Hoofstuk 1: algemene inleiding en omschrijving van het staatsrecht
A. Het onderscheid tussen publiek en privaatrecht
1. Privaatrecht
= recht dat de relaties tussen de burgers onderling, tussen burgers en private entiteiten (bv naamloze
genootschappen, VZW) of tussen private entiteiten onderling vastlegt
Burgers mogen onderlinge verhoudingen in beginselen zelf regelen
Burgers zijn gelijk
Belang vrijheid en gelijkheid Franse revolutie -> BW (ontstaan 1804: code Napoleon)
2. Publiekrecht Sensu lato
= omvat het geheel van regels betreffende het statuut van de bewindvoerders, hun macht en de interactie met
elkaar en met de particuliere personen (= de burgers) => het handelen van de ov
Verhoudingen tussen overheden, maar ook verhoudingen tussen staten
Burger heeft ondergeschikte positie t.o.v. de overheid
o basis principe: er is geen gelijkheid tussen de burgers en de overheid, de burger is
ondergeschikt aan de overheid. Mensen gaan opkomen voor hun eigen privé belang, terwijl de
overheid het algemeen belang moet dienen daarom is het nodig dat de overheid macht heeft
die burgers niet hebben
bv. Onteigening: stuk grond onteigenen voor een nieuwe autostrade
Ov kan: binnen de wettelijke grenzen, zaken opleggen of ontnemen indien dit nodig is voor het
algemeen belang -> eenzijdig proces
3. Nuancering onderscheid
Onderscheid tussen privaat en publiekrecht moet om meerdere redenen worden genuanceerd:
Publiekrecht geldt enken t.a.v. de ov indien zij optreed in haar hoedanigheid van overheid
Hoofstuk 2: de bronnen van het grondwettelijk recht
Verschil tussen schreven bronnen zoals de grondwet en ongeschreven bronnen. Ongeschreven bronnen zijn
grondwettelijke gewoontes (koning stelt formateur aan) en algemene rechtsbeginselen van grondwettelijke
aard (scheiding van de machten) => staan nergens in een document
1. De hiërarchie van de rechtsnormen
Alle rechtsregels zijn afdwingbaar en moeten worden nageleefd => maar ontstaan van normenconflicten: GW
schenkt weinig aandacht aan dit probleem dus toepassing van de hiërarchie der normen (ontwikkeld door
rechtsleer en rechtspraak want tussen degene die de wetten maken bestaat er ook een hiërarchie)
Normen die lager gerangschikt staan moeten hogere normen respecteren. Lagere normen mogen de
hogere normen enkel uitvoeren, specificeren of verduidelijken
De lagere regelgever moet volgens de hogere regelgever handelen
Bij een conflict: rechter moet voorrang geven aan de hogere norm => hiërarchie is juridisch
afdwingbaar: rechter mag lagere norm enkel toepassen als de norm in overeenstemming is met de
hogere norm (anders: lagere norm buitentoepassing laten)
Onduidelijkheid van een norm: norm moet op die wijze worden geïnterpreteerd dat hij in
overeenstemming staat met de hogere norm
De leer van de hiërarchie der rechtsnormen heeft betrekking op de verhouding tussen normen die worden
gekenmerkt door hun onpersoonlijk karakter en hun toepasbaarheid op een onbepaald aantal gevallen. En
heeft GEEN betrekking op de verhouding tussen bronnen en individuele beslissingen.
