Politiestudies
Prof. Dr. Sofie De Kimpe – Academiejaar 2020-2021
Algemene informatie
Cursusmateriaal: op canvas wordt gelivestreamd en de beelden worden ook opgenomen. Er
wordt vaak teruggekomen op actualiteit en je moet er op het examen over kunnen
reflecteren. Vorig jaar kreeg je bijvoorbeeld een bonuspunt als je wist wie de minister van
binnenlandse zaken of minister van justitie is. Het is belangrijk om dat wat te volgen. De cursus
zelf is een cursus van 5 hoofdstukken. Enkel het stuk over de structuur en de geschiedenis is
wat veranderd dus het is belangrijk om de lessen te volgen. Eigen nota’s zijn altijd belangrijk!
Verplichte lectuur: boek ‘Loden jaren’. Het is een boek geschreven door haar promotor die uit
de journalistiek kwam. Op het moment van de bende van Nijvel was hij journalist en heeft hij
die zaak heel nauw opgevolgd. Het boek dient om inzicht te krijgen, het is heel operationeel
geschreven waar heel veel feiten in staan. Het boek geeft het dossier heel gedetailleerd weer:
het is niet de bedoeling dat we vragen krijgen over ‘wie is de verdachte, welke politieke
partijen hebben bepaalde dingen gedaan’. Het is de bedoeling dat we de context en het
verhaal kunnen begrijpen en de impact dat het gehad heeft. Focussen op wat het betekend
heeft voor de politie en wat het binnen de politie veranderd heeft. Belangrijk is dat je vooral
beseft hoe sterk het speurwerk van de politie de mist is ingegaan en men fouten heeft
gemaakt op niveau van de politie zelf. Het is ook belangrijk dat je de tijdsgeest van toen bekijkt
en de reacties daarop. Wat heeft het betekent voor ons politiebestel en wat heeft dat voor
sporen nagelaten in ons politiebestel?
Examen: mondeling examen via Teams: dit jaar 4 open vragen in de breedte (geschiedenis,
een hoofdstuk, iets sociologisch, …) en 1 vraag over het boek (je moet de link kunnen leggen
met de cursus en kunnen reflecteren over het boek). We krijgen een schriftelijke
voorbereiding van 10 à 15min. Ze stelt 4 vragen en 1 vraag zal over het boek gaan, 1 over
politie en bevolking, zeker 1 over politiecultuur of de verticale relatie (politie en beleid), zeker
1 vraag over de geschiedenis en 1 vraag over de politiestructuur. Geen wetgeving meenemen
naar het examen. Wel verschil kunnen uitleggen tussen bestuurlijke en gerechtelijke
politietaken. Dat is basiskennis volgens de prof.
Organogram: hoe meer je kent, hoe meer punten je kan verzamelen. Je moet minstens weten
wat de afkortingen zijn die vermeld zijn in de les.
Gedeconcentreerde diensten: er zijn 3 begrippen bij een organisatie. Centralisatie,
decentralisatie en deconcentratie. Centralisatie: alle macht en beslissingen gebeuren aan de
top. Decentralisatie: aantal taken van de top gaan naar een gedecentraliseerd niveau
gedelegeerd worden, ze hebben dan niets meer te maken met het centrale, zijn hun eigen
baas, autonoom. Deconcentratie: je bent wel een aparte organisatie maar je bent niet
zelfstandig, je blijft afhankelijk van het centrale.
Elke korpschef kan zijn korps inrichten zoals hij dat wilt, hij is de leidinggevende. Als hij
verschillende directies wilt, verschillende teams wilt dan kan dat. Het belangrijkste is dat hij
voorziet in de 7 basisfunctionaliteiten. Het organogram van de federale politie is wel strikt.
Het is veel minder flexibel.
