Economie
Hoofdstuk 1: Welvaart en marktevenwicht
1. Economisten en welvaart
Economie – etymologisch: “oikos nemein” (Grieks voor ‘orde van het huishouden’, toen
lagen economische beslissingen bij het huishouden).
Economie – huidige betekenis: Slaat op het economisch gebeuren en het studiedomein die
het economisch gebeuren bestudeert (economische wetenschappen).
Kenmerkend voor ‘het economisch gebeuren’: De economie is nu een complex systeem van
productie en consumptie met beperkte middelen, waarin gezinnen, bedrijven en overheid
een rol spelen. Deze drie spelers vormen de hoofdrol in de economische kringloop.
• Private bedrijven produceren goederen en diensten + zorgen voor tewerkstelling
• Overheden voorzien aanbod van publieke goederen en diensten, kopen aan bij
bedrijven en stellen werknemers tewerk. Ze reguleren de economie.
• Gezinnen kopen goederen en diensten aan, betalen belastingen en vormen het
menselijke kapitaal dat de economie doet draaien.
Kenmerkend voor ‘de economische wetenschappen’: Er is een inhoudelijke focus op creatie
van welvaart. Methodologisch is er de focus op het rationele handelen van mensen in
situaties van schaarste. Zo is arbeid een schaars goed, bv. iemand tewerkstellen als slager
kan niet meer tewerkgesteld worden als bakker. Of bv. een gezin die een auto koopt kan
misschien geen computer meer kopen. Zowel tijd als geld zijn schaars. Het maakt de
economische wetenschappen tot een toolbox om beslissingen te analyseren en gevolgen in
te schatten.
• De focus ligt op de creatie van welvaart door het oog van schaarste. Met beperkte
middelen trachten we zoveel mogelijk welvaart te creëren.
• Economische problemen zijn keuzeproblemen (bv. Met €20, ga je uit of koop je een
boek)
Schaarste: Een middel (arbeid, kapitaal of milieu) is schaars wanneer de mogelijke
aanwendingen van een middel de beschikbaarheid van dat middel overstijgen. Het gevolg
hiervan is dat de maatschappij niet alle goederen en diensten kan produceren die mensen
wensen, omdat de hoeveelheid middelen schaars zijn.
Schaars is niet hetzelfde als zeldzaam! Bijvoorbeeld een Picasso schilderij is zeldzaam, want
er is maar één exemplaar. Het is echter niet schaars, want er is weinig vraag naar. Water is
niet zeldzaam, maar wel schaars in bijvoorbeeld tijden van droogte.
,Wat is welvaart: De mate waarin behoeften binnen de maatschappij worden bevredigd via
schaarse middelen.
• Welzijn: De mate waarin behoeften worden bevredigd via schaarse en niet-schaarse
middelen. Een middel die niet-schaars is en bijdraagt tot welzijn, maar niet welvaart
is bijvoorbeeld liefde.
èTypische concretisering binnen economische wetenschappen is bruto binnenlands
product (BBP)
• BBP: Optelsom van alle goederen en diensten die in een jaar geproduceerd worden
binnen de landsgrenzen en niet als input gebruikt worden om verder afgewerkte
goederen mee te maken.
àGaat om eindproducten (bv. brood, maar niet graan die ervoor nodig is)
• BBP per hoofd: Gedeeld door aantal inwoners in land
àToon welke landen meer welvarend zijn
Hoe evolueerde de welvaart de afgelopen 2000 jaar? In
volgende grafiek zien we 4 verschillende landen. De curve
blijft vlak tot de 19e eeuw. Een toename kunnen we
vaststellen met dank aan de Industriële Revolutie. Echter
zien we de curves ook divergeren vanaf de 19e eeuw,
want België en de VS de stijgen immens, terwijl China en
Mexico achterophinken op eerstgenoemden. Dit hangt
samen met kapitalisme.
• Het systeem van de productie van goederen en
diensten speelt zich nu af binnen bedrijven en niet
langer binnen de gezinnen.
• Goederen en diensten worden nu verhandeld via
geld en op een markt, waarbij er rollen zijn voor kopers en verkopers (niet langer
rechtstreekse ruil).
• Private entiteiten zijn nu eigenaar van kapitaalgoederen in het productieproces.
,Garandeert een hoog BPP ook welzijn? BBP garandeert niet noodzakelijk een hoog welzijn,
want het is een arme maatstaf. Indicatoren als gezondheid en gelukkig zijn worden buiten
beschouwing gelaten. Het is echter wel een maatstaf die goed samenhangt met maatstaven
voor welvaart en welzijn.
• Linkse figuur: Op de x-as (onafhankelijke variabele) zie je het inkomen per hoofd van
landen in verschillende periodes van de
geschiedenis. Hoe verder naar rechts, hoe
hoger het BBP. Op de y-as (afhankelijke
variabele) zie je de levensverwachting. Hoe
verder naar rechts, hoe hoger
levensverwachting. Er is een positieve
correlatie tussen levensverwachting en BBP.
• Rechtse figuur: Geeft het welzijn/gelukkig
zijn weer. Hier zien we weer dat als je verder
naar rechts gaat, het BBP hoger is, alsook
het welzijn/gelukkig zijn hoger is. We stellen
dus een verband vast.
