Hoofdstuk 1: belang van planten
1. Een kritische blik hebben waarom er plantkunde in de opleiding aangeboden wordt.
• Interesse aanwakkeren
• Brede vorming, algemene kennis opdoen
• Ontdekken zowel op macroniveau als microniveau
• Op een duurzame manier met de natuur leren omgaan
2. De reactievergelijking van de fotosynthese kunnen weergeven.
6 delen koolstofdioxide + 6 delen water → 6 delen zuurstofgas + 1 deel glucose
(onder invloed van zonlicht = lichtenergie)
3. Het belang van de fotosynthese kunnen schetsen.
• Zonder de fotosynthese kan er geen zuurstof aangemaakt worden
• Zuurstof is nodig voor het leven op aarde, zonder zuurstof kunnen geen levende wezens
leven
• Fotosynthese is het aanmaken van zuurstof door middel van licht, water, koolstofdioxide en
bladgroenkorrels
• Zonder groene planten kan er geen fotosynthese plaatsvinden → dus ook geen zuurstof
4. Kunnen verklaren waarom een overbevolking een bedreiging is voor de plantenwereld.
• Door overbevolking is er een te kort aan reserve grondstoffen. Door overbevolking zijn er ook
veel ontbossingen. Meer mensen wilt ook zeggen dat ze meer planten gaan consumeren voor
bijvoorbeeld medicatie.
• In de landen Afrika, China en Zuid-Azië is de bevolkingstoename het grootst. De gevolgen van
de bevolkingstoename krijgen de landen te maken met hongersnood, voedselschaarste,
ziekten, armoede enz. juist waar de bevolking het snelst toeneemt is het voedselaanbod het
kleinst.
5. Kunnen verklaren waarom een tekort aan fossiele brandstoffen bedreigend kan zijn voor de
mens. Hierbij alternatieven kunnen geven.
• Fossiele brandstoffen zoals olie, kolen en gas vormen de belangrijkste bron van energie ter
wereld. Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt er veel energie vrij, die kan worden
gebruikt voor machines, fabrieken, voertuigen en elektriciteitsproductie.
• In de loop van miljoenen jaren zijn er gigantische hoeveelheden fossiele brandstof opgeslagen
onder de grond. De impact van de schaarser wordende reserves en de toenemende vraag naar
deze grondstoffen is nu al merkbaar. Ondertussen gaat men opzoek naar alternatieven zoals
zonne-energie, windenergie, waterenergie en bio energie.
1
,6. Het principe van verwijderen van fijnstof door een plant kunnen weergeven.
Fijnstof = allerlei schadelijke in de lucht zwevende deeltjes.
Mensen hebben drie primaire levensbehoeften: schone lucht, schoon water en gezond voedsel:
• Schone Lucht en gezond voedsel = plantenleven
• Zuiver water = alle plantenleven
- Planten maken zuurstof, reinigen water en houden water vast
• Planten vormen de basis van onze complete voedselketen.
Conclusie : Geen mens kan dus leven zonder planten!
Mensen en dieren gebruiken de zuurstof (O2) uit de lucht voor hun energieproces en als afval
scheiden zij CO2 uit. Bij een plant is dit precies andersom. Een plant gebruikt de CO2 om energie
te krijgen en levert als afval O2 op. Zonder planten op de wereld kunnen wij niet ademhalen.
Maar, de mens met name, produceert nog meer afval. Het moderne leven produceert op allerlei
manieren flinke hoeveelheden chemische troep. Denk aan fabrieken, auto’s, verwarming, maar
ook veel moderne bouwmaterialen en stoffen ‘ademen’ toxische stoffen uit.
Veel minder bekend is dat ook die stoffen door planten worden opgeruimd, omdat zij deze stoffen
prima kunnen gebruiken als voedsel Planten zijn in staat om fijn stof af te breken !
Er zijn twee plekken waar een plant in dit verband ‘contact’ heeft met de wereld om zich heen:
1) De bladeren en de wortels. De bladeren hebben huidmondjes. De huidmondjes ademen het
CO2 in, en ademen de O2 uit en verdampen gedurende dit proces schoon water de lucht in.