RvS en GWH erkend de hiërarchie als algemeen rechtsbeginsel
, HvC erkend de hiërarchie als algemeen rechtsbeginsel met grondwettelijke waarde (heeft dezelfde
juridische waarde als de geschreven GW)
2. Internationale en supranationale normen
Internationale normen = verdragen
Supranationale normen gaan uit van supranationale instellingen (EU) => supranationale
organisaties worden bepaald bevoegdheden van de nationale staten overgedragen naar een
autoriteit die boven de nationale staten staat (bijzondere categorie van de internationale normen)
Verdrag = een overeenkomst die, met het oog op het regelen van hun onderlinge verhoudingen, door 2 of
meer internationaalrechtelijke subjecten (staten of organisaties) wordt gesloten => 5 verschillende elementen
(bv handelsverdragen)
Het is een overeenkomst
Art. 3 WVV (door de VN) vereist teven een schriftelijke neerslag van wat overeengekomen is
(mondelingen verdragen mogen niet)
Het moet rechtsgevolgen/ juridische gevolgen te weeg brengen (politieke beslissingen zijn geen
verdrag + gentelman ’s agreement zoals die tussen Hitler en Oostenrijk waar hij de onafhankelijkheid
van Oostenrijk belooft maar 1j later valt hij Oostenrijk binnen => juridisch heeft dit geen gevolgen/ niet
afdwingbaar, doet beroep op eer gevoel van partijen)
Moet gesloten worden tussen subjecten van het internationaal recht (staten en internationale
organisaties) => in België geldt de regel: wie intern bevoegd is, is op internationaal vlak bevoegd zoals
onderwijs voor de gemeenschappen (art 167 par 3 GW)
De overeenkomst dient beheerst te worden door het internationaal recht. Op de verdragen die België
sluit is het Belgisch recht niet van toepassing. Bij geschillen wordt het door internationaal recht
opgelost niet door nationaal recht. Verdrag = informele rechtsbron
Constitutie of handvest = oprichtingsverdragen
Conventies = verdragen die worden gesloten binnen internationale organisaties (bv VN)
Protocol = een verdrag dat is bedoeld om een reeds bestaand verdrag aan te vullen
Naam van een verdrag heeft geen juridische waarde
Er bestaan 2 soorten verdragen:
Verdragen met rechtstreekse werking (self-executing)
o Rechtstreekse werking in de interne rechtsorde
o Toepasselijk op rechtssubjecten wanneer zij door een wet of decreet werden goedgekeurd en
in het BS werden bekendgemaakt
o Kennen rechtstreekse rechten en plichten toe aan de burgers, zonder dat het verdrag door
een interne wet wordt omgezet in de rechtsorde
o Burgers kunnen er zich op rechten en plichten beroepen voor de nationale rechter +
afdwingen door interne rechtscolleges
Verdragen zonder rechtstreekse werking (niet self-executing)
o Geen normerend karakter t.a.v. individuen, scheppen geen subjectieve rechten, leggen enkel
plichten op aan de staat
o Scheppen enkel rechten, verplichtingen en verbintenissen tussen staten of internationale
organisaties die ze hebben gesloten
o Partijen verplichten zich er toe bepaalde zaken te regelen: staat verplicht zich er toe om bepaalde ding
in eigen rechtsorde te regelen door een wet, decreet of ordonnantie
o Partijen voldoen enkel aan hun verdragsverplichtingen wanneer zij een bepaalde wettelijke
regeling in hun rechtsorde hebben getroffen
o Ze zijn niet van toepassing op de rechtsonderhorigen zolang de inhoud van het verdrag niet
door een wetgevende akte in de interne rechtsorde van de staat werd opgenomen
Verhoudingen tussen het internationaal recht en het nationaal recht:
, Verhouding wordt niet geregeld in de GW => art 34 GW: wettelijke basis voor het overdragen van de
soevereiniteit aan internationale en supranationale organisaties
o Art. maakt duidelijk dat enkel de uitoefening van bepaalde machten kan worden overgedragen dus a
België uit de EU stap, keert de uitoefening van de macht terug naar België
o Artikel 34 is niet algemeen: hij kan enkel betrekking hebben op bepaalde machten, anders zou
de staat van zijn essentie kunnen worden gedaan
o Overdraging moet voldoende duidelijk worden omschreven
o Geen afstand van soevereiniteit zelf + geen sluiting van verdragen die het organen van de
internationale instellingen zelf mogelijk maken om hun machten uit te breide ten nadele van
de staat
In de rechtsleer 2 mogelijkheden:
o Dualisme:
Verdrag kan enkel betekenis en status van geldend recht hebben, wanneer die
bepaling door een regel in het nationaal recht is omgezet in het nationaal recht
Staat boven wetten als ze
(transformatieleer)
zijn omgezet Gevolgen voor de burger? Internationale regel moet door een nationale wet worden
omgezet naar een nationale rechtsregel
Omgezet verdrag heeft voorrang op vroegere wetten, maar niet op latere wetten =>
kunnen dus afbreuk doen aan eerder gesloten verdrag
o Monisme:
recht vormt een eenheid + directe werking
de door de wetgevende macht goedgekeurde verdragen maken deel uit van de
nationale rechtsorde, zonder dat de verdragen moeten worden omgezet in het
nationaal recht (burger kan zich ook rechtstreeks op beroepen)
bindend internationaal verdrag maakt automatisch deel uit van de nationale
rechtsorde, zonder een omzettingswet => wel vereist dat verdrag geldig is tot stand
gekomen in de internationale en nationale rechtsorde
Smeerkaasarrest (1971 - HvC):
“wanneer een conflict bestaat tussen een internrechtelijke norm en een
internationaalrechtelijke norm die rechtstreeks gevolgen heeft in de interne
rechtsorde, de door het verdrag bepaalde regel moet voorgaan”
HvC erkend voorrang van internationale en supranationale rechtsregels als
een algemeen rechtsbeginsel
3. De GRONDWET
= fundamentele wet die de inrichting, de werking en de onderlinge verhouding van de staatsmachten regelt,
alsmede de grondrechten en vrijheden van de burgers vastlegt. (geen details)
geheel van fundamentele rechtsregels die
o de werking en de organisatie van de instellingen bepaald
o de verhouding bepalen tussen de instellingen en de burgers bepaald
o en de verhouding bepalen tussen de instellingen en onderling.
