Bakker- klinisch redeneren bij ouderen samenvatting bs3&4
ZVOV - Hoofdstuk 4: screening en geriatrisch assessment
Gerontologie samenvatting alle hoofstukken !
Alles voor dit studieboek (35)
Geschreven voor
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Verpleegkunde / HBO-V
I&M Gerontologie (IM2)
Alle documenten voor dit vak (7)
Verkoper
Volgen
larissaveninga
Voorbeeld van de inhoud
Gerontologie
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Inleiding
Als het gaat om de zelfstandigheid van ouderen, blijken functiekenmerken
aanmerkelijk beter te voorspellen dan ziektediagnosen. Sinds 2011 is de oude
WHO-definitie van gezondheid anders gedefinieerd door Huber. Hierbij worden
begrippen gebruikt als: de vaardigheid om je te kunnen aanpassen en
zelfmanagement te kunnen uitvoeren in het kader van geconfronteerd worden
met sociale, fysieke en emotionele uitdagingen. Hiermee stelt zij functioneren,
veerkracht en zelfregie centraal. Denkend vanuit functiebehoud tot op hoge
leeftijd is aandacht voor preventie van mogelijk functieverlies gedurende de
gehele levensloop van belang.
1.2 Preventie- en interventiemogelijkheden vanuit
levensloopperspectief
Indien de vervulling van functionele behoeften (eten, drinken, warm blijven,
contact hebben) bedreigd wordt, ontstaat existentiële angst. Deze leidt tot stress
en uiteindelijk volgt de dood als niemand voor de vervulling van deze behoeften
zorg draagt. Op het moment dat het zelfstandig overleven bedreigd wordt, is er
meestal sprake van zogenoemde multifunctieproblematiek op verscheidene
dimensies. De existentiële behoeftes liggen op verschillende domeinen:
somatiek, cognitie, persoonlijkheid, beleving, sociaal functioneren en
levensgeschiedenis.
1.2.1 Preventietijdvensters
Preventietijdvenster A treft jongeren tussen de 16 en 25 jaar van wie de ouders
behoren tot de groep met een lage sociaaleconomische status (SES). Deze
jongeren hebben een kans om op volwassen leeftijd kenmerken van een
metabool syndroom (obesitas, diabetes, bloeddruk) te ontwikkelen.
Preventietijdvenster B is gedurende de volwassen leeftijdsperiode, 25-60 jaar,
van belang voor de preventie van functiebehoud op oudere leeftijd. Centraal
hierin staat, vaak, een metabool syndroom vaak in combinatie met een lage SES.
Preventietijdvenster C betreft ouderen van 60-70 jaar. Het gaat hierbij om het
tijdig identificeren van zelfstandig functionerende ouderen met een verhoogd
risico op relevant functieverlies dat leidt tot feitelijk langdurig zorggebruik
(huishoudelijke hulp, verpleging/verzorging). Preventietijdvenster D is
gerelateerd aan een ziekenhuisopname van 70-plussers. Er werd aangetoond dat
35% van de 70-plussers na een ziekenhuisopname slechter functioneert dan voor
de aandoening in kwestie zich liet gelden. Preventietijdvenster E richt zich op het
voorkomen van een toename van reeds aanwezig functieverlies bij ouderen in de
relatief late ouderdomsfase.
1.3 Het ‘ware’ leven (alêthês bios)
Hoe kun en wil je ouder worden?, hierbij is het belangrijk wie dit bepaald,
bemoeien wij ons als burgers nauwelijks met elkaar of zetten we een soort
preventiepolitie op (rookverbod en alcoholverbod onder 18). Twee filosofische
begrippen staan centraal: epimeleia en alêthês bios. Epimeleia staat voor het
begrip zorg, je bekommeren om de zorg voor jezelf en voor hoe de ander voor
zichzelf zorgt. Alêthês bios staat voor een waar, juist en passend leven leiden.
Epimeleia is gericht op de alêthês bios van het individu.