2) De wortels nemen het water uit de omgeving op. Zowel in de lucht die planten inademen
als in het water zitten fijnstof verbindingen die voor ander leven ongezond zijn. De wortels
zijn in staat om deze verbindingen om te zetten naar onschadelijke stoffen en leveren
daarmee voedsel voor henzelf en het overige bodemleven.
Dat planten ook dit afval, onze fijnstof gifstoffen, zeer effectief verwerken en omzetten naar
onschadelijke en bruikbare stoffen is pas een jaar of 20 bekend, en bij het grotere publiek vaak
helemaal nog niet. Wel wordt steeds meer bekend hoe schadelijk fijnstof eigenlijk is. Het
vergroenen van onze leefomgeving is dus ook hierom erg belangrijk. Zowel binnen, als buiten.
Want, wat nog veel minder mensen weten, is dat ons binnenklimaat over het algemeen 5 tot 10
keer meer vervuild is dan de buitenlucht. Ook hier kunnen planten ons helpen.
2
,7. Kunnen aantonen dat de mens respect moet tonen tegenover de plantenwereld.
Het klimaat verandert en de belangrijkste reden hiervoor is dat er door onze intensieve levenswijze
steeds meer CO2 in de atmosfeer ontstaat. Hierdoor wordt het niet alleen warmer, maar groeien
planten ook 25% harder dan 100 jaar geleden.
Planten houden wel van wat CO2 en een van de meest kansrijke oplossingen om de groei van CO2
in de atmosfeer tegen te gaan is dus om zoveel mogelijk van onze omgeving serieus te vergroenen:
steden, woestijnen, huizen, muren.
Planten doen hun werk stil. Ze maken geen lawaai, ze protesteren nergens tegen, en laten zich
door ons verwerken tot stoffen, brandstof, voedsel en drank. Tenminste, zo kijken wij er tegenaan.
Er is geen Wakkere Plant, of Partij voor de Planten. We nemen de plant als levend wezen nauwelijks
serieus, behalve als we er last van hebben. We beseffen feitelijk niet goed genoeg dat wij zonder
planten op aarde nog geen minuut of 10 zullen kunnen overleven.
Maar, de processen die in die stille, kalme planten gaande zijn, zijn extreem complex en intelligent.
Met name over wat wortels doen en hoe zij bijvoorbeeld deze fijnstof verbindingen omzetten en
interacteren met het bodemleven is nog veel niet bekend. Ook ontdekken we steeds meer over
hoe planten met hun omgeving communiceren en ook hoe wij met hen zouden kunnen
communiceren. Ook het onderzoek dat vanuit systeemperspectief naar het onderwerp kijkt,
begint nu pas goed te begrijpen hoe belangrijk planten zijn voor ons hele ecosysteem en al onze
water- en klimaatvraagstukken.
8. Welke voedingsstoffen heeft een mens nodig ? Toon aan dat planten deze kunnen aanleveren.
De mens heeft eiwitten (aminozuren), vetten, koolhydraten (zetmeel en suikers), vezels en een
groot aantal vitamines en mineralen nodig. Deze voedingsstoffen spelen een belangrijke rol bij
tal van fysiologische functies die nodig zijn voor de levensprocessen van de mens, zoals opbouw
en reparatie van het lichaam, energievoorziening en het regelen van alle processen die in het
lichaam plaatsvinden.
➔ De meeste koolhydraten worden geleverd door granen en voedingsknollen.
➔ De belangrijkste eiwitbronnen zijn granen (rijst, maïs en tarwe). Voor ongeveer twee derde
van de wereldbevolking zijn rijst en tarwe de belangrijkste energie- en eiwitbron. Bonen,
erwten en sojabonen leveren ook een substantiële bijdrage aan eiwitten.
9. Wat doet een plant met een overschot aan energie ? Waar vindt men reserves aan
koolhydraten, eiwitten, vetten ?
