Samenvatting Materialenleer
1. HOUT
Dwarsdoorsnede van een stam
Van buiten naar binnen zien we:
Schors: de afgestorven verkurkte bast. De schors beschermt de boom voor invloeden van
buiten (aantasting, vorst).
Bast: een vrij dunne laag weefsel dat de voedingsstoffen (suikers die in de bladeren van de
boom met behulp van zonlicht, bladgroen en koolzuur uit de lucht zijn gevormd) in water
popgelost naar de wortels transporteert.
Cambium of teeltlaag: waar door celdeling de groei van het hout (bast en spint) plaatsvindt.
Het cambium zorgt in ons klimaat voor de groeiringen (verhouten)
Spinthout: het levende deel van een boom, dat uit een aantal groeiringen bestaat. Het spint is
in de levende boom zeer rijk aan water en voedsel omdat door dit hout het transport van water
plaatsvindt van de wortels naar de kruin.
Kernhout: op zeker moment sterft het spinthout aan de "binnenzijde" af en ondergaan de
groeiringen een verandering, het zogenaamde verkernen. De kern heeft vaak een donkerder
kleur dan het spint.
Hart: bruin sponsachtig weefsel, enkele mm
Verkernen
Het cambium produceert steeds nieuwe houtvezels over de reeds bestaande, zodat de
boom daarbij steeds dikker wordt. Tijdens de jonge leeftijd van de boom neemt de bladkroon
sterk toe in volume, dit ongeveer in verhouding tot de stam hout die haar moet dragen en
voeden. Op een bepaald ogenblik vermindert in verhouding de ontwikkeling van de
bladkroon ook al worden steeds nieuwe houtlagen gevormd, zodat het saptransport
overbodig wordt in een gedeelte van de stam, in feite het oudste gedeelte: de kern. De
sapstroom houdt daarin dan ook geleidelijk op en de kern wordt droger. Men noemt dit
proces “verkerning”.
,Spinthout VS kernhout
Het spinthout is dus het buitenste licht gekleurde deel van de boom.
Het kernhout is het binnenste, meestal donkerder gekleurde deel van de boom.
Soorten snijvlakken
Kops gezaagd hout:
(=transversaal vlak) wordt bekomen door een doorsnede loodrecht
op de as van de boom. Op het dwarsvlak zijn de groeiringen
zichtbaar als concentrische ringen.
Men ziet ringen (of een deel ervan) op de plank.
Kwartiers gezaagd hout:
(=radiaal vlak) wordt bekomen door een lengte doorsnede,
waarvan de richting samen loopt met deze van een straal (radius).
Men ziet eerder verticale strepen op de plank.
(deze plank zal minder ‘werken’ of krom trekken)
Dosse gezaagd hout:
(=tangentiaal vlak) wordt bekomen door een lengte doorsnede die
loodrecht loopt op deze van een radiaal vlak. Het tangentiaal vlak is
dan scherp afgetekend wanneer het voldoende verwijderd is van de
as, zoniet benadert het, het uitzicht van een radiaal vlak.
Men ziet eerder ‘vlammen’ op de plank.
Soorten weefsels
a) steunweefsel: geeft de boom stevigheid
b) transportweefsel: vervoert de ruwe sappen uit de grond naar
de bladeren
c) voedselopslagweefsel: gaat voedsel opslagen en
verdelen op
het ogenblik dat de boom het nodig heeft
(omgezet sap).
Opbouw hout
Groeiringen
De boom neemt dus in dikte toe door de werking van het cambium dat nieuwe cellen doet
ontstaan tussen hout (kern + spint) en bast. Bij elke groeiperiode ontstaat een nieuwe laag
houtcellen tussen hout en cambium; deze lagen zijn meestal duidelijk zichtbaar op een
dwarsdoorsnede van een boom als concentrische banden. Men noemt hen groeiringen.
, Vroeghout en laathout
Groeiringen zijn meestal zichtbaar omdat de boom door de seizoenen rust- en
groeiperioden kent. De groeiperioden vallen samen met gunstige klimaatsvoorwaarden,
rustperioden met ongunstige klimaatsvoorwaarden.
Hierdoor vallen zij niet samen over de hele wereld: in onze streken heeft de groei plaats
in de lente en zomer; in bepaalde tropische streken waar afwisselend regenperioden en
droge perioden met zeer hoge temperatuur voorkomen, heeft de groei plaats in de
regenperioden.
