroepen als houvast én als richtsnoer
voor mens en maatschappij. Een academische reflectie over het verleden is dan ook geen sinecure, omdat iedereen
elkaar voortdurend over de inhoud en interpretatie van dat verleden lijkt tegen te spreken.
Dé geschiedenis bestaat niet
De academisch geschoolde historicus schrijft en spreekt over het verleden volgens bepaalde wetenschappelijke
‘spelregels’, die uiteraard zelf zijn veranderd doorheen de tijd. Hier is neerslag van in boeken, artikels, lezingen,
cursussen, documentaires,…
Er zijn steeds drie terugkerende fases:
1. Actief op zoek gaan naar ‘bronnen’ of getuigenissen/sporen : traditioneel werkt de historicus met
geschreven bronnen, en voor meer eigentijdse periodes zoekt men naar audiovisuele en digitale sporen
2. Het oefenen van de nodige historische kritiek : Alle nog resterende bronnen kunnen dienstig zijn om de
geschiedenis te schrijven, maar ze kunnen niet om op het even welke manier worden gebruikt of
geïnterpreteerd. Elke bron wordt op zijn waarde getoetst, en onderworpen aan interne en externe kritiek;
had de opsteller van de bron voldoende kennis om de gebeurtenissen te begrijpen en te kaderen? De
informatieve waarde, de intentie en effecten kunnen verschillen van bron tot bron
3. Vandaag spreekt de academisch geschoolde historicus niet enkel over het verleden, maar doet hij evenveel
verslag over zijn/haar werkwijzen, gebruikte methodes, selectie- en interpretatieproces, (kunst)ingrepen,…
om tot een bepaalde uitspraak over dat verleden te komen: Dit is nooit een passief proces. Men spreekt
liever over de fase van constructie (i.p.v. reconstructie) ; reconstructie impliceert een passief proces. De
historicus maakt een weloverwogen abstractie van het verleden.
Historiografie/theoretisch-historische reflectie over het verleden = Het proces waarbij historici bestuderen hoe men
in het verleden naar verleden gebeurtenissen keek.
2. Het tijdvak: het ontstaan van de ‘moderne’ samenleving
Einde 18e eeuw: breukmoment in de geschiedenis waarin de basis is gelegd voor de ‘moderne’ samenleving. Op
verschillende domeinen van de menselijke samenleving vonden ingrijpende veranderingen plaats die een impact
hadden op de samenleving, de menselijke verhoudingen en het individu. Een onderscheid tussen transities en
transformaties wordt gemaakt.
Transities = hebben een fundamentele impact op langere termijn, zijn onomkeerbaar en beïnvloeden verschillende
domeinen van het maatschappelijk leven
, 1. Demografische transitie: beschrijft de overgang van een samenleving met een hoge nataliteit én een hoge
mortaliteit naar een samenleving met een lage nataliteit en mortaliteit. Ging gepaard met belangrijke
processen van migratie en verstedelijking, jongeren verlieten het platteland
2. Transitie van economische aard: dankzij het industrialiseringsproces veranderde de economie van een
kleine wareneconomie, waarbij gilden en ambachten het economische leven bepaalden en het
handelskapitalisme domineerde, naar een economie, waarin de industrie en de fabrieken het economische
zwaartepunt werden.
- Golf van technologische verbeteringen en gebruik van fossiele brandstoffen einde aan periode
waarin het merendeel van de bevolking tewerkgesteld was in de landbouw
- Economische leven werd niet langer bepaald door de agrarische productie en de voedselprijzen, maar
door de ontwikkelingen in de industriële en financiële sector
- Stijging van arbeidsproductiviteit en fundamentele veranderingen in tewerkstelling
- Ongelijkheid tussen landen en de kloof tussen de industrielanden en de landen die een trager tempo
kenden van industrie werd groter
3. Politieke transitie: Van een immobiele ‘standenmaatschappij’, waarbij de rechten en plichten van
individuen verbonden waren met de stand waartoe men behoorde, evolueerde de Westerse samenlevingen
naar democratieën.