De stofwisselingsproducten die de plant niet onmiddellijk verbruikt, worden opgestapeld in de
vorm van reservestoffen. Die worden bij kruidachtige, overblijvende planten opgeslagen in grote
vulweefselcellen in jonge scheuten, knollen, bollen, wortelstokken of wortels. Bij houtige planten
gebeurt de opslag van reservestoffen in de levende cellen van het xyleem en de schors. Bovendien
worden ook in zaden voedselvoorraden aangelegd die bij de kieming het jonge plantje in staat
stellen een kiemwortel en de eerste bladeren te vormen. Een van de meest voorkomende
reservestoffen is zetmeel. Het wordt in de vorm van korrels, waarvan het uitzicht en de
gelaagdheid van plantensoort tot plantensoort verschilt, opgeslagen. Sacharose wordt vooral in
suikerbieten en suikerriet opgestapeld, vetten en oliën treft men hoofdzakelijk aan in zaden.
Eiwitten worden als reservestof deels in oplossing, deels als vaste korreltjes (aleuron korrels)
opgeslagen.
3
, 10. Kunnen weergeven wat alkaloïden zijn. Hierbij voorbeelden kunnen geven.
De alkaloïden zijn organische verbindingen die altijd stikstof, koolstof, waterstof en dikwijls ook
zuurstof bevatten. Sommige ervan komen alleen bij één plantensoort voor, andere bij
verschillende soorten. Vele alkaloïden worden gebruikt in de geneeskunde vooral omdat ze primair
op het centraal zenuwstelsel inwerken. Alkaloïden zijn natuurproducten en worden tot de
secundaire plantenstoffen gerekend.
Voor de plant hebben alkaloïden vermoedelijk een vraat werende functie. De vaak sterk bittere
smaak schrikt insecten en herbivoren af. Op zoogdieren, waaronder mensen, hebben alkaloïden
meestal toxische effecten. Het aangrijpingspunt van veel alkaloïden is het zenuwstelsel en meer
bepaald het neurotransmittersysteem in het centraal zenuwstelsel en het autonoom zenuwstelsel.
Daarbij kunnen ze zowel stimulerend als remmend werken op het parasympatisch zenuwstelsel of
orthosympathisch zenuwstelsel.
Voorbeelden: Cocaïne, Cafeïne, Nicotine en Morfine
11. Een verklaring, wil zeggen in welke plant voorkomend, gebruik en werking, kunnen geven aan
volgende stoffen:
Atropine = alkaloïde, door extractie verkregen uit wolfskers (Atropa belladonna). De bessen
hiervan zijn erg giftig; een enkele bes kan soms voldoende zijn om een kind te doden. Van oudsher
is atropine gebruikt in de geneeskunde. Ook in de moderne geneeskunde wordt het toegepast,
met name bij hartritmestoornissen waarbij het hart te langzaam klopt en in noodsituaties zoals bij
reanimaties. Atropine werkt ook verlammend op de spieren.
Cafeïne: Stimuleren van alertheid, onvermoeidheid Maar hiertegenover staat zenuwachtigheid,
verhoging van bloeddruk … Cafeïne komt voor in Theebladeren, koffiebonen, colanoten.
Kinine: De kinaboom bevat de stof kinine die werkt tegen hoofdpijn en hoge koorts. Kinine werd
vroeger veel gebruikt bij malaria. Kinine zit nog steeds in tonic. In de discotheek geeft kinine in
tonic een blauw licht schijnsel in het black light.
Nicotine: In de 16e eeuw barstte de Franse koningin van de hoofdpijn. Ze liet de Fransman Jean
Nicot van ver komen haar daarvan af te helpen. Die kwam met de tabaksplant. En dat hielp. In
tabak zit de stof die in de negentiende eeuw naar meneer Nicot is vernoemd. Nicotine is
verslavend. Na één trekje van een sigaret gaat de nicotine meteen via het bloed van de longen
naar de hersenen. De stof geeft mensen een rustig en prettig gevoel. Het grootste probleem van
nicotine is dat mensen daardoor verslaafd aan sigaretten raken. Sigaretten zijn door de teer erin
heel slecht voor het hart, de bloedvaten (zie aderverkalking) en de longen (zie chronische
bronchitis, longemfyseem, longkanker). Iemand die verslaafd aan sigaretten (= nicotine!) is, kan
heel moeilijk stoppen met roken. Stoppen betekent heel vaak allerlei ontwenningsverschijnselen,
zoals humeurigheid, hoofdpijn, slapeloosheid en tintelingen in de handen en voeten.
4