1
SVO Politiestudies 2020-2021
,De korpschef is de hoogste leidinggevende, is baas van zijn korps en heeft zijn eigen huis met
zijn eigen mensen, hij organiseert het werk. Een burgemeester is de politiek
verantwoordelijke: krijgt gezag van de bevolking en heeft de politie om ervoor te zorgen dat
alles in zijn gemeente veilig verloopt etc. Maar heeft niet de bevoegdheid om bevelen te geven
aan de politie dus geen leiding, wel gezag. De korpschef moet verantwoording afleggen bij de
burgemeester. Als er iets fout gaat dan kan het zijn dat de burgemeester de
verantwoordelijkheid draagt. Vb. bij een betoging kan de burgemeester erop afgerekend
worden als er iets fout loopt of als de politie zijn werk niet doet. Daarom heeft de
burgemeester een tuchtbevoegdheid tov de korpschef. Hij krijgt daar dus een zeer belangrijke
eindverantwoordelijkheid. De portefeuille van de begroting goedkeuren gebeurt door de
politieraad. De korpschef zal altijd alles aftoetsen bij de burgemeester.
Gastles: bedoeling is de theorie in de praktijk te brengen over de structuur van de politie. Het
is de bedoeling om het zo beter te begrijpen en te vatten. Als je voorbeelden uit het
gastcollege kan geven dan kan dat een meerwaarde zijn, maar er zullen geen vragen
rechtstreeks uit het gastcollege gesteld worden.
Korpschef = hoofdcommissaris, anders kan hij geen korpschef worden. Verschil mandaat –
graad: als hoofdcommissaris heb je een graad en voor korpschef heb je een mandaat waar je
examen voor moet doen etc. Je gaat eerst voor je graad en als je die behaald hebt dan kan je
kijken waar er plaatsen vrijkomen bij mandaathouders: dan kan je daarvoor postuleren en
moet je voor een jury verschijnen.
Alle politiemensen hebben een bevoegdheid over het ganse Belgische grondgebied. Als je
politie bent in Antwerpen en je gaat op vakantie naar de zee, dan kan je daar je bevoegdheid
ook uitvoeren. Maar het is niet de bedoeling dat ze ‘flik’ gaan spelen in een andere gemeente.
Het is eerder om het mogelijk te maken dat iemand van de politie Antwerpen een verhoor kan
doen in Charleroi voor een onderzoek waar ze mee bezig zijn.
!! Waar was de RW vroeger sterk en hoe komt het dat die zo groot geworden is?
!! Wat was de achterliggende visie van het pinksterplan?
!! Wie was de GPP?
2
SVO Politiestudies 2020-2021
,Inhoudsopgave
DEEL I: SOCIOLOGISCHE ANALYSE VAN DE POLITIEROL
1 Het politiemandaat, de politierol, mythes, dilemma’s en strategieën ................... 9
1.1 Rol van de politie.......................................................................................................... 9
1.2 Het mandaat van de politie.......................................................................................... 9
1.3 Politiefunctie .............................................................................................................. 10
1.4 Politierol ..................................................................................................................... 11
1.5 Wat doet de politie? .................................................................................................. 12
1.6 Politiewerk is driedimensioneel – Monjardet, 1996 .................................................. 13
1.7 Dilemma’s, mythes en strategieën: praktijken van de politie ................................... 14
1.7.1 Dilemma’s................................................................................................................... 14
1.7.2 Mythe van de criminaliteitsbestrijding ...................................................................... 14
1.7.3 Politiestrategieën – Manning en Muir ....................................................................... 15
1.8 Discretionaire bevoegdheid ....................................................................................... 16
2 Een verticale relatie: de politie als arm van de overheid ..................................... 17
2.1 Overheid en politiek ................................................................................................... 17
2.2 Politiebeleid ............................................................................................................... 18
2.2.1 Het beleidsproces....................................................................................................... 18
2.3 Politiemodellen .......................................................................................................... 19
2.4 Liberaal model/community policing – Bowling & Foster, 2002 ................................. 21
2.4.1 Community policing – empirisch onderzoek.............................................................. 21
2.4.2 Community policing: initiatieven ............................................................................... 21
2.4.3 Community policing: conclusie .................................................................................. 22
2.5 Sociale controle – Van den Broeck, 2007................................................................... 22
2.6 Staat en politiemodel – Brewer, 1988 ....................................................................... 23
2.7 Samengaan van politiemodel, visies politieke verantwoordelijken en samenleving 24
2.7.1 !! Resultaten vergelijkende studie Brewer, 1988 ...................................................... 24
3 De horizontale relatie: de relatie burger – politie ................................................ 26
3.1 Een complexe symbolische functie ............................................................................ 26
3.2 Symbolische rol van politie in de samenleving .......................................................... 27
3.3 Politie en bevolking hebben elkaar nodig: relatie politie en bevolking ..................... 28
3.4 Wederzijdse beeldvorming ........................................................................................ 29
3.4.1 Macro ......................................................................................................................... 29
3.4.2 Meso........................................................................................................................... 29
3
SVO Politiestudies 2020-2021
,3.4.3 Micro .......................................................................................................................... 30
3.5 De mening van de burger ........................................................................................... 30
3.6 Verwee ....................................................................................................................... 31
