Bloed en bloed derivaten
Situering bloedtransfusie
Transfusie is het toedienen van bloed of een van zijn derivaten van een donor aan een ontvanger.
Een derivaat is een bestandsdeel onttrokken van het bloed.
Bloed bestaat uit plasma en bloedlichaampjes.
Plasma is water, eiwitten, suikers, vetten, zouten, hormonen en vitamines.
Bloedlichaampjes zijn erytrocyten, leukocyten en trombocyten.
Plasma is het grootste deel(55%), 1% is buffy coat dat bestaat uit leukocyten en trombocyten, de rest
is erytrocyten(45%).
Bloed wordt toegediend als er veel bloedverlies(>500ml) is, lage hemoglobine, fluxus, minder
bloedplaatjes, ijzertekort, herseninfarct, operaties, bloedarmoede, inwendige bloedingen, leukemie,
hemorragische ziekten, rhesusantagonisme.
Bloed kan alleen aangevraagd worden door een arts en de arts beslist hier over. Deze bekijkt wat de
oorzaak is, en alleen wat tekort is moet toegediend worden. Wat er wordt toegediend moet zo veilig
mogelijk zijn.
Soorten bloedtransfusies
Vol bloed: transfusie van volledig bloed.
Geconcentreerde erytrocyten:
- Packed cells: erytrocyten met ongeveer 75ml plasma, leukocyten en trombocyten. Dit kan 35
dagen bewaard worden. Sinds 2005 worden er alleen nog leukocytenarme packed cells
afgeleverd door het bloedtransfusiecentrum.
- Diep gevroren erytrocyten: om zeldzame vreemde bloedgroepen in voorraad te hebben.
Bewaartijd is 3 jaar.
Trombocytenconcentraat:
- Wordt bereid uit vers bloed, trombocyten hebben een kort leven
- Bevat weinig plasma
- Kruisproef is niet noodzakelijk, bloedgroep moet wel overeenstemmen
- 2 mogelijkheden: poolsysteem(bloeddelen mengen) of specifieke donor.
- Wordt schuddend op een plaat bewaard worden op kamertemperatuur gedurende 5 dagen.
- Toediening binnen het uur
Leukocytenconcentraat:
- Patiënten met bacteriologische infectie die niet reageren op antibioticatherapie
Bestraald bloed:
- Al het bloed en plasmaproducten die de graft-versus-host reactie(transplantaat tegen
gastheerziekte) kunnen veroorzaken worden preventief bestraald.
- Functie van rode bloedcellen worden niet verstoord
- Patiënten met beenmergtransplantatie en de intra-uterien transfusie.
ABO systeem:
Is het bloedgroep kaartje, welk bloed kan bij wie. O is universele donor, maar kan alleen van O
ontvangen. Bij plasma is O de universele ontvanger.
, Onder de 4,5 mmol/l heeft iemand transfusie nodig, tot 7 wordt er gekeken hoeveel van wat is
verloren. Boven 7 tot 10 moet er ijzer gegeven worden.
Hematocriet is het percentage rode bloedcellen in het bloed. Als je twijfelt kun je dan naar het
hematocriet. Als dit onder de 18% is transfusie.
Voor, tijdens en na een transfusie moeten parameters genomen(elke 15 min). Er wordt ook een zak
natriumchloride 0,9% naast gehangen. Ook mogen er geen luchtbellen in de slang zijn(purgeren).
Transfusie wordt via een pomp toegediend.
Voorbereidende procedure
Eerst wordt een venapunctie gedaan bij de patiënt. Dit gebeurd door de vroedvrouw. Er wordt dan
cytologisch onderzoek, stolling, kruisproef, opsporing van irreguliere antistoffen en
bloedgroepbepaling gedaan.
Bij de bloedgroepbepaling wordt er 2x een bepaling gedaan op 2 stalen om een gevalideerde uitslag
te hebben. In dringende situaties wordt het op het 1e staal gebaseerd.
Bij een kruisproef zijn de resultaten maximaal 72 uur geldig. Tijdens deze test wordt er gekeken of er
een klontering optreed als het bloed van de donor en ontvanger worden samengevoegd. Als het
bloed klontert is het niet geschikt. Er is een verschil met type-and-screen: bloed wordt in contact
gebracht met testerythrocyten om irreguliere antistoffen op te sporen.
Bij het aanvragen van bloed vult de arts de aanvraagformulieren in(bloedgroep, rhesus, aantal
eenheden PC etc.). de vroedvrouw vult de patiëntengegevens correct aan.
Eigenlijke transfusie
Bloed wordt opgehaald in labo, dit wordt geregistreerd in boek of PC van labo. Bij 1 zakje bloed zijn
er 3 attesten. Transfusie attest(moet terug na transfusie), labo attest(blijft in labo na afhaling) en
zaalattest/attest aan bed(in patiëntendossier).
Er is controle van de gegevens door vroedvrouw en 1 extra controle door extra vroedvrouw. 1 keer
op bloedbank en 1x naast het bed. De bloedgroep, codes, soort bloed, naam, vervaldatum,
geldigheidsdatum en juiste hoeveelheid word gecheckt.
Ook worden de vitale parameters gecheckt. Dit is baseline, na 15 min en aan het einde van de
transfusie. Ook de inloopsnelheid is belangrijk. Een normaal zakje van 375 tot 400ml loopt aan 100-
150ml/uur. Soms verhoogd op doktersadvies bij bijv. acuut bloedverlies. Het liefst een groene
katheter gebruiken.
Je kan de inloopsnelheid verhogen door het bloedzakje hoger te hangen, rolklem volledig te openen,
drukmanchet te gebruiken, speciale bloedpomp te gebruiken of door het verwarmen van het
bloed(viscositeit daalt, snelheid stijgt).
Je mag bloed niet toedienen in combinatie met calcium, hypertone of hypotone oplossingen,
dextranen en gelatine. Alleen met fysiologische zoutoplossing NaCl 0,9%
Normaal is bloed 2 tot 6 graden, zonder verwarming en een normale inloopsnelheid. Doe het
druppelsgewijs zodat patiënt niet afkoelt. Nooit op verwarming leggen. Bij massale
transfusie/wisseltransfusie wel opwarmen via gevalideerd toestel.