1.4 Lineair en gerodynamisch model
1.4.1 Lineair model
Er bestaan 2 varianten, het dominomodel en het synergistische model. Bij het
dominomodel is er sprake van een logische opeenvolging van met elkaar
,samenhangende ziekten en (neven)effecten van behandeling. De eerste ziekte
veroorzaakt een kettingreactie. Bij het synergistische model gaat het om een
lineaire optelsom van niet aan elkaar gerelateerde ziekten en de (neven)effecten
van behandeling. Er wordt ook wel gesproken van een cascade of breakdown.
1.4.2 Integratief gerodynamisch model (IGD-model)
Een IGD-model is niet primair georiënteerd in co-/multimorbiditeit, maar op een
ontwikkelingsperspectief vanaf de geboorte (conceptie). Het gaat over het
levenslange veranderingsproces van conceptie tot overlijden. In de beginperiode
van het leven valt het ontwikkelingsaspect het meest op (manifest) en het ouder
worden valt minder op (latent). In gevorderde levensfasen is dit omgekeerd. Het
vlindermodel geeft een theoretische basis aan een IGD-model op grond waarvan
het een vereiste is altijd tegelijkertijd naar zowel de bepalende factor
ontwikkeling als de bepalende factor ouder worden te kijken. Bij het capability-
model vormen capabilities de set aan daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden
die mensen hebben om vorm te geven aan functionings. Het gaat er dus om dat
mensen de mogelijkheden hebben in hun leven te zijn wie ze willen zijn en de
dingen te doen die waarde toevoegen voor henzelf en hun omgeving. Het IGD-
model maakt duidelijk dat er gedurende het hele leven behalve verlies (vergaan)
ook altijd sprake is van winst/mogelijkheden (ontstaan) op hetzelfde domein of op
andere levensdomeinen. Om complexiteit professioneel in kaart te brengen zijn
passende multidisciplinaire klinische redeneermethoden nodig. Van belang hierbij
zijn CGA-procedures met aandacht voor (co-/multi-) morbiditeit en
(multi)functieproblematiek, maar ook voor de mogelijkheden van de patiënt en
zijn systeem vanuit levensloopperspectief. Vervolgens dienen interventies
gekozen en uitgevoerd te worden, gericht op het optimaliseren of maximaliseren
van de vermogens of functies (capabilities) tot zelfstandig leven. Deze vormen
een onderdeel van een multidisciplinair interventieplan (MIP), waarbij het gaat
om het afwegen van de voors en tegens van de diverse denkbare scenario’s
waarbij de inbreng van patiënt en mantelzorgen onmisbaar zijn. Shared decision
making is hierbij een voorwaarde.
Hoofdstuk 2: Verpleegkundige theorieën bij kwetsbare ouderen
2.1 Inleiding
Er wordt onderscheidt gemaakt in de verschillende theorieën vanuit de
professionaleringsbehoefte:
- Grand theories; Verkennen en kaderen het hele domein van verplegen
vanuit een bepaald concept.
- Middle-range theories; Nemen een verzameling verschijnselen binnen de
verpleging onder de loep.
- Micro-level interventions; Beschrijven de effectiviteit van 1 of een aantal
verpleegkundige interventies.
2.2 Verpleegkundige theorieën uit de 20e eeuw
Vanaf de jaren 50 wordt algemeen aanvaard dat een verpleegkundige theorie
een uitspraak doet over de 4 centrale concepten: omgeving, cliënt, verplegen en
gezondheid, deze staan in mindere of meerder mate in interactie met elkaar.
2.2.1 Nightingale (1859) omgeving
Tijdens de Krimoorlog ontdekte Nightingale de samenhang tussen gebrekkige
hygiëne en de hoge sterftecijfers van de soldaten. Ze kan beschouwd worden als
de grondlegger van het verpleegkundig klinisch redeneren, omdat ze bewust de
omgevingsfactoren observeerde en systematisch noteerde en daaruit conclusies
trok. Je kan zeggen dat dit het begin was van verpleegkundig diagnosticeren.