3.6.1 Conclusies Verwee ..................................................................................................... 32
3.7 Veiligheidsmonitor: enkele cijfers uit 2018 ............................................................... 32
3.8 Mening van de politie ................................................................................................ 34
4 De politiecultuur ................................................................................................. 36
4.1 Waarom belangrijk? ................................................................................................... 37
4.2 Onderzoek .................................................................................................................. 38
4.3 Socialisatie .................................................................................................................. 39
4.4 Klassieke kenmerken .................................................................................................. 39
4.4.1 Missiegevoel ............................................................................................................... 39
4.4.2 24/24 permanentie .................................................................................................... 40
4.4.3 Actie – reactie ............................................................................................................ 40
4.4.4 Ambigue houding tav de wet ..................................................................................... 40
4.4.5 Hedonisme ................................................................................................................. 40
4.4.6 Afstandelijkheid ......................................................................................................... 41
4.4.7 Isolatie ........................................................................................................................ 41
4.4.8 Achterdocht................................................................................................................ 41
4.4.9 Autoriteit .................................................................................................................... 42
4.4.10 (Stereo-)typering of sociale categorisering ................................................................ 42
4.4.11 Politiecynisme ............................................................................................................ 42
4.4.12 De rol en betekenis van de buurt............................................................................... 43
4.4.13 Frontstage: impressionisme en management (isolatie) ............................................ 43
4.4.14 Backstage: solidariteit (samenhorigheid) .................................................................. 43
4.4.15 Pragmatisme .............................................................................................................. 43
4.4.16 Machismo ................................................................................................................... 44
4.4.17 Politiemythes ............................................................................................................. 44
4.5 Rol van politiecultuur vandaag – Loftus, 2010 ........................................................... 44
5 Geschiedenis van het Belgisch politiewezen ........................................................ 45
5.1 De Franse revolutie – Het consulaat en het Keizerrijk............................................... 45
5.2 Na de Franse revolutie ............................................................................................... 45
5.2.1 Burgerlijke republiek (1794-1799) ............................................................................. 45
5.2.2 Republiek: Napoleontisch tijdperk ............................................................................. 45
4
SVO Politiestudies 2020-2021
,5.2.3 Tweedeling (1795) ...................................................................................................... 46
5.2.4 Politiekorpsen ............................................................................................................ 46
5.2.5 Surèté ......................................................................................................................... 47
5.2.6 Kenmerken politiebestel Franse periode ................................................................... 47
5.2.7 Bonaparte................................................................................................................... 48
5.3 De Hollandse periode (1815-1830) ............................................................................ 49
5.3.1 Politiekorpsen tijden de Hollandse periode............................................................... 49
5.4 De eerste fundamenten van een nationaal gecentraliseerd politiesysteem: België
(1830-1885) .............................................................................................................................. 50
5.4.1 Gendarmerie nationale (Rijkswacht) ......................................................................... 50
5.4.2 De gemeentepolitie.................................................................................................... 51
5.4.3 Burgerwachten (Garde Bourgeoise) .......................................................................... 52
5.4.4 Het leger ..................................................................................................................... 52
5.4.5 Surèté ......................................................................................................................... 53
5.4.6 Besluit ......................................................................................................................... 53
5.5 Een verhoogde militarisering van een nationaal systeem van openbare orde ......... 54
5.5.1 Gendarmerie .............................................................................................................. 54
5.5.2 Het leger ..................................................................................................................... 55
5.5.3 Burgerwachten ........................................................................................................... 55
5.5.4 Landelijke politie ........................................................................................................ 55
5.5.5 Gemeentepolitie ........................................................................................................ 55
