Samenvatting Biologie:
Facet Microbiologie:
Hoofdstuk 1: Micro-organismen:
1.1 Inleiding:
Hebben een grote invloed op het dagelijkse leven, kan zowel negatief als positief zijn
Negatief Bacteriën die ziekten veroorzaken, pathogenen en infectieziekten zoals griep,
voedselvergiftiging, longontsteking of aids (door MO)
Positief worden gebruikt bij de productie van levensmiddelen en medicijnen, ze houden
onze autochtone darmflora in stand en komen voor in stikstofcyclus, waterzuivering enz…
1.2 Microbiologie:
Wetenschap die micro-organismen bestudeert kunnen alleen bekeken worden met een
microscoop (= grote, diverse groep van organismen die bestaan als enkele cel of een groep
cellen) enkele voorbeelden:
• Bacteriën
Salmonella, E. coli, MRSA, Clostridium botulinum, ...
• Gisten
Bakkersgist of Saccharomyces cerevisiae, Candida albicans, ...
• Schimmels
Wieren, amoebes, mycoplasmen, ...
• Virussen
Influenza, HIV, mazelen, verkoudheid, ...
Salmonella; voedselvergiftiging
E. Coli: in de darmen
Albicans: vaginale schimmel
Virussen bevinden zich tussen niet levend en levend, ze kunnen zich niet alleen
voortplanten ze hebben een gastheer nodig (niet ingedeeld in een van de vijf rijken, maar
behoren wel tot de MO)
,De 3 verschillende domeinen:
1. Medisiche microbiologie:
Pathogene micro-organismen = ziekteverwekkend
Ziekenhuislaboratoria
Wat?
o Pathogenese: hoe gaat deze bepaalde ziekte veroorzaken bv corona
veroorzaakt codiv Hoe?
o Voortplantingscycli: hoe plant het mo zich voort, zelfstandig of met
een dier?
o Ontwikkeling medicatie: hoe bepaalde mo de ziekte veroorzaken en zo
kunnen ze medicatie ontwikkelen
Isolatie
Opkweken
Determineren (wat is het)
Ontdekken of niet ontdekken van nieuwe mo
2. Technische microbiologie:
Niet pathogene micro-organismen (veroorzaken geen ziekte)
Laboratoria van bedrijven
Wat?
o Bereiden van levensmiddelen (bv yoghurt, kaas, bier…)
o Bewaren van levensmiddelen
o Kwaliteitscontrole (is er contaminatie, ja of nee?)
Kunnen voedselbederf veroorzaken, om dat tegen te gaan zien hoe we ze
kunnen bewaren zonder dat ze het verotten
Kaasbereiding Streptococcus
Yoghurt Lactobacillus en streptococcus
Bier en wijn bepaalde gisten dat de suikers in drank w omgezet in alcohol
Brood S. cerevisiae
Groei van de bacterie tegenwerken = bacteriostase
Volledig doden = sterilisatie
Tegenwerken door versch technieken beschermende atmosfeer (vaccuum)
Bewaarmiddelen bv brood voor langer vers en zacht te houden
Koelen tegen lage temperatuur kunnen meeste niet tegen dat ze niet
groeien
Verwijderen koken, dat ze kapot gaan bij hoge temp
Bestralen niet ioniserende of wel ioniserende straling
,Kwaliteitscontrole:
Staalnames hoe proper is je keuken, hoeveel onbewuste besmetting
Load-testing in labo’s zijn er besmettingen met andere mo hoe zuiver is het
experiment
Identificatie welk mo is er geidentificeerd, belangrijk voor overzicht
3. Biotechnologie:
Modelsysteem
Vector
Productie
o Insuline
o Somatotropine
o EPO
Mo gaan gebruikt worden als een soort van
machine om bepaalde producten te verkrijgen
Insuline diabetes hebben te weinig cellen
in pancreas dus te weinig insuline en ze gaan
proberen om andere cellen insuline te laten
produceren dus genetisch manipuleren door
een vector een bepaald MO die zijn genen
afgeeft aan een cel die dan weet dat die insuline gaat moeten produceren
