Hulpverlening en recht
Deel 1: Inleiding
Hoofdstuk 1: Wat is recht
= geheel van afdwingbare regels en normen, opgelegd door de overheid
• Wordt dagdagelijks gebruikt in verschillende contexten
1. Subjectieve recht= recht om iets te doen of laten
Vb: jongere van 14 jaar heeft recht om bij een echtscheidingsprocedure tussen zijn ouders zijn mening te
geven over het verblijf bij de ouders
2. Objectief recht= rechtsregels, ‘het recht verbiedt het je’, regels opgelegd door de overheid en dus
afdwingbaar, kunnen je iets opleggen, verbieden of een handeling toelaten. Ze zijn algemeen en gelden voor
alle rechtssubjecten in gelijkaardige omstandigheden
Doel: het maatschappelijke leven tussen personen onderling en met de overheid te organiseren, te ordenen
en leefbaar te maken
Als hulpverlener? → beroepsgeheim!! (in sommige gevallen mogen politiemensen en hulpverleners dit recht opzij
zetten)
Fatsoenregel= ongeschreven regel, waaraan ieder orgaan met bestaansbevoegdheden zich moeten houden
Hoofdstuk 2: Indeling van het recht
Indeling van recht
Nationaal recht internationaal recht
Privaat recht publiek recht
Internationaal en nationaal recht
Internationaal recht:
• Regelt de verhouding tussen naties onderling
• Bevat regels die de grenzen van een staat overschrijden
• Regelt welke rechter er bevoegd is en welk (nationaal) recht er van toepassing is op geschillen tussen burgers
met verschillende nationaliteiten of andere grensoverschrijdende aspecten internationaal privaatrecht
Vb: EVRM, verdrag van de rechten voor het kind, handelsverdragen, …
Nationaal recht:
• Geheel van rechtsregels dat de verhouding tussen burgers en tussen burgers & de staat regelt
• Bestaat uit privaat en publiek recht
Privaat en publiek recht
Privaatrecht:
• Regelt de verhoudingen tussen burgers onderling en tegenover publiekrechtelijke rechtspersonen die handelen
op voet van gelijkheid met burgers
Vb: personen- en familierecht, verbintenissenrecht, …
Publiek recht:
• Regelt het algemeen belang binnen een staat, de inrichting, de werking en de organen ervan tegenover burgers,
andere staten en internationale rechtspersonen
Vb: grondwet, administratief recht, strafrecht, …
!!Sommige rechtstakken worden als gemengd beschouw omdat ze aspecten van privaat en publiek recht bevatten:
Bv: economisch recht, burgerlijk procesrecht, …
1
,Regels van openbare orde, dwingend recht en aanvullend recht
Regels van openbare orde:
• Iedereen moet de regels van openbare orde naleven
• Hebben te maken met de goede zeden en de fundamentele beginselen en belangen van de overheid
• Bij geschil moeten deze regels altijd en automatisch toegepast worden
Dwingend recht:
• Doel om bepaalde doelgroepen te beschermen
• Bij een geschil kan enkel de beschermde partij zich op deze rechtsregel beroepen
Aanvullend recht:
• Je kiest zelf of je de regels van aanvullend recht van toepassing maakt op jou situatie
Hoofdstuk 3: Bronnen van het recht
- Hiërarchie tussen de verschillende bronnen van het recht
1. De wetgeving
België is een gefederaliseerd land= wetgeving bestaat op verschillende staatsniveaus
1. De grondwet
- Meest fundamentele nationale wet naar de andere wetten zich richten
- Legt de inrichting van de verschillende machten vast
- Rechten en vrijheden van burgers
2. Een wet
- Komt tot stand in het federale parlement (kamer en de senaat) en wordt bekrachtigd door de koning
- Initiatief kan komen van volksvertegenwoordiger, senator of van de koning als onderdeel van
wetgevende macht of van minister of koning als onderdeel van uitvoerende macht
- Wetsvoorstel doen door beide kamers goedgekeurd te worden
Kamer en senaat kunnen amendementen aanbrengen= een wijziging, toevoeging of weglaten op het
initiële wetsvoorstel of -ontwerp
Ad hoc= parlementaire commissie die wordt samengesteld bij een bijzondere gebeurtenis
- Na bespreking en goedkeuring, wordt er gestemd
- Ontwerp of voorstel wordt aangenomen bij meerderheid van stemmen en met de meerderheid van de
kamerleden aanwezig
- Dan is de bekrachtiging van de wet
- Daarna afkondiging door de koning: gebeurt in het Belgisch staatsblad, in de beide landstalen
- (wet wordt 10 dagen na bekendmaking bindend)
3. Koninklijke en ministeriële besluiten
- Wetten zijn doorgaan vrij algemeen opgesteld
- Verdere uitwerking gebeurt door koninklijke besluiten
- Ministerieel beluit bevat verdere uitwerking van de koninklijke besluiten
4. Decreten en ordonnanties
- Decreten= wetten van de deelparlementen in ons land (Vlaams Parlement, Parlement van de Franse
gemeenschap, Parlement van het Waalse gewest en het Parlement van de Duitse gemeenschap). Staan
op hetzelfde niveau als de federale wetten, maar hebben hun toepassingsgebied binnen hun bepaalde
regio en ontlenen hun bevoegdheden aan de grond van wettelijke bepalingen
- Ordonnanties= komen van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en zijn van kracht in het Brusselse
Gewest
5. Besluiten van een regionale deelregering
- Regionaal decreet of ordonnantie wordt verder uitgewerkt in een besluit en worden gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad
2
, 6. Provinciale en gemeentelijke reglementen
- Provincieraad= vaardigt provinciale besluiten uit die gepubliceerd worden in het bestuursmemoriaal van
de provincie en worden binden 8 dagen na publicatie
- Gemeenteraad= vaardigt gemeentereglementen uit die via aanplakking bekendheid krijgen en na vijf
dagen bindend worden
7. Internationale wetgeving
- België maakt deel van internationale gemeenschap
→ onderworpen aan internationale regelgeving
Vb: EVRM, De conventie van Genève, VN- verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,...