Het hout dat in het begin van de vegetatieperiode gevormd werd, noemt men “vroeghout”
of “lentehout”. Na deze periode van sterke vegetatie vermindert de aangroei, de vaten
worden kleiner en de tracheïden smaller met meer verdikte wanden. Dit hout noemt men
“laathout” of “zomerhout”. Dus vooral te zien in het kleurverschil.
Groeiringbreedte
Op gelijk welk stuk hout is het duidelijk dat de breedte van de
groeiring sterk kan verschillen. Vocht, warmte en zon, rijk
voedsel in de bodem bevorderen de aanwas; koude,
droogte en gebrek aan voedsel en licht beperken de aanwas. Dus tijdens een gunstig
jaar wordt veel hout gevormd, en worden brede groeiringen worden gevormd; tijdens een
ongunstig jaar zijn de groeiringen smal.
Sterkte en hardheid van het hout hangen grotendeels af van de dikte van groeiringen.
Houtgebreken
Dubbelhart
Een stam kan een zijtak gevormd hebben, die even dik wordt als de stam.
De boom vertakt zich dan als het ware op bepaalde hoogte en vormt zo een
reusachtige vork. Wanneer men de boom nu aan de basis van de vork doorzaagt, dan
vindt men twee afzonderlijk kernen.
Draaigroei
De draad van de diverse houtsoorten kan verschillend zijn, maar het
verloop van de draad in één houtsoort is dikwijls typisch hetzelfde. Aan
dit verschillend draadverloop heeft een houtsoort voor een groot deel zijn
karakteristieke technische eigenschappen te danken, zoals bijvoorbeeld
zijn splijtbaarheid of zijn weerstand tegen het splijten, zijn splijtsterkte
Kwasten
, Kwasten kan men eigenlijk niet tot de houtgebreken rekenen. Om te kunnen leven heeft
de boom nu een maal de takken nodig, die later, als de stam wordt opgezaagd, te zien
zijn als kwasten.
Wanneer een knop uitloopt dan zal het cambium (de groeilaag) van de stam zich ook
gaan uitstrekken over de zijtak. Zo’n tak, die eerst nog maar een klein dun stengeltje
was, wordt steeds dikker. Door de werking van de groeilaag, die steeds nieuwe ringen
om de boom vormt, komt de takvoet elk jaar dieper in de boom te zitten, zijn basis
verdwijnt steeds verder in de boomstam. Lang niet alle takken zijn blijvend, zeker niet
van de boom, die nog in lenterichting groeit.
Op een gegeven ogenblik (afhankelijk van de boomsoort) valt zo’n tak af. Zeker als het
nog een dunne tak was, zal de plaats waar de tak zat weer overgroeien. Er blijft dan
slechts een van buiten niet zichtbare, vergroeide kwast over, een zogenaamde vaste
kwast.
Probleem is wanneer de kwasten (ook knoesten genoemd) niet vast
zitten. Dan is het hout veel goedkoper.
Hout met kwasten wordt niet voor constructieve doeleinden gebruikt,
eerder voor vloeren en beplanking van gevels of plafonds.
Macrokenmerken – figuraties
Vlamtekening
Ontstaat bij houtsoorten met duidelijke groeiringen, wanneer op het dosse
vlak de opeenvolgende groeiringen goed zichtbaar zijn. De tekening is
duidelijk te zien op grenen of eiken op dosse gezaagd en vormt langgerekte
vlammen, die in het grenenhout veroorzaakt worden door het kleurverschil
tussen vroeg en laat hout en bij eiken het gevolg zijn van de aanwezigheid
in eenzelfde groeiring van een porierijke en poriearme zone.
Vlamtekening is dus typisch voor dosse gezaagd hout.
Geaderde tekening
Ontstaat door de aanwezigheid in het hout van verschillende gekleurde
lagen. Dikwijls worden hiermee merkwaardige effecten bereikt, hetzij op
dosse, hetzij op kwartier. (VB.: Zebrano)
Fysische eigenschappen
Volume gewicht
Volume gewicht of volumieke massa van hout:
Gewicht (massa) per volume-eenheid : kg/m³
Bij hout geeft dit als probleem dat dat gewicht afhankelijk is van de hoeveelheid water in de
celholtes. Wanneer men in de handel spreekt over de volumieke massa van een houtsoort, is
dit het gewicht na droging tot 12% vochtgehalte.
Vochtgehalte – verspreiding van het water in het hout