Leiderschap en innovatie: College 5
1 LEIDERSCHAP
INVLOED = de essentie van leiderschap
• Invloed gaat over hoe een leider een medewerker ‘bereikt’, ‘raakt’ → effect hebben
o Belangrijkste vragen wanneer het over leiderschap gaat:
▪ “Wat gebeurt er zodat iemand andere mensen meekrijgt in het verhaal?”
▪ “Wat maakt dat een leider het commitment/ engagement van mensen los
kan weken?”
• Relatie tussen macht en invloed blijft onduidelijk
• Macht beïnvloedt de keuze van beïnvloedingstactiek en modereert het effect ervan =>
Macht geeft je de kans om de manier waarop men invloed gaat uitoefenen (=
beïnvloedingstactiek) aan te passen.
• Ook veel conceptuele verwarring tussen power en authority (= verschil tussen macht en
bevoegdheid)
• MACHT EN AUTHORITEIT
o Macht (Power) = de absolute capaciteit van een individu om het gedrag en de
attitudes van één of meer aangeduide (designated) personen te beïnvloeden
(Capaciteit = Toegekende capaciteit)
▪ Macht = f(afhankelijkheid): hoe groter de afhankelijkheid van B van A, hoe
groter de macht van A in de relatie
• Bij macht is het belangrijkste woord afhankelijkheid! Een persoon
oefent macht uit over een aantal personen (bv. team), waardoor dat
team in een afhankelijkheidsrelatie zit.
▪ Afhankelijkheid neemt toe als A controle heeft over iets belangrijk (bv.
vakantieplanning) – zeldzaam (bv. er kunnen maar 2 mensen naar het congres
gaan) – onvervangbaar
▪ CAVE: Macht hoeft niet noodzakelijk negatief te zijn! Men maakt echter vaak
de connotatie met machtsmisbruik.
o Autoriteit (authority → bevoegdheid) = de rechten en plichten verbonden aan
specifieke posities in een organisatie:
▪ Dit includeert het recht om beslissingen te nemen:
• Iemand met bevoegdheid over iemand anders kan verzoeken doen
aan iemand, die door die persoon moeten ingewilligd worden
• Heeft ook het recht werkregels in te stellen en taken toe te bedelen
• Heeft ook het recht controle uit te oefenen => Controle uitoefenen
ontneemt vaak het gevoel voor autonomie van mensen in een team
MAAR als men de bevoegdheid over een team heeft, heeft men wél
de bevoegdheid/ het recht om controle uit te oefenen.
▪ De omvang van de bevoegdheid is verschillend naargelang het soort
leidinggevende (naargelang waar men in de organisatie zit).
DUS het centrale gegeven van leiderschap is invloed en als men macht en autoriteit heeft kan men
kiezen op welke manier men mensen zal gaan beïnvloeden.
1
, • Power taxonomie van French & Raven (TAXONOMIE = Rangschikkingsmodel)
o Persoonlijke macht (zowel kennis- als referentiemacht) is de sterkste (meest effectieve
vorm van macht) met positief effect op tevredenheid over de leider, inzet voor de
organisatie en persoonlijke performantie.
▪ Kennismacht = Iemand heeft macht omdat die veel weet.
▪ Referentiemacht = Een persoon waarop teruggevallen wordt/ persoon die
door zijn/ haar ervaringen in een organisatie/ team een bepaalde positie
verworven heeft.
Wanneer men werkt vanuit hetgeen dat men te vertellen heeft of vanuit hetgeen dat men als
persoon uitstraalt, zal men een veel sterker en positief effect hebben op medewerkers.
o Formele macht:
▪ Dwingende macht = Men vertrekt vanuit een bepaalde autoritaire stijl waarin
men zaken oplegt/ afdwingt.
• is negatief gecorreleerd met tevredenheid van de medewerker en
diens betrokkenheid/inzet.
▪ Beloningsmacht = Men heeft de bevoegdheid om bepaalde beloningen uit te
delen.
▪ Rechtmatige macht = bevoegdheid (verzoeken formuleren, controle
uitoefenen,…) => zie verwarring autoriteit en macht.
Formele macht Persoonlijke macht
Dwingende macht (coercive power) Kennismacht (expert power)
Beloningsmacht (reward power) Referentiemacht (referent power)
Rechtmatige macht (legitimate power):
bevoegdheid
• 3 soorten invloedsprocessen:
COMPLIANCE = mensen doen gehoorzamen (= dwingende macht)
= het opleggen van zaken waar mensen zich naar zullen moeten gedragen.
IDENTIFICATIE = Charismatisch leiderschap: vertrekt vanuit de persoonlijke kenmerken van de
leider die maken dat iemand zich gaat vereenzelvigen met die leider. M.a.w.
mensen gaan zich identificeren met die leider.
• CAVE: Kans op manipulatie! (bv. Adolf Hitler)
INTERNALISATIE = Het eigen maken van iets aan mensen. Dit werkt via het aanspreken van
motivatie.
= Een proces van overleg en discussie.
• De betrokkenheid wordt groter omdat mensen de kans hebben gehad
om een eigen inbreng te hebben in het verhaal.
