THERAPEUTISCHE MODELLEN
Het palet van de psychologie
H1: Psychologie: een palet vol theorieën
Onenigheid over de definitie
Als men de vraag stelt wat de kenmerkende eigenschappen van een wetenschap zijn, dan stelt men
de vraag wat die wetenschap bestudeert.
• Het studieonderwerp van een wetenschap = “het object”
o Er bestaat intern (binnen een wetenschap) en extern (vanuit andere wetenschap)
overeenstemming over
▪ Vb scheikunde bestudeert chemische processen
o Geen interne en externe overeenstemming bij studies v ‘de mens’
▪ Psychologie, psychiatrie, sociologie, …
▪ Psychologie is extern niet goed afgebakend v andere (mens)wetenschappen
• bijna alle psych onderwerpen w ook in andere wetenschappen
bestudeerd (vb emoties → in biologie, sociologie, psychologie, …)
Vb. Depressie is een veelvoorkomende klacht. De ene psycholoog kan de klachten bekijken vanuit de
relatie met de partner (partner- of gezinsrelatiesysteem H6), terwijl een andere psycholoog kijkt naar de
ervaringen die de hulpvrager heeft opgedaan in zijn jeugd (psychoanalytisch gedachtegoed H2). Een
socioloog zou de problematiek proberen te verklaren vanuit veranderende waarden en normen.
Gevolg van de interne en externe duidelijkheden:
→ Er zijn rivaliserende beschrijvingen en verklaringen over eenzelfde onderwerp
* Kader 1: Depressiviteit en de tijdsgeest *
Poging tot definiëring van de psychologie
= “Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden
waarin het plaatsvindt”
Verschil met andere wetenschappen → De beschrijving en verklaring van het object vindt vooral
plaats op het individueel niveau
sociologie: maatschappelijk of groepsniveau
biologie: biologische bepaaldheid van gedrag
Psychologen kijken naar de beleving en waardering van gedrag voor:
• persoon zelf (“hoe ervaar ik mijn eigen gedrag?”)
• omgeving (“hoe ervaar ik het gedrag van mijn vriend?”)
Er vindt een dynamisch spel plaats
tussen deze twee factoren.
• Een wetenschap kan dus getypeerd worden adhv:
1. De soorten vragen en problemen Gevolg: De grenzen tussen
2. De methoden en theorieën wetenschappen liggen niet vast
3. Het maatschappelijke draagvlak
Deze factor beïnvloedt de grenzen en
legitimiteit van een wetenschap
Sprake van een gepsychologiseerde wereld (IBIDEM)
= De manier waarop de doorsneeburger maatschappelijke verschijnselen ervaart wordt mede
bepaald door de psychologische theorieën
, Theorieën
= Referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan. Ze bieden interpretaties waarmee
verschijnselen bekeken en verhelderd worden.
Binnen de psychologie is geen theoretische overeenstemming, waardoor eenzelfde verschijnsel
vanuit meerdere theorieën verschillend beschreven en verklaard worden.
(vb anorexia en boulimia heeft ~ verklaringen zoals: functioneren van gezin, traumatische ervaringen,
karaktertrekken, invloed van maatschappelijke schoonheidsideaal, erfelijke aanleg, …)
Drie functies van wetenschappelijke theorieën:
1) Systematiseren of ordenen
• Ordenende functie vindt allereest plaats op niveau van beschrijving
= De eerste stap is een systematische weergave van wat er wordt waargenomen
o Wetenschappelijke kennisverwerving verloopt via expliciete regels
▪ De procedures van verwerving moeten duidelijk en controleerbaar zijn
o Ze moeten herhaalbaar / repliceerbaar zijn
= Wat in het ene onderzoek w aangetroffen, moet in een andere opnieuw aangetroffen w
• ! waarschuwing bij de systematische functie ! → Wetenschappers kennen geen objectieve WN
o Hun waarneming is vooral theoriegeladen
= Hun referentiekader bepaalt wat ze zien, waar ze nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen
→ Dit moet niet voorkomen worden, maar het is wel belangrijk om ook gebruik
te blijven maken van inzichten uit andere theorieën
2) Verklaren en voorspellen van gedrag
Vb. Gehoorzaamheidsexperiment:
- verklaring: pp waren extreem afhankelijk van de opdrachtgever
- voorspelling: men zal minder gehoorzaam zijn in experiment waarin pp minder afhankelijk zijn
3) Heuristische functie
= Men kan nieuwe voorspellingen doen obv het inzicht dat de theorie heeft opgeleverd
Vb. Gehoorzaamheidsexperiment kan een wetenschapper op het idee brengen dat dit iets
verklaart van de gehoorzaamheid en wreedheid van oorlogsmisdadigers.
Wetenschappelijke theorieën hebben dus drie functies:
1. Ordenen van werkelijkheid
2. Verklaren en voorspellen van gedrag
3. Stimuleren van nieuwe ideeën
* Kader 2: Zijn de meeste mensen potentiële moordenaars? *
, Kenmerken van psychologische stromingen (1.4)
Geschiedenis van theoretische stromingen
Historische ontwikkeling → Vergelijking met de geschiedenis van politieke partijen
Scholen in psychologie functioneerden net als de toenmalige politieke partijen:
= elkaar bestrijden, andere bevindingen zijn irrelevant, sluiten zich af, …
= Net zoals een politieke partij verschillende vleugels kent, werden in scholen ook ~ accenten gelegd
Cultuurhistorische bepaaldheid → Het is een product van een tijd
Achteraf kan men altijd verklaren waarom een bepaalde stroming op een bepaald moment ontstond
• Ze voorzagen in de behoefte van die periode + vertegenwoordigden waarden en normen die
op dat moment van maatschappelijk belang waren
Op elkaar reageren → Ontstaan van nieuwe partijen
Als bestaande partijen een belangrijk maatschappelijk probleem verwaarlozen, wordt er vaak een
nieuwe partij opgericht die zich juist daarmee gaat bezighouden.
