Immunologie
HC1: Inleiding
Klonale selectie:
lymfocyt precursor mature lymfocyten met verschillende receptoren in generatieve lymfe-organen
interactie met AG in lymfeweefsel respons
Adaptief immuunrespons:
HC2: Aangeboren immuunsysteem
Receptoren:
TLR: soort PRR (pattern recognition receptor), herkent PAMPs (hetzelfde patroon voor elk lid van een bepaalde
klasse van microbe)
,DAMPs: damage-associated molecular patterns; moleculen die vrijkomen van
beschadigde cellen, herkenning door aangeboren immuunsysteem
Signalisering door TLR:
Microbe herkenning door TLR danger signals adaptor proteïnen
activatie transcriptiefactoren NF-kB en IRF
NF-kB meer cytokines, costimulatoren stimulatie adaptief
immuunsysteem
IRF productie IFN α, β antivirale respons
Fagocyten :
Polymorfonucleaire neutrofielen:
Migreren snel naar het ontstoken weefsel
Belangrijk bij de 1e verdediging tegen bacteriën
Proteolytische enzymen in granules
Monocyten in bloed macrofagen in weefsel
Proteolytische enzymen in lysosomen
Fagocytreceptoren:
Voor cytokines, PRR (TLR), voor complement, voor Ig
Natural killer:
NK vernietigt geïnfecteerde cellen of gefagocyteerde microben (door IFN-γ)
Inhiberende receptoren:
Normale cel: MHC I molecule herkenning door inhibitoire receptor geen activatie NK
Geïnfecteerde cel: geen MHC I geen herkenning door inhibitoire receptoren activatie NK
Complementsysteem:
Elke pathway: productie C3b (door splitsing C3) bindt op microben vorming MAC
Alternatief: activatie complementproteïnen op microben, aangeboren
Klassiek: AL binden aan microben of andere AG, adaptief, humoraal
Lectine: MBL (mannose binding lectin) bindt op mannose op microben activatie proteïnen van de klassieke
pathway, aangeboren
Cytokines:
Gesecreteerd door lymfocyten en monocyten / macrofagen
,Productie: kortstondig en nauwkeurig gereguleerd
Interleukines: gesecreteerd door leukocyten, effect op leukocyten
Interferonen: belangrijk bij virusinfecties
CSF (colony stimulating factor), TNF (tumor necrosis factor)
Chemokines: effect op chemotactische processen
Cytokines bij aangeboren immuunrespons:
Herkenning van microben door macrofagen (of DC) productie IL-12 activatie NK cellen productie IFN-γ
activatie macrofagen
Herkenning van microben door macrofagen (of DC) productie IL-1, TNF neutrofielen naar site van infectie
Leukocyt migratie:
Leukocyt: integrine met lage affiniteit, selectine L, en chemokine receptor
Microbe macrofaag produceert cytokines (chemokines, TNF) activeren epitheel: expressie selectine en
integrine L
Selectine: verankering en rollen van leukocyt
Integrine: sterke verankering (hoge affiniteit door chemokines)
Chemokine: migratie van de leukocyt door het epitheel naar de infectie
Interferonen:
Type I interferonen: IFN-α, IFN-β
Type I IFN: antivirale werking
IFN-γ: activatie immuunrespons
Type I interferonen: worden gesecreteerd door diverse cellen bij contact met ds RNA (alleen bij bepaalde virussen)
Acties Type I IFN:
Inhibitie virale replicatie (degradatie virale genoom, inhibitie virale transcriptie)
Activatie NK cellen
Antivirale acties van type I IFN:
Geïnfecteerde cellen produceren type I IFN (door TLR signaling) IFN op receptoren van (niet-)geïnfecteerde
cellen signalisatiepathway enzymen interfereren met virale replicatie, inhiberen genexpressie, induceren
expressie van genen voor meer CTLs (deze laatste: als IFN bindt op geïnfecteerde cel)
, Collectinen:
Herkennen bepaalde patronen (bvb suikerstructuren) op micro-organismen: mannose binding lectine (MBL):
helpt complement activatie
HC3: AG opname en presentatie
Dendritische cellen:
Nemen antigenen op via endocytose
TLR activatie cytokine secretie (TNF-α, IL-1) : aangeboren response (zie HC2)
DC: activatie door cytokines (maturatie)
Activatie DC door microben expressie chemokine receptoren (CCR7): homing naar T-celzones in lymfeknopen
(of milt)
APCs:
Dendritische cellen: meest potente APCs, activatie naïve T lymfocyten
Macrofagen: in alle weefsels, fagocytose van microben display AG aan effector T cellen activatie macrofagen
B lymfocyten: nemen proteïne AG op display aan helper T cellen in lymfeweefsels
Structuur MHC (major histocompatibility complex):
Eigenschappen MHC:
Polymorfe genen: verschillende individuen reageren op verschillende peptiden.
Co-dominante expressie: expressie van beide parentale allelen meer verschillende MHCs.
Klasse I: expressie op alle cellen met nucleus.
Klasse II: expressie op DC, macrofagen en B lymfocyten (APCs).
Binding van peptiden:
Brede specificiteit: veel verschillende peptiden op 1 MHC
1 peptide per keer
MHC: enkel binding van peptiden (geen lipiden, suikers)
Op het celoppervlak: enkel MHCs geladen met peptiden
Trage off-rate: genoeg tijd voor herkenning