1.3 Vormen van samenleving tussen twee organismen:
Meeste m.o. saprofagen
Symbiose (sym: samen, bios: leven)
Parasitisme: leven ten koste van een ander
• ! Is niet altijd pathogeen
• Facultatief : C. albicans, E. coli
• Obligaat : virussen
Mo gaan vaak samenleven met de gastheer (voordeel van mo of nadeel van gastheer)
Saprofagen = voeden met dood materiaal dus als een bepaald organisme sterft kunnen er
veel gaan opzitten en zich voeden
Belangrijke eigenschap omdat ze het mineralisatie proces bevorderen, ze gaan organische
producten omzetten naar anorganische producten
Autonome mo = volledig op zichzelf leven
Door evolutie zijn er veel veranderingen gebeurd zoals MO die in een heetwaterbron
leven die normaal gezien geen enkele MO in kan overleven of MO die in een zoute conc
leven waar normaal geen enkel MO tegen kan
, Tijdens de evolutie verliezen ze de eigenschap autonoom bijvoorbeeld pathogene MO die
zich in ons lichaam moeten voortplanten en ons ziek maken en dan pas voortplanten, ze
kunnen niet meer buiten de gastheer leven
Symbiose = samenleven verliezen van autonomiteit dus samenleven met iemand anders
Parasitisme = leven ten koste van een ander, we noemen ze parasieten ze zoeken een
gastheer dit kan een dier of een plant zijn, ze gaan schade doen aan de gastheer
veroorzaakt niet perse een ziekte (indien wel een pathogene parasiet)
Facultatieve parasiet (E coli en ablicans) = kunnen zich voortplanten binnen het lichaam van
een gastheer en schade doen maar kunnen zich ook buiten de gastheer voortplanten
Obligate parasieten (virussen) = ze hebben een gastheer nodig, kan niet zonder
Meningococcen = (veroorzaakt hersenvliesontsteking)
Mutualisme = beide MO hebben een voordeel bv de bacterien in de pensmaag
van runderen ze helpen bij het verteren van het gras en kunnen ze daaruit
energie halen voordeel voor de koe en de bacterien krijgen bescherming en
voedsel
Korstmossen cobinatie van een schimmel met een alg, de schimmel gaat rond de
alg zitten waardoor u alg bescherming krijgt van de schimmel en de alg gaat
fotosynthese doen en energie kunnen produceren dat die gaat delen met de
schimmel dus een voordeel
Stikstofbindende bacterien = bacterien die op planten gaan zitten, planten
kunnen geen stikstof uit de omgeving gaan halen, door de bacterien kunnen ze
wel stikstof uit de omgeving halen dus dat is een voordeel vd planten en planten
doen aan fotosynthese en maken suikers en energie aan en delen deze met de
bacterie (voordeel bacterie)
Commensalisme = beide voor en nadelen hebben bv de darmflora, iets zeer nuttig
wonen in onze darmen en helpen met verteren en ze bezetten zich overal en de
ziekteverwekkende bacterien hebben geen plek meer om zich te nestelen maar
vanaf het moment dat je als mens sterft dan gaan ze doordringen naar de rest
van je lichaam en zijn verantwoordelijk voor ontbindingsproces
Ze leven in een evenwichtstoestand als je gezond bent en leeft maar als je sterft
dan gaan de bacterien zorgen voor het ontbindingsproces dus hebben de bacterien
een heel groot voordeel maar jij als mens niet
Bv. als je heel ziek wordt en verzwakt kan de E coli ontsnappen naar de nieren en kan
dat een nierinfectie veroorzaken de evenwichtstoestand is belangrijk
Als er evenwicht is hebben ze allebei voordelen maar als dat evenwicht weg is komen
er nadelen bij