1
THEMA 1
H1.1 – ORGANISATIE
Organisatie
Door mensen opgericht: sociale systemen die bewust ontworpen (en constant herontwerpen) worden: gericht op een doel als
systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten verbonden met de externe omgeving
Toename: diversiteit, in constante beweging, steeds meer en groter; onzichtbaar en overal
In praktijk; globalisering, digitalisering, tijd- en plaatsonafhankelijk, deel-economie, diversiteit, duurzaamheid, CSR
Organiseren = functioneren, coördineren, overleven, zinvol voortbestaan
Sociaal systeem
Een sociaal systeem is een veelheid van individuen die met elkaar in interactie staan om essentiële activiteiten uit
te voeren die nodig zijn om doelen te bereiken; daarbij onderscheiden zij zich van de omgeving
Doelgericht
Organisationele transformatieprocessen zo organiseren dat de organisatie op een zinvolle manier in een turbulente
omgeving vol (potentiële) verstoringen blijft voortbestaan (cfr. meaningful survival)
Voorwaarden: adequate organisatiestructuur
adequate technische infrastructuur
adequate HR
Gecoördineerd
Ontworpen als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten. Reflexief en expliciet omgaan
met de structuur en de coördinatie gaat de complexiteit van de organisatie opvangen opdat deze zinvol kan
voortbestaan
Functionalisatie
Coördinatie
Organisatiestructuur
Transformatieproces = organisatie gaat de controlestructuur en de productiestructuur zo op elkaar afstemmen
opdat de organisatie op een zinvolle manier kan blijven
voortbestaan
TRPR = functionalisatie + coördinatie
Open systeem
Serie van onderling verbonden elementen die haar input uit de omgeving krijgt deze transformeert en de output
terugstuurt naar de externe omgeving
Begrensd door lidmaatschap
Lidmaatschap zijn de grenzen van de organisatie. Het is een allocatie van taken en mensen die gereguleerd worden
door een arbeidscontract (toegang en exit) en een arbeidsregulering (aanvulling van onvolledige taken van het
arbeidscontract)
VOCA wereld
De wereld veranderd steeds sneller en meer -> een organisatie moet hier bewust en reflexief mee omgaan opdat
de organisatie zinvol kan blijven voortbestaan
Volatiel Bewust nadenken over hoe doel te bereiken
Onzeker Lage voorspelbaarheid, snelle en continue verandering
Complex Complexe organisaties, grenzen vervagen
Ambigu Problemen hebben geen eenduidige oplossing, verschillende interpretatie
, 2
Netwerken van relaties
Organisatiesociologie
Onderzoek naar de moderne organisatie obt
Kritisch Obv assumpties -> analyseren, begrijpen, verklaren van de wereld
Reflexief Plaats in de samenleving die je als wetenschapper wil analyseren
Multi-causaal Meerdere oorzaken voor een bepaald sociaal fenomeen
Probleem-geör Theorieën gebruiken om feiten te verzamelen -> verklaren binnen theorieën
Onderzoek Theoretische concepten toepassen in de praktijk
Sociologische stroming
Een wereldbeeld is gebaseerd op assumpties over de mensheid en de visie op de sociale orde, deze sturen onze waarnemingen en
interpretaties van de geobserveerde werkelijkheid
We kijken allemaal op een verschillende manier naar eenzelfde werkelijkheid
1/ Rationalisme – Weber
Organisatie = rationeel gebeuren, gebaseerd op sociaal contract waarbij een kosten-baten-analyse essentieel is
Bureaucratie = ideaaltypische orde (standaardisatie, hiërarchie, specialisatie, formalisatie) waarbij de organisatie
als rationeel wordt voorgesteld
2/ Conflictsociologie – Marx
Organisatie = sociale orde en controle handhaven (maatschappijkritisch)
Conflict ontstaat door ongelijkheid in machtsverhoudingen in en tussen organisaties. Organisaties dienen eigenlijk om
controle te hebbe over de sociale orde dus ze gaan dit probleem proberen op te lossen.
3/ Interactionalisme – Follet
Organisatie = relationeel gebeuren gebaseerd op interacties tussen individuen
Organisatie is gebaseerd op interacties die betekenis geven die uiteindelijk leiden tot verbondenheid en
betekenisgeving. Interactie draagt bij tot de constructie van de realiteit en de omgeving. Niet gebaseerd op
controle en hiërarchie, maar op interacties, verbondenheid en egalitarisme
4/ Functionalisme – Durkheim
Organisatie = constructief, coöperatief en stabiel met als doel instemming/consensus, gebaseerd op solidariteit,
vertrouwen en loyauteit (cultuur)
Organisatie is opgebouwd volgens het consensus-paradigma, waarbij een organisatie als constructief en
functioneel systeem optreed om instemming en consensus te bekomen. Ze streven hierbij naar evenwicht,
stabiliteit en sociale coherentie die als basis dient voor veranderingen
, 3
H1.2 – STRATEGIE
Creatieve destructie: wanneer er tegelijkertijd nieuwe organisatie worden opgericht en er langs de andere kant ook continu
organisaties verdwijnen.