- Vorming van natiestaten, waarin de parlementen het politieke en wetgevend centrum werden: begon
met Amerikaanse revolutie; was een inspiratiebron voor FR in 1789
- Rol van staat in maatschappelijke leven groeide
- Ingrijpende herverdeling van mach binnen staten ten koste van de bestuurlijke en politieke rol van
lokale overheden en steden die tijdens het Ancien Regime de macht in handen hadden
- Verlichting is gesitueerd in 18e E, maar ging ook terug tot eerdere ontwikkelingen in de wetenschap en
het wetenschappelijk denken tijdens de 16e en 17 eeuw.
- Nieuwe verantwoordelijkheden
- Toename van scholingsgraad en alfabetisering
o Onttovering van de wereld en deconfessionalisering: religie werd geprivatiseerd, werd
soberder en een meer individuele beleving
- Stijging van agrarische productiviteit meer mensen gevoed sterke bevolkingsgroei
- Verbeterde transport- en communicatiemiddelen toenemende mobiliteit van goederen en mensen
4. Sociale transitie: Gemeinschaft (sterk lokaal gemeenschapsgevoelen, hoge mate van harmonie en
solidariteit) Gesellschaft (individualisering en fragmentatie)
Veel continuïteit én discontinuïteit.
Nu praat men over revolution of the early modernists: simplistische moderniseringsmodel wordt in vraag
gesteld en men vraagt aandacht voor de dynamische ontwikkelingen en veranderingen voor 1800
Ontwikkelingen zijn niet altijd lineair en progressief – Charles Tilly
3. De ruimte: De westerse samenleving, en de
ontwikkelingen in de Zuidelijke Nederlanden en België
in het bijzonder
Samenlevingen zijn voorbeelden van een bepaald maatschappijtype, omdat zij een aantal kenmerken gemeen
hebben die hen onderscheidden van andere samenlevingen.
- Toename van globalisering
- Toenemende aanbod van transportmogelijkheden
, - Intensiverende globale contacten
Als klein land was de invloed van de internationale gebeurtenissen op de geschiedenis van België zeer groot. Het is
centraal geleden, en beschikt bovendien over goede verbindingen over land en zee. De onafhankelijk werd pas
verworven in 1830 na een bijzonder turbulente periode, waarna België zich ontpopte tot een typevoorbeeld van de
liberale natiestaat.
4. De benadering
Wij zoemen in op de historische complexiteit van breed maatschappelijke en mondiale transitieprocessen van
politieke en sociaaleconomische aard. Deze historische verbondenheid of ‘constellatie’, krijgt uiteindelijk een zeker
historisch gewicht – ze wordt ‘pad-afhankelijk’.
Drie verweven of vervlochten spanningsgebieden:
1. Welvaart: vertrekpunt van de economische geschiedenis. Studie naar de organisatie van een
productiestructuur of systeem dat genoeg goederen en diensten voorziet om de groei van de bevolking op
te vangen
2. Macht: vertrekpunt van de politieke geschiedenis: studie van de organisatie en vorming van een
staatsstructuur of systeem, die toegang of medezeggenschap tot macht gaat regelen.
3. Risico’s: vertrekpunt van sociale geschiedenis:
Deze drie basisproblemen staan in een vervlochten, of wederkerige driehoeksrelatie tot elkaar: de vergroting van
politieke macht kan zo de risico’s op staatsontsporing en dictatuur vergroten.
4. Mentale constructies: Vertrekpunt van culturele geschiedenis: in elk probleemveld handelen mensen op
basis van mentale constructies: ideeën, mentaliteiten, ideologieën, gewoontes, overtuigingen,
geloofsopvattingen,… Mentale constructies ontstaan door een bepaalde schikking van de welvaart, macht
en risico’s.
5. De achtergrond: de ontwikkeling van de geschiedenis
De sociale geschiedenis is een vrij jonge wetenschappelijke deeldiscipline. Gedateerd uit de tweede helft van de
negentiende eeuw. Ontwikkelingen werden in grote mate afgeleid uit de daden en de wetgeving van de vorsten, de
regeringsleiders en de generaals.
Het ontstaan van de industriële samenleving tijdens de negentiende eeuw bracht echter ook allerlei maatschappelijke
spanningen met zich mee: nieuwe sociale groepen kwamen op, zoals de fabrieksleiders: de rangorde in het
maatschappelijke leven verschoof.