5.5.6 !! Gemeentelijke autonomie ...................................................................................... 56
5.5.7 Gerechtelijke politie ................................................................................................... 56
5.5.8 Besluit ......................................................................................................................... 56
5.6 De versterking van een nationaal gemilitariseerd politiebestel ................................ 57
5.6.1 Oorlogssituatie ........................................................................................................... 57
5.6.2 Interbellum................................................................................................................. 57
5.6.3 Gendarmerie – rijkswacht .......................................................................................... 57
5.6.4 Het leger ..................................................................................................................... 58
5.6.5 Burgerwachten ........................................................................................................... 58
5.6.6 Landelijke politie ........................................................................................................ 59
5.6.7 Gemeentepolitie ........................................................................................................ 59
5.6.8 Oprichting gerechtelijke politie bij de parketten ....................................................... 59
5.6.9 Openbare veiligheid ................................................................................................... 60
5.6.10 Besluit ......................................................................................................................... 60
5
SVO Politiestudies 2020-2021
,5.7 Herstel van het politiebestel ...................................................................................... 61
5.7.1 Rijkswacht .................................................................................................................. 61
5.7.2 Openbare veiligheid/staatsveiligheid ........................................................................ 62
5.7.3 Gerechtelijke politie bij de parketten (GPP) .............................................................. 62
5.7.4 Gemeentepolitie ........................................................................................................ 63
5.7.5 Landelijke politie ........................................................................................................ 63
5.7.6 Besluit ......................................................................................................................... 63
5.8 Naar een concurrentieel politiebestel ....................................................................... 64
5.8.1 Rijkswacht .................................................................................................................. 64
5.8.2 Gerechtelijke politie bij de parketten ........................................................................ 65
5.8.3 Openbare veiligheid ................................................................................................... 66
5.8.4 Gemeentepolitie ........................................................................................................ 66
5.8.5 Besluit ......................................................................................................................... 66
5.9 Het neoliberale regime en de machinale uitbouw van het politiebestel .................. 68
5.9.1 Maatregelen regering ................................................................................................ 68
5.10 Het begin van een wending: ‘Het Pinksterplan’ ........................................................ 69
5.10.1 Het begin van een wending ....................................................................................... 69
5.10.2 Voornaamste vaststellingen commissie Bourgeois, 30 april 1990 ............................ 69
5.10.3 !! Het Pinksterplan ..................................................................................................... 70
5.10.4 Conclusie: de vette jaren van de gemeentepolitie .................................................... 73
5.10.5 Gerechtelijke politie ................................................................................................... 73
5.10.6 Pinksterplan II............................................................................................................. 74
5.10.7 Besluit Pinksterplan I en II .......................................................................................... 74
6 De structuur van de Belgische politie .................................................................. 75
6.1 Politiegeschiedenis ..................................................................................................... 75
6.1.1 Dutroux loopt in het bos, 1998 .................................................................................. 75
6.1.2 Politieorganisatie voor 1998 ...................................................................................... 76
6.1.3 Politieorganisatie na 1998 ......................................................................................... 77
6.2 Structuur van de Belgische politie: overzicht ............................................................ 78
6.2.1 Een aantal basisprincipes ........................................................................................... 79
6.2.2 De lokale politie.......................................................................................................... 84
6.2.3 De federale politie ...................................................................................................... 93
6.2.4 De geïntegreerde werking........................................................................................ 104
6.3 Beleidsafstemming ................................................................................................... 105
6
SVO Politiestudies 2020-2021
,6.3.1 De zonale veiligheidsraad ........................................................................................ 106
6.3.2 Gemeenschapsgerichte politiezorg.......................................................................... 106
6.4 Functioneel schema politiehervorming ................................................................... 107
7 Gemeenschapsgerichte politiezorg ....................................................................110
7.1 Back to the roots ...................................................................................................... 110
