Hoofdstuk 1: What are the origins of brain and behavior
Gedrag = elke vorm van beweging in een levend organisme
Fylogenetische ontwikkeling = ontwikkeling hogere diersoorten uit lagere
Ontogenetische ontwikkeling = ontwikkeling individu uit zaadcel + eicel
Mens is zo speciaal omdat het de grootste relatieve brein heeft (brein in verhouding tot gewicht
van het lichaam). Binnen een soort maakt hersengewicht geen verschil.
Hoofdstuk 2: What is the nervous system’s functional anatomy?
Brein: oppervlakte van de bochten (wendingen) zijn Gyri (of 1 gyrus) en de groeven zijn Sulci (of 1
Sulcus). Bij iedereen ongeveer hetzelfde maar niet precies.
Hersenen zijn niet statisch, het brein veranderd mee met de dingen die je leert.
Leren is een vorm van neurale flexibiliteit (plasticiteit)
Ratten hebben geen gyri en sulci, omdat het brein van de rat wel in het schedel past, ze hebben
wel ongeveer dezelfde structuur (alle diersoorten): cerebrum, cerebellum, hersenstam en ‘olfactory
bulb’.
Belangrijkste algemene functies van de hersenen:
1. Perceptie (waarneming, input)
2. Integratie van informatie (creëren perceptuele wereld)
3. Actie (gedrag, output)
Doorsnedes
Coronaal = frontaal zicht op verticale snede
Horizontaal = dorsaal zicht op horizontale snede
Sagittaal = mediaal zicht op verticale snede
Afferent = naar structuur toe (input), van sensorische receptoren naar het brein
Efferent = van structuur weg (output), van het brein naar de spieren
Eerst input, dan output (eerst A, dan E)
De hersenen zijn kwetsbaar, daarom zijn ze goed beschermd.
van boven naar beneden heb je verschillende lagen tot het brein.
1. De eerste laag boven op het hoofd is meestal haar, dan huid.
2. De tweede laag is de schedel, hard bot.
3. Dura Mater, de eerste hersenvlies (meninges), dit is een hard vlies.
4. Arachnoid laag, de tweede hersenvlies (meninges), spinnenweb vlies. Hieronder, tussen laag 4
en 5 zitten allemaal holtes waar vloeistof inzit, deze vloeistof houdt de hersenen vers en voert
allerlei afvalstoffen af.
5. Pia Mater, de derde hersenvlies (meninges), dit is een heel zacht vlies, bijna net zo zacht als
de hersenen zelf.
6. Het brein.
,De frontale kwab is het grote deel aan de voorkant van de grote hersenen (cerebrum), daarachter
aan de bovenkant zit de perietale kwab, in het achter hoofd zit nog de occupitale kwab en aan de
zijkanten de temporale kwabben. Onder de grote hersenen en achter de hersenstam zit de
cerebellum.
Hoe hoger een structuur fysiek in de hersenen ligt, hoe ‘hoger’ en belangrijker voor de overleving,
de functie.
Flauwvallen is een afwezigheid van zuurstof in de hersenen, hierdoor zijn de hersenen goed
doorbloed, aangevoerd door de halsslagader. Onder de oor zit een ‘drukmeter’, deze meet je
bloeddruk en houdt bij of je brein genoeg bloedtoevoer heeft.
80% van de beroertes zijn herseninfarcten in plaats van bloedingen. Een infarct houdt in dat een
deel van de hersenen afsterft door een opstopping in de bloedvaten. Een tia is een infarct dat zeer
kort duurt en vaak niet veel schade achterlaat. Het is echter vaak een voorspeller voor een groter,
gevaarlijker herseninfarct, waardoor er na een tia vaak toch meteen actie ondernomen wordt.
Witte stof zijn de zenuwvezels, daaromheen zit een isolerend laagje (gliacellen) wat het wit doet
lijken.
Grijze stof zijn de zenuwcellen, daaromheen zit geen isolerend laagje.
Reticulaire stof is netvormige stof van vezels en cellen. Deze zit in de hersenstam.
Het ventrikelsysteem zit midden in de hersenen en bestaat uit laterale ventrikels, een derde
ventrikel en een vierde ventrikel. Hierin zit een vloeistof die Licor genoemd word, Licor
cerebrospinalus, of cerebrospinale vloeistof. Dit gaat door de hersenen en om de hersenstam heen
en houdt de boel schoon. Als deze vloeistof (bijvoorbeeld bij kinderen) opstopt, kan het het
ventrikelsysteem uitzetten en krijgt het kind een waterhoofd.
Er zijn twee soorten zenuwcellen:
1. Neuronen, dit zijn de ‘echte’ zenuwcellen en hebben primaire functies.
2. glia, dit betekent lijm, het heeft een steunfunctie (zorgt dat de hersenen niet uit elkaar vallen).
Ze hebben geen informatieverwerkingsfunctie maar kunnen wel een beetje meehelpen. Het
isolerende laagje rondom de witte stof zijn ook gliacellen.
Axonen zijn zenuwvezels die de cellen verbinden. Een bundel van zulke zenuwvezels buiten het
centraal zenuwstelsel heet een zenuw (nervus). Binnen het centraal zenuwstelsel liggen
zenuwvezels ook in bundels, maar deze hebben andere namen, zoals tractus, fasciculus, funiculus
of lemniscus.
Zenuwcellen binnen het centraal zenuwstelsel kunnen niet meer herstellen, cellen daarbuiten wel.
,Je hebt een centraal en een perifeer zenuwstelsel.
Het centrale zenuwstelsel is je brein en ruggenmerg, het perifeer zenuwstelsel is het somatische
en het autonome zenuwstelsel.
Het ruggenmerg bestaat ook uit grijze en witte stof en is omringt door hersenvliezen. De rugkant
van het ruggenmerg wordt vaak ook dorsaal genoemd. Het heeft een gesegmenteerde structuur.
De wet van Bell-Magendie: vanuit het achterhoorn (de achterkant) zijn de afferente zenuwen en
komen de signalen binnen. Vanuit de voorhoorn (voorkant) zijn de efferente, motorische zenuwen.
Het ruggenmerg is ook opgesplitst in verschillende lagen, elke laag heeft meerdere segmenten.
Vanuit specifieke ‘repen’ in het lichaam gaan de signalen naar specifieke segmenten in het
ruggenmerg.
1. Cervical nerves: segmenten C1 t/m C8
2. Thoracic nerves: segmenten T1 t/m T12
3. Lumbar nerves: segmenten L1 t/m L5
4. Sacral nerves: segmenten S1 t’m S5
De hersenstam:
Myelencephalon (medulla) is een verlengde van het ruggenmerg, dat loopt over in de pons waar
de cerebellum (kleine hersenen) aan vast zitten. De pons en de myelencephalon zijn onderdeel
van het achterbrein. Boven de pons zitten de middenhersenen.
, Hersenzenuwen (helemaal kennen!):
1. Olfactory: reuk
2. Optic: vision (nervus opticus, ligt WEL in het CZS, ondanks de ‘nervus’)
3. Occulomotor: eye movement
4. Trochlear: ook eye movement
5. Trigeminal: Masticatory movements and facial sensation
6. Abducens: ook eyemovements
7. Facial: facial movement and sensation
8. Auditory vestibular: hearing and balance
9. Glossopharyngeal: tongue and pharnyx movement and sensation
10. Vag
us:
heart, blood vessels, viscera, movement of larnyx and pharnyxx
11. Spinal accessory: neck muscles
12. Hypoglossal: tongue muscle
Reticular formation ligt in de hersenstam en reguleert onder andere het slaap-waakcentrum.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lynngevers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.