Doel
Wat willen we bereiken met de organisaties
Het doel van de organisatie wordt obv de externe omgeving en interne sterktes en zwaktes geëvalueerd en bijgesteld
Officiële doelen (missie): meaningful survival = legimitatie en voortbestaan van de organisatie verzekeren (differentiatie tov
concurrentie), zorgen dat dit doel niet wegvalt door externe factoren
Organisatiedoelen: totale prestaties (winst), middelen aantrekken (subsidies), nieuwe markten veroveren, ontwikkelen van
werknemers , innovatie en verandering -> COMBI (Daft), meer winst maken door de andere aspecten
Operationele doelen: werknemers motiveren, primair proces uitvoeren, besluitvorming sturen, prestatiecriteria bepalen ->
alle neuzen in dezelfde richting
Strategie
Hoe willen we deze doelen bereiken = strategie ontwikkelen om de doelen te bereiken, een plan tot interactie met externe omgeving
om de organisatiedoelen te realiseren
Porter’s strategietypologie
Gebaseerd op een samenspel van concurrentievoordeel (lage kost – hoge kost) en concurrentiebereik (breed – niche)
Concurrentie bereik Concurrentie voordeel Strategie Voorbeeld
Breed: groot Lage kosten Lagekostenleiderschap: ze zijn de Ryanair: zoveel mogelijk routes
gedeelte markt goedkoopste bezetten aan zo goedkoop
mogelijke prijzen
Breed Uniek: duur, agressieve Differentiatie Starbucks: mikt op koffiebeleving
prijsstrategie
Smal: niche Lage kosten Focus op lagekostenleiderschap Mols: huur van verhuiswagen,
Smal Uniek: duur Focus op differentiatie: uniek Auping: dure beddenwinkel
product aanbieden, duurder maar
wel waar voor je geld
Miles and snow’s typologie
Goudzoekersstrategie (differentiatie) : lerende en flexibele organisatie met de focus op innovatie, creativiteit,
flexibiliteit om zich zo te onderscheiden van anderen , het is wel risicovol want je weet niet op voorhand of het
gaat werken
Verdedigingsstrategie (lagekostenleiderschap): focus op product-efficiency, lage overheadkost, strategie gaat uit
van een efficiënte productie tegen een lage prijs (sterke kostencontrole)
Analytische strategie (1+2): evenwicht tussen leren (1) en efficiëntie (2) = strakke kostencontrole met flexibiliteit en
aanpassingsvermogen -> innovatie, creativiteit, flexibiliteit, product-efficiency, lage overheadkost
Reactieve strategie: geen duidelijke organisatiestructuur, heroriënteren van strategie, de strategie bepaalt hoe je
de organisatie zal organiseren want afhankelijk van behoeften van het moment
Contigentietheorie ‘het hangt er vanaf’
Omgeving is veranderlijk over tijden en afhankelijk van externe factoren, dus de omgeving vraagt aangepast
organisatiegedrag afhankelijk van de contigentiefactoren
Contigentiefactoren beïnvloeden en bepalen de organisationele omgeving waardoor het belangrijk is om het
organisatiedesign hieraan aan te passen
, 4
Effectiviteit
Werden de doelen bereikt? Meten van de doelen
Effectiviteit: doel van betekenisvol voortbestaan bereikt?
Efficiëntie: middelen en primaire proces efficiënt om doelen te bereiken?
Organisatie-effectiviteit
Contigentiebenadering
Meten met focus op verschillende delen/aspecten
Systeemmiddelen benadering: juiste middelen aangetrokken om doel te bereiken?
Interne proces benadering: interne communicatie tussen werknemers, interne activiteiten, sfeer,
communicatie, sociaal klimaat, vertrouwen groei wn (niet op ext omg)
Doelbenadering: vooropgestelde doelen bereikt of niet, organisatie -en operationele doelen, meting op
officiële of operationele doel uitvoeren (moeilijk bij meervoudige doelen)
Gewogen stakeholderbenadering
Meten met focus op alle delen/aspecten mbt stakeholders
Gericht op stakeholders (belanghebbende) en hoe deze voldoende effectief meenemen in de organisatie
(SH = eigenaars, werknemers, klanten, crediteuren, gemeenschap, leveranciers, overheid)
Concurrerende waardenbenadering
Meten met focus op de conflicterende delen
Focus: intern – extern
Structuur: flexibel – stabiel
Effectiviteitswaarden organisatie
Bij het formuleren van doelen zal de organisatie complexe meeting doen om zichzelf positioneren binnen 1 van de 4
kwadranten
Flexibele aanpak naargelang de levenscyclus, grootte organisatie..,
dit kan doorgeen de tijd en omgeving veranderen en verschuiven
Organisatie moet dus kiezen tussen waarden die tegenstrijdig
kunnen zijn (bv. tevredenheid – rendabiliteit)