Belang van de grondwet
Staat en grondwet hangen samen
o een staat ontstaat en evolueert met haar grondwet => oprichting van een nieuwe staat wordt
er ook een grondwet opgesteld
o elke staat heeft een grondwet maar in democratie meest naar GW verwezen want hier wordt
de macht van de instellingen beperkt
grondwet = referentiekader, de stabiele en hoogste rechtsnorm die het institutioneel kader,
instellingen en bevoegdheden van de staat regelt => juridische hoeksteen van staat
o grondwet = een wet -> geen gewone want komt in uitzonderlijke omstandigheden tot stand
(zoals bij een revolutie) + moeilijker te wijzigen met speciale regels (niet op zelfde manier
veranderen als een gewone wet)
o hoogste norm in Belgische rechtsorde
Art. 187 GW: GW kan nooit worden geschorst
, o Bepaling heeft algemene draagwijde + overheid waarborgen van de GW zoals vrijheid niet
buiten werking zetten
o Bv. Het in voeren van een noodtoestand waarbij het normaal regime tijdelijk wordt
uitgeschakeld, dan mag de politie huiszoekingen doen wanneer ze dit willen maar dit gaat niet
door art 187 GW die zegt dat de GW nooit kan worden geschorst nog geheel, nog gedeeltelijk
Oorsprong van de grondwet
Idee van een GW is ontstaan in de 16 e eeuw vanuit het idee dat er ergens een fundamentele tekst
moest zijn die de koning niet kon wijzigen => de oudste GW is die van de Amerikaanse kolonies op het
moment van hun onafhankelijkheidsoorlog 1787. Dit was de eerste geschreven GW deze is nog steeds
van kracht en heeft model gestaan voor andere GW
Nationaal congres 1830: opdracht om een GW op te stellen
Grondwet werd in 1831 goedgekeurd
o GW is beïnvloed door verlichting, grondwettelijke teksten uit de Franse Revolutie en
middeleeuwse landkeuren (= bij het huwelijk van de koning is hij zijn nieuwe echtgenote in
elke provincie gaan voorstellen. Dit is een zeer oud gebruik van de ME waarbij er de nieuwe
vorst of iemand van adel de ronde reed over zijn gebieden waar hij de gezaghebber over was
dit was dan het moment waar er afspraken werden gemaakt tussen de machtshebber en die
minister van de ME steden zoals over belastingen dit werd dit neer gelegd in keuren)
Blijde inkomst 1656: het hertogdom Brabant komt onder gezag te staan van een
vrouw => haar gezag werd in twijfel getrokken. In deze blijde inkomst staat een
gehoorzaamheidsclausule en wordt er afgesproken dat als de hertogin zich niet aan de
tekst van keuren houdt dat er dan recht tot verzet is door de gemeente en de steden.
Dit is een paradigma shift want toen geloofde ze dat de heersers door god gekozen
waren en durfde men niet in opstand te komen
o Eerste GW die de macht van de koning aan banden had gelegd
o GW is een liberale grondwet die fundamentele vrijheden, beginselen van de scheiding der
machten, representatie van instellingen en de rechtstaat bevestigd
o Oorspronkelijk enkel in het Frans, pas in 1967 werden de Nederlandstalige teksten van de GW
gestemd (daarvoor had het enkel een status van vertaling), 1991 ook Duitse versie
Onderscheid tussen de vormelijk en inhoudelijke dimensie van de grondwet:
Formele grondwet – geschreven grondwet: hoe krijgt de GW vorm?
o GW in formele zin omvat het geheel van regels die als dermate belangrijk worden geacht dat
het opstellen en de wijziging ervan aan speciale procedures worden onderworpen
o Geschreven karakter vormt een wezenskenmerk van het grondwetsbegrip vanuit vormelijk
oogpunt
o Staat hoeft niet noodzakelijk over een geschreven GW te beschikken (bv. VK: constitutioneel
recht ligt er vast in wetten, gewoontes en rechtspraak)
Materiële wet: welke inhoud heeft de grondwet?
o GW in materiële zin is het geheel van fundamentele (geschreven of ongeschreven) regels die
de bevoegdheden, de organisatie en de werking van de hogere openbare instellingen, alsook
de rechten en vrijheden toegekend aan de burgers bepaalt
o Ruimer begrip dan formele, geschreven GW omdat het ook andere normen en beginselen van
grondwettelijke aard omvat, die niet zijn neerschreven zoals de grondwettelijke gewoontes en
algemene rechtsbeginselen van grondwettelijke aard zoals de leer van de lopende zaken en de
scheiding der machten
o Regels in materiële zin zijn niet noodzakelijk regels in formele zin
Kenmerken van de grondwet:
Algemeenheid