, 2.2.2 Zelfzorgtheorie van Orem (1971) cliënt
Dorothea Orem keek niet zozeer naar de relatie tussen de cliënt en de omgeving,
maar onderzocht wat de werkelijke behoefte was van de cliënt. Orem stelt dat de
mens een zelfzorgend wezen is, en dat wanneer een cliënt onvoldoende in zijn
zelfzorg kan voorzien, de bemoeienis van een verpleegkundige gelegitimeerd is.
Zelfzorg en zelfzorgtekort zijn centrale concepten, de medische diagnose of
behandeling bepaalt dus niet de verpleegkundige diagnose. De begrippen
zelfredzaamheid en zelfmanagement lijken hier hun wortels in te vinden.
2.2.3 Adaptatietheorie van Roy (1970) cliënt
In de theorie van Callista Roy is adaptatie of aanpassing het kernbegrip. Een
cliënt staat voortdurend bloot aan allerlei prikkels en reageert hierop met
copingmechanismen die leiden tot adaptatie waarmee hij zich in zijn omgeving
kan handhaven. Het is aan de verpleegkundige om deze adaptatie te bevorderen.
Wordt met name gebruikt in de psychiatrie en bij ouderenzorg.
2.2.4 Systeemtheorie van King (1971) interactie cliënt en
verpleging
Imogene King wilde verpleegkunde verklaren. Haar theorie baseerde zij op de
vele sociale veranderingen in haar tijd en het effect hiervan op verpleegkunde.
King kwam tot de conclusie dat de essentiële kenmerken van de verpleging altijd
aanwezig blijven, ondanks sociale veranderingen. Deze zijn volgens haar het
sociale systeem (samenlevingen), het interpersoonlijke systeem (groepen) en het
persoonlijke systeem (individuen). King gaat vooral in op de communicatie tussen
mensen, echter gaat ze weinig in op de concrete verpleegkundige handelingen.
2.2.5 Holisme van Rogers (1970) interactie cliënt en omgeving
Martha Rogers ontwikkelde de meest omvattende verpleegkundige theorie van
haar tijd, waarin de holistische benadering van de cliënt uitdrukkelijk tot uiting
kwam. Volgens haar kan bij een cliënt geen onderscheid worden gemaakt tussen
somatische, psychologische en sociale gedragskenmerken. In plaats daarvan
moet hij in zijn totaliteit worden bezien: holistisch. De verpleegkundige moet
snappen dat het gedrag van een cliënt altijd voortkomt uit een interactie tussen
de persoon en diens omgeving.
2.2.6 Neuman System Model (NSM) interactie cliënt, omgeving
en verpleging
NSM is van grote invloed op de hedendaagse verpleegkunde. Neuman legt net
als Rogers veel nadruk op de relatie tussen de cliënt en de omgeving. Op basis
hiervan ontwikkelde zij een model die gebaseerd is op 3 middle-range-theorieën:
- Systeemtheorie; Neuman spreekt van een open cliëntensysteem waarbij
de cliënt in voortdurende interactie is met zijn omgeving. Tussen het
individu en zijn omgeving is er sprake van energie-uitwisseling waarbij de
cliënt gezond is als er sprake is van voldoende energie-uitwisseling en
ongezond wanneer er meer energie nodig is dan er beschikbaar is.
- Stress- en copingtheorie; Vooral gebaseerd op de interactionele
benadering van stresscoping. Hierbij kan de hoeveelheid stress van een
individu niet objectief worden vastgesteld, maar is het altijd een resultaat
van de wijze waarop het individu de stress inschat. Dit wordt beïnvloed
door zowel persoonsgebonden factoren als situatiegebonden factoren. De
verpleegkundige brengt eerst de inschatting van de patiënt in kaart door
deze te onderzoeken, vervolgens brengt zij de persoonsgebonden en
situatiegebonden factoren in kaart.
- Preventietheorie;
Bij primaire preventie gaat het er vooral om dat de cliënt moet kunnen
beschikken over voldoende reserves en energie, gerelateerd aan zijn/haar
levens- en ontwikkelingsfase. Voor ouderen betekent dit vooral goede
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper larissaveninga. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.