7.1.1 Policing by consent – Tom van den Broeck, 2007.................................................... 110
7.1.2 Metropolan Police Act ............................................................................................. 110
7.2 Sociale controle theorie ........................................................................................... 111
7.3 Community oriented policing (COP) in België.......................................................... 111
7.3.1 Kadernota ................................................................................................................. 111
7.4 Politiebeleidscyclus .................................................................................................. 113
7.5 Overzicht van politiemodellen (achtergrondinformatie)......................................... 114
7.5.1 Politiemodellen ........................................................................................................ 115
7.6 Gemeenschapsgerichte politiezorg.......................................................................... 115
7.7 Het EPZ huis.............................................................................................................. 116
7.8 Evidence based policing (4D) ................................................................................... 117
8 De lokale politie en de rol van de korpschef – gastcollege ..................................118
8.1 Korte voorstelling ..................................................................................................... 118
8.2 Situering lokale politiezone POLBRU ....................................................................... 118
8.2.1 Zone Brussel Hoofdstad Elsene POLBRU.................................................................. 118
8.3 Geschiedenis – Wat voorafging ............................................................................... 118
8.4 Wil van de wetgever in 1992.................................................................................... 120
8.4.1 Een geïntegreerde politie......................................................................................... 120
8.5 De lokale politie........................................................................................................ 123
8.5.1 Één- vs meergemeentezone .................................................................................... 123
8.5.2 Structuur van de lokale politie ................................................................................. 124
8.5.3 Opdrachten van de lokale politie ............................................................................. 124
8.5.4 De korpschef ............................................................................................................ 124
8.5.5 Rol van de korpschef ................................................................................................ 125
8.5.6 Rol van de burgemeester ......................................................................................... 125
8.5.7 Rol van het politiecollege ......................................................................................... 125
8.5.8 Rol van de gemeenteraad ........................................................................................ 126
8.5.9 Rol van de politieraad .............................................................................................. 126
8.5.10 De korpschef: multitasker ........................................................................................ 126
7
SVO Politiestudies 2020-2021
,9 De federale politie – gastcollege ........................................................................127
9.1 Commissariaat-generaal .......................................................................................... 127
9.1.1 Uitdagingen CG ........................................................................................................ 127
9.2 DGA: algemene directie van bestuurlijke politie ..................................................... 128
9.2.1 Uitdagingen DGA ...................................................................................................... 128
9.3 DGJ: algemene directie van de gerechtelijke politie ............................................... 129
9.3.1 Uitdagingen DGJ ....................................................................................................... 129
9.4 De algemene directie van het middelenbeheer en de informatie .......................... 130
9.4.1 Uitdagingen DGR ...................................................................................................... 130
9.4.2 DGR en het sociaal overleg ...................................................................................... 130
8
SVO Politiestudies 2020-2021
,Deel I: Sociologische analyse van de politierol
Franse revolutie: er wordt gestreefd naar een maatschappij waarin individuen als gelijken van
elkaar worden gezien, afschaffing van de adel. Maar als de individualiteit belangrijk wordt,
dan krijg je meer en meer mensen die die vrijheid gaan nemen. Het probleem is natuurlijk dat
als de ene zijn gedacht zegt, dat dat kan botsen met het gedacht van iemand anders. Dat leidt
dan tot conflicten en dan heb je iemand nodig die ervoor zorgt dat die conflicten opgelost
worden.
1 Het politiemandaat, de politierol, mythes, dilemma’s en strategieën
1.1 Rol van de politie
Orde of vrijheid? Handhaven, straffen of bemiddelen? Beschermer of hoeder van
mensenrechten? Dwang of overtuiging? Geweld of geweldloos? Gewapend of ongewapend?
Je hebt dilemma’s waar je voor staat. Ga je bv. toestaan dat er zich een betoging voordoet?
Geef je de mensen een vrije meningsuiting? Vroeger was er geen recht om te betogen. Soms
moet de politie de rechten van een persoon schenden om de rechten van anderen te
beschermen.
Vb.: arrestatie: er wordt een mensenrecht geschonden, maar je doet dat met een dader die
mogelijks een gevaar is voor de omgeving. Dat is een lastige situatie want hoe sta je daarin?
Covid-19: heel actueel over hoe de politie met de chaos is omgegaan. Het was aan de politie
om te zeggen dat je je mondmasker moest opzetten, die oproepen kregen van buren die
mensen verklikten. Dat is een dilemma want hoe ga je daarmee om en hoe zorg je ervoor om
iedereen veilig te stellen. Prof is op vakantie geweest naar een groene zone in Frankrijk en als
je op een camping aankwam en er waren Nederlanders, dan was er gegarandeerd ruzie. In
Frankrijk was het bv. verplicht om een mondmasker te dragen.