Ontwikkelingen binnen politiek zijn te vgl met de slingerbeweging van een pendule
Vb. Eind jaren 50 werd het onderwijs in Nederland gestimuleerd omwille van achterstand. In jaren 80 werden
bezuinigingen opgelegd voor het onderwijs. Er werd een voorspelling gedaan dat bezuinigingen tot achterstand
zouden leiden. Dit zou weer leiden tot stimuleren van onderwijs met extra geld.
Adhv de slingerbeweging kan men voorspellen dat de huidige periode van samenwerking en
pragmatische inslag gevolgd zal worden door een periode waarin het eigen gelijk weer centraal zal
staan.
Gebruikmaken van elkaar
Politieke partijen nemen elkaars standpunten over, waarbij deze naar eigen inzicht w aangepast.
- vb. het begrip ‘onbewuste’ hoort thuis in psychoanalyse, maar wordt tegenwoordig vanuit
het referentiekader van de cognitieve psychologie bestudeerd
- vb. politieke partijen die fuseren omdat ze apart te weinig draagvlak hadden
- vb. fusies in de psychologie waarbij behaviorisme en cognitieve opvattingen samengaan
Nadruk op effectiviteit
Hulpverleningsmethoden moeten evidence based zijn (effectief – werkzaam)
• indien de effectiviteit niet bewezen kan worden, dan kan het bv betekenen dat er geen geld
meer beschikbaar w gesteld of dat de verzekering de hulpverlening niet meer dekt
< nadruk op theoretische uitgangspunten, < nadruk op praktisch nut
, Mensbeelden bij theoretische stromingen
Iedere psychologische stroming heeft (1of>) mensbeeld(en)
• Mensbeeld = Hoe de mens is, wat typisch menselijk is
Mensbeelden bestaan niet alleen binnen (mens)wetenschappen, wij hebben allemaal een opvatting
over wat typisch menselijk is. Deze opvattingen zijn historisch, cultureel en religieus bepaald.
Een mensbeeld kent twee aspecten (IBIDEM): Kenmerkende eigenschappen:
1) Een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen vb. Verschil tussen mens en dier
= bodem van het menselijk bestaan vb. Verschil tussen kind en volwassene
2) Een verwijzing hoe mensen behoren te zijn
= het doelbeeld
Het doelbeeld is meer een morele visie.
• Centraal: Hoe een mens zich behoort te gedragen
• Hiermee sturen we ons eigen handelen
• Hiermee beoordelen we het gedrag van anderen
o Uitspraak “dat is onmenselijk” is dus gebaseerd op het doelbeeld
▪ Dit toont hoe mensen zich behoren te gedragen
Mensbeelden w beïnvloed door historische, culturele en religieuze invloeden.
• Historisch: In de westerse cultuur gaat men nu uit van de gelijkheid van mensen, maar bij de
oude Grieken werden slaven en vrouwen niet gezien als volwaardige mensen.
• Culturen: in niet-westerse culturen kan meer nadruk gelegd worden op de groep of familie,
waarbij het individu dan ondergeschikt is. (= FIJNMZAGIE CULTUREN)
• Religie: In de middeleeuwen was in het westen het individu ondergeschikt aan het
gemeenschappelijk ideaal van het ware christelijke leven, terwijl er nadien aandacht kwam
voor de individuele verantwoordelijkheid.
indelingen van theoretische stromingen (1.5)
Er zijn twee indelingen die besproken worden en later in elk hoofdstuk als rode draad gebruikt
worden. Door deze indelingen kunnen we de verschillende stromingen met elkaar vergelijken.
1) Een indeling uit de psychologie waarmee de mensbeelden met elkaar vergeleken kunnen
worden
2) Het biopsychosociaal model. Dit model is ontleend aan de systeemtheorie en benadrukt dat
de ‘menselijke werkelijkheid in ~ niveaus kan opgedeeld worden.
• Biologisch niveau (lichaam en erfelijkheid)
• Psychische niveau (gedrag en cognities)
• Sociale niveau (materiële en sociale omgeving)
Mensbeelden in de psychologie
Om structuur te brengen in psychologische theorieën maken we onderscheid tussen drie niveaus van
menselijk gedrag. Elk niveau correspondeert met een mensbeeld.
1) Persoonlijk niveau
2) Organistisch niveau Toenemende complexiteit
3) Mechanistisch niveau (=Hoe hoger het niveau, hoe complexer het gedrag)
• Persoonlijk – Organistisch - Mechanistisch niveau
→ Deze drie niveaus zijn aanwezig in het menselijk gedrag, waarvan het persoonlijk niveau het
hoogste en meest complexe is.
→ Het persoonlijk niveau omvat de twee andere niveaus, maar de twee andere niveaus omvatten
het persoonlijke niet.