èBesluit: Dit kan een betekenen dat BBP zowel levensverwachting en welzijn verhoogt,
maar ook een omgekeerd verband dat levensverwachting en welzijn het BBP verhoogt.
èBBP en welvaart zijn goede voorspellers voor andere indicatoren en hoe ze evolueren.
2. Marktevenwicht
2.1 Markt
Als enkel met schaarse middelen tot welvaart kan gekomen worden, is een doordachte inzet
(“allocatie”) van die middelen cruciaal. De economisten geloven dat dit best via markt kan
geregeld worden.
• Markten voor productiefactoren: Arbeidsmarkt (allocatie van arbeid – bv. tussen WN
en WG), kapitaalmarkt (allocatie van kapitaal – bv. geld lenen bij bank) en
milieumarkt (allocatie van milieu – bv. verhandelen grondstoffen).
• Markten voor geproduceerde goederen en diensten (bv. auto kopen).
èHet idee van allocatie is dat producten moeten terechtkomen bij diegene die er het meest
waarde aan hecht.
Markt: Ontmoeting van kopers en verkopers. Kopers bepalen de vraag (bereidheid tot
kopen), verkopers bepalen het aanbod (bereidheid tot verkopen). Zij verhogen hun
behoeftebevrediging via ruil.
• Bv. de arbeidsmarkt: De kopers zijn hier de werkgevers die diensten kopen. De
verkopers zijn de werknemer die zijn arbeid en tijd verkoopt aan de werkgever.
,Economen geloven in de markt omdat…
• We zullen kopen als we het gevoel hebben dat een goed meer waard is dan de prijs
die we ervoor betalen.
• We zullen verkopen wanneer de prijs die we krijgen hoger is dan de waarde die we
eraan hechten.
De voorstelling van markt is meestal een vereenvoudigde versie van de werkelijkheid.
• De factor, het goed of de dienst wordt “homogeen” (gelijk) verondersteld)
• Er wordt verondersteld dat er veel kopers en verkopers zijn, zodat de prijs ‘exogeen’
is (kopers en verkopers hebben er geen invloed op de prijs).
èToch zullen eenvoudige marktvoorstellingen al in staat zijn om economische fenomenen
te begrijpen. Zij beïnvloeden vraag of aanbod.
• Bv. Waarom wordt bij de lancering van een nieuwe iPhone het huidige model
goedkoper? àDe vraag naar het oud model daalt, dus ook de prijs daalt)
• Bv. Waarom is op vakantie gaan buiten de schoolvakanties goedkoper? àMinder
mensen zijn bereid buiten de schoolvakanties op reis te gaan, want kinderen moeten
naar school.
2.2 Vraag
àDe vraag slaat op de bereidheid tot kopen. Een vraagcurve geeft de verhouding weer
tussen de hoeveelheid en de prijs.
Voorbeeld: Bereidheid tot kopen voor album van The Rolling Stones
• Op de x-as zien we de hoeveelheid, op de y-as zien we de prijs
• De verschillende personen zijn telkens bereid een verschillend bedrag te betalen voor
het album, maar hebben zelf geen invloed op de prijs. We stellen vast dat hoe hoger
de prijs is, hoe minder de vraag naar het album.
Wet van de vraag: Bepaalt dat, ceteris paribus, de gevraagde hoeveelheid van een goed of
dienst daalt indien de prijs stijgt. Er is een negatieve relatie in de zin dat de vraagcurve
afneemt in prijs/hoeveelheidsvlak.
Ceteris paribus: Veelgebruikte assumptie in economie die onderstelt dat alle andere
grootheden hetzelfde blijven (ongewijzigde omstandigheden). Dus bij samenhang van twee
grootheden wordt verondersteld dat andere grootheden ongewijzigd blijven
, Beweging langs de vraagcurve door verandering van prijs of hoeveelheid:
• We zien in punt b dat bij een prijsstijging van 1 naar 2 de gevraagde hoeveelheid
afneemt (je verschuift langs de vraagcurve)
èOpmerking: Een vraagcurve zal trapvormig zijn wanneer weinig personen worden
opgenomen, maar een rechte wanneer vele personen worden opgenomen.
Beweging van de vraagcurve door verandering van andere factoren (vraagcurve kan ook
zelf verschuiven).
• Bijvoorbeeld door smaken en voorkeuren, prijzen van verwante goederen,
consumenteninkomen, aantal kopers en verwachtingen.
Verschuiving naar rechts: Er is een verschuiving wanneer de hoeveelheid groter wordt, maar
de prijs hetzelfde blijft. Er is meer vraag voor om het even welke prijs (bv. wanneer iets in de
mode is).
Verschuiving naar links: Er is een verschuiving wanneer de gevraagde hoeveelheid afneemt
tegen om het even welke prijs (bv. wanneer iets uit de mode is).
• Illustratie: De welvaart in de samenleving is groot waardoor de vraag naar brood
afneemt, maar de vraag naar biefstuk toeneemt. De vraagcurve van brood gaat naar
links, terwijl de vraagcurve van biefstuk naar rechts gaat.
èHoe meer vertrouwen men heeft in de economie, hoe meer gekocht en verkocht zal
worden (vraagcurve verschuift naar rechts)