1
Mens, samenleving en economie
Deel: Sociologie
1. Wat is de welvaartsstaat: een definitie
Een samenlevingsvormen van rijke industrialiseerde landen, waarbij een aantal sociale grondrechten van de
burger met het oog op materialen welvaart en bevordering van kansen tot ontplooiing, binnen een wettelijk
raamwerk (sociaal recht), effectief gewaarborgd worden, en dit alles met behoud van de vrije markt in het
raam van de parlementaire democratie.
Belangrijk is dat het gaat om het collectief en dat niet enkel het individu in staat moet zijn financieel
onafhankelijk te zijn
19de eeuw: start opbouw van de welvaartsstaat = de (oude) sociale kwestie à industriële revolutie: mensen
verlaten het platteland en trekken naar de steden om te gaan werken.
- Film Daems: de mensen moesten met 3,4,5,6 gaan werken om rond te komen à mensen die niet
konden werken waren een last. De mensen werden geloot om te mogen werken. Er waren geen
werkloosheidsuitkeringen, pensioenen… voor degenen die niet konden werken. Ook was er veel
kinderarbeid (veel werk voor weinig geld/kinderarbeid/kloof arm en rijk/slechte
arbeidsomstandigheden/ …)
o Deze revolutie zou zich tegen de economie gaan keren want de economie had sterke, gezonde
mensen nodig die geschoold waren.
o Rol van de overheid was toen de openbare orde handhaven à geen sociale rol
o Evolutie sinds Sociaal Pact (1944) = ommekeer tot uitbreiding rol van overheid
§ Vrije markt aangestuurd door sociaal recht
§ Rijkdom nodig voor het bekomen van een welvaartstaat à herverdelingssysteem
De welvaartsstaat heeft 2 doelstellingen:
- Economische doelstelling
o Kapitalistische economie = vrijemarkteconomie à men moest gaan investeren in menselijk
kapitaal.
- Sociale doelstelling
Veel landen die de industrialisering meegemaakt hebben zijn over gegaan naar een staat van goederen en
diensten. Niet alleen materiele welvaart, ook al het potentieel dat mensen hebben wil men zoveel mogelijk
tot uiting laten komen.
1.1. Wezenskenmerken van de welvaartsstaat:
1. Rijk: hoog welvaartspeil
2. Sociale grondrechten: effectieve waarborging door overheidsoptreden (sociale markteconomie)
3. Niet staats; eigen type van besluitvorming (rol erkende sociale partners)
4. Governance en uitvoering van het sociaal beleid ook niet staats
5. In het raam van de parlementaire democratie
6. Welvaarstaat is meerlagig (nationaal/regionaal/internationaal)
1
, 2
Synoniem voor de welvaartsstaat: de verzorgingsstaat = het individu is niet verantwoordelijk voor sociale
risico’s (ouderdom, ziekte, arbeidsongeschiktheid…) à de overheid is mee verantwoordelijk (=collectiviteit)
- De overheid verzorgt werkloosheidsuitkeringen, zwangerschapsverlof, dienstencheques, onderwijs,
dokters, studietoelages…
- OCMW = zorgt voor de uitkeringen maar ook voor steun bij overlijdens ed.
- De VS is geen welvaartsstaat: het individu is verantwoordelijk, het zijn private tarieven voor
onderwijs en gezondheidszorgen, de overheid heeft een zo klein mogelijke rol.
Canada, Australië en vooral Europese landen daarentegen wel
1.2. Hoog welvaartspeil
(1) Groei van het reële BBP (in constante prijzen, afgerond) per hoofd van de bevolking in dollars, België,
1960-2013
BBP = de totale nationale rijkdom van een land
Dit zijn nominale bedragen
Onze economie, rijkdom en materiele rijkdom is verdriedubbeld.