Friedrich Engels (= vriend van Karl Marx) : sociale geschiedenis = geschiedenis van arbeidersbeweging: klaagde
mistoestanden en de uitbuiting van arbeiders aan in diverse werken. Ook de morele ondertoon van dergelijke studies
stootte heel wat historici af
Toch kenmerkt deze emancipatorische onderstroom nog steeds het sociaalhistorisch onderzoek. In de jaren 1970
kreeg men zo meer aandacht voor bepaalde etnische en seksuele minderheidsgroepen, met als doel een bijdrage te
leveren tot de emancipatie van die achtergestelde groepen.
G.M Trevelyan : definieerde sociale geschiedenis als de geschiedenis van ‘the daily life of inhabitants of the land in
past ages’
Beide benaderingen kwamen voort uit de behoefte om de maatschappelijke veranderingen beter te doorgronden.
, Sociologie en geschiedenis hebben interesse in de samenleving als geheel en in het menselijk gedrag en de
intermenselijke verhoudingen gemeen. Terwijl in de sociologie over het algemeen de nadruk ligt op generalisaties in
verband met de structuur en de ontwikkeling van de samenleving, benadrukt de historicus de verschillen tussen
samenlevingsvormen. Historicus heeft ook meer aandacht voor de verandering die plaats grepen doorheen de tijd.
Het gevaar van de sociologische benaderingswijze is dat men generaliseert over de samenleving op basis van de
hedendaagse samenleving of discussieert over sociale veranderingen zonder oog te hebben voor het
langetermijnperspectief, continuïteiten en uitzonderingen.
Niet alle elementen die het maatschappelijke evenwicht bedreigden brachten op langere termijn schadelijke
maatschappelijke gevolgen teweeg. Vaak waren zij een noodzakelijke voorwaarde voor maatschappelijke
verandering.
Sommigen legden hun actieradius wel bijzonder ver in de tijd terug. Immanuel Wallerstein = goed voorbeeld
Franse Annales-school = groep van historici die zich al tijdens het interbellum verzamelde rond het tijdschrift
Annales: sociétés, économies, civilisations, maar die vooral in de jaren 60 een ruime aanhang heeft gevonden. Zij
keerden zich af van de traditionele geschiedschrijving.
De moderne sociale geschiedenis wordt vaak omschreven als structurele sociale geschiedenis. Historici puurden uit
het sociologisch theoretisch gedachtegoed de idee dat ‘sociaal’ betrekking heeft op het volledige intermenselijke
handelen van individuen.
Er is nu aandacht voor de sociale stratificatie, de gelaagdheid van de maatschappij, en voor thema’s zoals sociale
mobiliteit.
De politieke geschiedenis ging zich dan op haar beurt inspireren bij de sociale geschiedenis.
Tijdens de laatste twee decennia is er bovendien sprake van een duidelijke toenadering of wederzijdse beïnvloeding
tussen de sociale en politieke geschiedenis en de cultuurgeschiedenis en later ook de culturele antropologie.
Linguistic Turn = de groeiende sensibiliteit voor het menselijk handelen in zijn brede betekenis verscherpte
bovendien de gevoeligheid voor de historische en de geconstrueerde natuur van de concepten die we gebruiken.
Via de ontleding van het politiek discours kwam er aandacht voor de vorming van identiteiten, van een nationaal
besef en nationale verbondenheid, van burgerschap.
Om inzicht te krijgen in de economische, politieke en maatschappelijke veranderingen is het noodzakelijk om de
veranderingen en de verhoudingen met de rest van de wereld te doorgronden.
Deel 1. Demografische ontwikkelingen in historisch
perspectief
De groei van de wereldbevolking is ongelijk verdeeld over verschillende continenten. De demografische
ontwikkelingen hebben implicaties op diverse domeinen van het leven. Op wereldschaal bepalen de demografische
ontwikkelingen ook mee de economische verhoudingen en politieke evenwichten tussen landen en werelddelen.
Nog belangrijker is de oorzaken en gevolgen van deze demografische ontwikkelingen te begrijpen, en zo ook de
verschillen tussen werelddelen, landen en regio’s te verklaren.