1.2 Het mandaat van de politie
Juridisch mandaat:
• Wet op het politieambt (WPA, 1992): de politie handhaaft de openbare orde, gezondheid
en leefbaarheid en spoort misdrijven op en onderzoekt ze (bestrijden van criminaliteit).
• Art. 1 WPA: “Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie,
waken de politiediensten over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de
individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkelingen van de
maatschappij”.
• Enge definitie: vertrekt vanuit de idee dat iedereen dezelfde visie heeft op ‘orde’.
Ze moeten hoger opgeleid worden zodat ze weten hoe ze met alle situaties moeten omgaan.
Wat de rol is van de politie in de samenleving is een sociologisch vraagstuk. Er moet in eerste
instantie gekeken worden naar het mandaat van de politie. Het is een zeer veelzijdig beroep.
Art. 14 en 15 WPA: louter ter illustratie (zie verder). Gerechtelijk politiewerk is: opsporing,
drugs, …
9
SVO Politiestudies 2020-2021
, Operatie nachtwacht: in Antwerpen hebben we last van granaten en dat heeft te maken met
drugsbendes die de aandacht van de politie op elkaar willen vestigen. Zo zijn er zeer onrustige
(vaak kansarme) buurten waar mensen vaak op straat leven omdat er elders geen plaats is.
Het zorgt voor een onveiligheidsgevoel in die buurten. Drugs is een verhaal van de federale
politie en ze willen een signaal geven dat zij de baas zijn en dat ze terug orde willen brengen
in de chaos. Het gaat over gerechtelijk werk vs bestuurlijk optreden. Maar Vlaams belang wilt
het leger op straat → het leger is verantwoordelijk voor de externe, buitenlandse veiligheid
en niet voor de interne veiligheid. Maar men heeft met de terro wetgeving een uitzondering
gemaakt.
1.3 Politiefunctie
Politiefunctie verwijst naar een reeks van processen met specifieke sociale functies. Een
universele vereiste voor elke sociale orde. We gaan kijken naar de functionaliteit. Het doel is
de orde handhaven en de criminaliteit te verdrijven. Wat hebben we zo nog? Security hebben
een kleine politiebevoegdheid, douane heeft ook een politiebevoegdheid in bepaalde
omstandigheden bv. kijken of je de juiste diesel in je auto hebt zitten, bouwpolitie, sociale
arbeidsinspectie, … Zijn allemaal instanties die voor heel specifieke wetgeving bevoegd zijn,
maar daar wel een pv-bevoegdheid hebben. Ze hebben dus allemaal een specifieke
politiefunctie.
Politie als instituut: sociale institutie (institutioneel mandaat). Niet enkel de politie als
organisatie staat in voor de politiefunctie maar een hele reeks van maatschappelijke
instellingen vervullen mede deze taak.
“… a mechanism for the distribution of non-negotiably coercive force employed in accordance
with the dictates of an intuitive grasp of situational exigencies” – Bittner, 1970.
“Onder politie verstaan wij de zorg binnen een bepaalde context voor het handhaven van daar
geldende definities van sociale orde of specifieke onderdelen daarvan, waarbij – als de situatie
dat vergt – in laatste instantie de legale en legitieme mogelijkheid bestaat om gebruik te
maken van dwang of geweld” – Cachet, 1990.
Cachet heeft een onderzoek gedaan naar politie en sociale controle. Hij zegt dat de politie niet
alleen afdwingen is, maar ook een zorg is. Hij spreekt van dwang of geweld in laatste instantie.
Het is ook vaak bemiddelen, niet optreden, aanwezig zijn en toezicht houden. Het is ook een
zaak van sociale context. Politie kan niet op dezelfde manier optreden rond het stadhuis als in
bv. Schaarbeek. Er moet altijd naar de context en de gevoeligheid van de omgeving waar je
terechtkomt gekeken worden. Iemand die bij de politie gaat moet sociaal zijn, moet kunnen
communiceren.
Video jonge meisjes in Antwerpen: ze waren aan het lunchen en de agenten riepen naar de
meisjes ‘denk je dat je het ver gaat schoppen, heb je jezelf al eens bekeken?’. Gelukkig zijn de
meisjes daar niet op in gegaan want anders hadden ze snel in een andere situatie kunnen
zitten.
10
SVO Politiestudies 2020-2021