2
, • 3 mogelijke outcomes van invloed
COMMITMENT (Internalisatie = akkoord gaan met een beslissing en inspanning om ze uit te
voeren)
• Voor een complexe, moeilijke taak is dit de meest succesvolle uitkomst
COMPLIANCE De medewerker doet wat moet, maar op een apathische dan wel enthousiaste
manier (het gedrag is beïnvloed, niet de attitude).
• De dag dat de controle of de motivatie wegvalt, vallen mensen terug in
het oude gedrag WANT men heeft even ingespeeld op het gedrag maar
niet op de attitude (≠ Duurzaam)
• Minder succesvol voor complexe taak, kan succesvol zijn voor
eenvoudige routine zaken
WEERSTAND De medewerker is tegen de beslissing en probeert uitvoering ervan te vermijden
=> “Wat kan men doen om die weerstand steeds zo laag mogelijk te houden?”
• Compliance als strategie kiezen kan vaak weerstand opwekken (bv .JCI)
3
,1.1 EFFECT VAN LEIDERSCHAP
• Het effect van leiderschap is niet enkel de verantwoordelijkheid van de leider zelf!
• De effectiviteit van leiderschap wordt bepaald door 3 groepen van factoren:
1. Kenmerken van de leider
▪ Persoonlijke kenmerken: vooral: eerlijkheid, vooruitziendheid (proactief),
competent inspirerend (= kenmerken die het meest naar voren komen in
onderzoek)
=> Dezelfde auteurs als van het exemplary leadership model:
(Actualisering van hun onderzoek, Steekproef op alle 5 de continenten, n = 750)
Op deze 5 continenten staan doorheen de tijd steeds 4 kenmerken stabiel in de top 4:
1. EERLIJKHEID (altijd de eerste plaats)
2. FORWARD-LOOKING (envisioning the future)
3. COMPETENY (competentie in de context van leiderschap) = De competentie van het leiden
van mensen (≠ bv. de beste verpleegkundige of arts zijn) Dit gaat over het KUNNEN leiden
en conflicten niet uit de weg willen gaan.
4. INSPIRING
2. Kenmerken van de volgers/ medewerkers
▪ Effectieve volgers zijn moedig, verantwoordelijk en proactief
• Men kan ook pech hebben met een team; bv. een reactief team die
alles gaan aanklagen.
▪ Bijkomende factoren: samenstelling van de groep (grootte, ervaring,
niveau,..), verwachtingen van de volgers,…
▪ Effectieve volgers integreren twee rollen:
• Beslissingen van de leider implementeren
(een volger doet wat er van hem/haar verwacht wordt)
• Onethische of misplaatste beslissingen aankaarten
(durven zaken in twijfel te trekken)
4
, 3. Kenmerken van de situatie
▪ Aard van het werk (routineus VS. maatwerk)
▪ Gestelde eisen (deadlines, rapporten,…)
▪ Beschikbare middelen (budget, infrastructuur,…)
▪ Gevaren (vb. hoog risico producten)
▪ Positie in de hiërarchie: verantwoordelijkheidsniveau
▪ Relatiepatroon (autonoom VS. afhankelijk)
▪ Graad van interafhankelijkheid van de afdeling
▪ Stadium van de afdeling: in opbloei, in verval
▪ ….
1.2 VAN ‘GREAT MAN’ TOT ‘TRANSFORMATIONEEL LEIDERSCHAP
Great man theorieën Leiderschap is aangeboren
Kenmerk theorieën Ontelbare kwaliteiten
Gedragstheorieën Leiderschapsstijlen
Situationeel leiderschap LS is situatie-gebonden
Contingentie theorie Welke variabelen bepalen de stijl ?
Transactioneel leiderschap ‘Contract’ tussen leider en volger
Transformationeel leiderschap Verandering - transformatie
1.2.1 Great man theorieën (19de eeuw)
• ‘great leaders are born, not made’
o CAVE: Huidige stand van wetenschap: 30% = aangeboren, 70% = verworven/ kan
ontwikkeld worden
• mythische, charismatische mannen (vooral uit de aristocratie = iemand met een bepaalde
positie: hero leadership)
• beschrijven van leiderschap van deze mannen
1.2.2 Kenmerkentheorieën (jaren ‘20)
• = TRAIT THEORY (ontstaan o.b.v. de ‘great man theory)
• Identificeren persoonlijkheids- en gedragskenmerken van leiders
o Vonden hun oorsprong bij Aristoteles (leiders worden geboren, niet gemaakt) =>
o Overvloed aan belangrijke kwaliteiten (Aristoteles omschreef een leider als iemand die
alles weet en alles kan)
• Domineerden de leadershipliteratuur tot de jaren ‘50
• Critici stelden dat LS verworven of aangeleerd kan worden door ervaring en/of training maar
ook dat er veel inconsistenties/onvolledigheden in het onderzoek naar de kenmerken zaten
en dat er niet gekeken werd naar de processen (vb. de relaties, de context)
o Men dient eveneens te kijken naar processen rondom die leiders (CONTEXT)
• Hoe valt het te verklaren dat mensen die deze kenmerken bezitten toch geen leiders zijn ?
o Tevens, bestaan er ook mensen die NIET over deze typische kenmerken beschikken
maar toch goede leiders zijn. (bv. Herman van Rompuy: vorige Europese president =>
Zeer introverte persoon terwijl een leider normaalgezien eerder extravert zou moeten
zijn)
5