Het is over een lange tijd: controleren op inflatie, we willen de reële evolutie van de materiele rijkdom
(2) Vergelijking van het BBP per hoofd in $ in de wereld, 2013
Zeer donkerrood: >102.000, donkerrood: 51,200-102,000; rood: 12,800-25,600;
felrood:6,400-12,800, oranje:3,200-6,400; licht oranje:1,600-3,200, geel: 400-800
Hoe donkerder de kleur, hoe rijker het land. Het valt op dat de rijkere landen zich in het noordelijk halfrond
bevinden (Europa, VS, Australië is een uitzondering).
De welvaartsstaat hangt samen met de rijkdom van een land à er zijn dus vooral welvaartsstaten in het
Westen. Je hebt een economische basis nodig om te kunnen herverdelen.
Er is 1,7% groei voor 2017-2018 voorspeld. We zijn hier tevreden mee, want er is al een 40-jaarige stagnatie
van de economie à de “koek” wordt groter maar wie gaat dit allemaal betalen als de economie niet mee
groeit met de bevolking?
2
, 3
(3) Determinanten van economische groei
1) Inschakeling van de technologie in het arbeidsproces (vroeger in industrie, vandaag in
diensteneconomie = de postindustriële transitie)
2) Rationelere arbeids- en productieorganisatie (vroeger lopende band; thans in de diensten
teamwerking)
3) Werking van de welvaartsstaat: à Nood aan productieve, gezonde, goed opgeleide
burgers/arbeidskrachten (via onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid, veiligheid, mobiliteit)
à Heeft hoge arbeidsproductiviteit mogelijk gemaakt terwijl werkzaamheidsgraad relatief laag is +
samengebalde loopbanen
1.2.1. Evolutie van het aandeel van de 3 activiteit sectoren in de werkgelegenheid, 1846-2014 (in %)
Verschuiving van een landbouw- en veeteelt economie à industriële economie (fabrieksarbeid en de manier
waarop het toen georganiseerd was, geen sociale bescherming à diensteneconomie
Tertiaire sector =
- Commerciële diensten
- Niet-commerciële diensten
o Ziekenhuizen
o Bejaardentehuizen
o Onderwijs
1.2.2. Evolutie v/d werkgelegenheid 1970-2014
Primaire sector - 120.000 jobs
Secundaire sector - 585.000 jobs
Tertiaire sector + 1.560.000 jobs
= netto jobcreatie (mythe van de “jobless growth”)
Van blue color workers (= een arbeider) naar white color worker (= een bediende) à kleuren staan voor de
kleuren van de werkkledij.
Blue à vroeger werkten de arbeiders met een jeans, omdat die stof zeer stevig was, later werden het
overals.
3
, 4
Evolutie werkzaamheidsgraad 20-64 jarigen, Vlaanderen 2003-2018
1983 60,5%
2007 71,9%
2018 74,6%
Werkzaamheidsgraad in
België een pak lager door
Brussel en Wallonië (minder
werkgelegenheid)
Werkzaamheidsgraad (20-64 jarigen), 2018
- Vlaams Gewest: 74,6%
- EU: 73,1%
- Waals Gewest: 63,7%
- Brussels H. Gewest: 61,4%
Werkzaamheidsgraad naar leeftijd: de samengebalde loopbaan, EU28 en Vlaanderen, 2018
Misvatting: economische groei gaat gepaard met hard werken. In onze samenleving:
- Minder werken per week en per jaar (recht op vakantie) en over de volledige loopbaan.
Mensen stromen als maar later in en stromen als maar vroeger terug uit op de arbeidsmarkt.
- Brugpensioen: heeft niets te maken met pensioen
- SWT: is de nieuwe naam, het is een werkloosheidsuitkering waarbij de werkgever een extra toeslag
geeft op het pensioen à men probeert dit stelsel af te bouwen. Men dacht bij de invoering van dit
systeem: de ouderen wegwerken en de jongeren zullen sneller een job vinden, dit bleek niet zo te
zijn.
De welvaartsstaat stoot op grenzen zoals nu met de vergrijzing: dit kost pakken geld dus er moeten meer
mensen aan het werk, zowel jongeren als ouderen.
4