2. Rechtspraak
= geheel van rechterlijke uitspraken van de verschillende rechtbanken
• Elke rechter baseert zijn of haar uitspraak op de bestaande wetgeving en interpretatie
• Bestaande wetgevingen zijn formele rechtsbronnen
3. Rechtsleer
= geheel van wetenschappelijke uitspraken van rechtsgeleerden (bv: opinies, verduidelijkingen die gepubliceerd zijn)
• Rechters doen regelmatig beroep op rechtsleer en nemen zelfs bepaalde standpunten van rechtsgeleerden op in
hun uitspraken
• Rechtsleer is geen formele rechtsbron, aangezien ze de inhoud van de wetten en de rechtspraak beïnvloed
4. De gewoonten
• Komt tot stand door een lang en éénvorming gebruik van de gemeenschap zonder dat een rechtsregel is
neergeschreven
5. Algemene rechtsbeginselen – De bilijkheid
= morele normen waarop de organisatie van een samenleving berust en die noodzakelijk zijn om rechtszekerheid en
rechtvaardigheid te verzekeren
• Bilijkheid= voorbeeld van algemeen rechtsbeginsel, vervangt of verzacht de hardheid van een rechtsregel, maar
kan enkel wanneer de wet hierin voorziet
Deel 2: publiek- en staatsrecht
Hoofdstuk 1: België: staatkundige principes
België kent een erfelijke, constitutionele monarchie
→ koning heeft politieke en symbolische rol
→ absolute onschendbaarheid op juridisch en politiek vlak → kan niet voor de rechtbank gedaagd worden
België is een democratische staat
Democratie= macht door en voor het volk
→ volk kiest volksvertegenwoordigers adhv georganiseerde verkiezingen (op verschillende niveaus) stemplicht
Montesquieu: principe van de scheiding der machten
→Trias politica: vrijheid van de burgers te vergroten en controle op het overheidssysteem door burgers mogelijk te
maken
1. Wetgevende macht
- wetten maken, herziening van de grondwet initiëren, controle op regering, goedkeuren begroting
- koning, parlement, senaat
2. Uitvoerende macht
- uitvaardigen van regelgeving, handhaven openbare orde, benoemen ambtenaren,…
- koning, regering
3. Rechterlijke macht
- Rechtbanken en hoven van beroep
3
, Hoofdstuk 2: federale politieke instellingen
1. Het parlement
• Maakt deel uit van federale wetgevende macht
• Bestaat uit: de koning, kamer van volksvertegenwoordigers en de senaat
VVK: om de vier jaar rechtstreeks verkozen door alle burgers boven de 18 jaar en met Belgische nationaliteit
Leden van senaat: rechtstreeks verkozen senatoren, senatoren die aangewezen worden door
gemeenschapsraden, gecoöpteerde senatoren en de kinderen van de koning
• Parlementsleden zijn onverantwoordelijk voor de door hen geuite meningen en hebben parlementaire
onschendbaarheid (kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden, tenzij betrapping op heterdaad of
toestemming)
• Bevoegdheden:
- Wetten maken
- Initiatiefrecht met oog op de herzieningen van de grondwet, internationale verdragen en de organisatie
van de rechtbanken
- Controlerecht op het functioneren van de regering
- Recht om parlementaire vragen te stellen aan een minister over dienst beleid
2. De regering
• Staat (samen met de koning) aan hoofd van de uitvoerende macht
• Bevoegdheden:
- Zorgt voor handhaven van openbare orde
- Benoemingen van ambtenaren en magistraten
- Bestuurt buitenlands beleid
• Zijn politiek verantwoordelijk maar hebben strafrechtelijke onschendbaarheid
→minister die ondertekend heeft volledige verantwoordelijkheid, koning is politiek onverantwoordelijk
• Regering wordt geleid door eerste minister: voorzitter van de ministerraad= de vergadering van alle ministers
Ministerraad= paritiair samengesteld= evenveel Vlaamse als Franstalige ministers
4