HOOFDSTUK I.
De empirische waarheid van het positivisme en het
werkelijkheidsgetrouwe naturalistische theater
1. Inleiding
• Context: verlichting, geloof id vooruitgang (18e eeuw)
Þ Ratio, verstand, rede
Þ Franse revolutie
Þ Ideologie: we kunnen iets veranderen = optimisme
Þ Gelooft in wetenschappelijke, zedelijke en sociale vooruitgang
• Context: ontstaan deterministisch gemotiveerde gedachte om mens en
maatschappij te bestuderen wint vd gedachte van persoonlijke vrijheid/vrije
wil (eind 19e eeuw)
Þ Positivistische filosofie schaart zich achter natuurwetenschappelijke
bevindingen (lost verlichtingsdenken af)
• De samenleving kan enkel beter worden door ingrijpen
Þ Sociologen nemen afstand van optimistische verlichtingsidee
2. Van sociologie naar esthetica: Auguste Compte en Hippolyte Taine
• Comte = grondlegger positivisme
Þ Geschiedenis vd mens loopt volgens proces van vaste wetten
Þ Bepaalt lot, denken en moraal vd mens
• Observatie en analyse is enige juiste methode om geschiedenis vd
werkelijkheid te bekomen
Þ Nauwkeurige waarneming vh empirisch positivisme wordt norm vd
nieuwe waarheid
Þ Mechanisme achter de werkelijkheid blootleggen
• Tranches de vie (schetsen naar het leven) in het theater; waarheidsperspectief
bij naturalisten
Þ Hippolyte Taine, Philosphie de l’art (1909)
• Verzamelen van feiten is belangrijkste taak van romanschrijver =
empirische observatie = geloofwaardige weergave vd mens
• Sociale wetten vh determinisme – omgeving, afstamming,
omstandigheden – begeleiden romanschrijver in personageconstructie
=> Mechanisme van veranderingen dat aan deze wetmatigheden
verbonden wordt, wijst op de veranderingsprocessen vd personages die
binnen het dramatisch handelingsverloop mogenlijk zijn
• Beseft dat de schrijver niet alle feiten kan opnemen -> Kunst bestaatuit
het leven te openbaren voor naturalisme ipv nabootsing en imitatie
• Naturalisme = parallellie met de evolutionaire beweging id natuur
3. Emile Zola als romancier expérimentateur
• Zet esthetische beschouwingen Taine om in praktijk
• Dmv waarneming en analyse brengt hij volledige Franse maatschappij onder
Napoleon III in kaart = Rougon-Macquart-cyclus
• Toneelkritieken: Le naturalisme au théâtre (1881)
Þ Pleit voor naturalistisch theater volgens de principes vh Franse positivisme
1
, Þ Moet tonen hoe een keten van oorzaak-gevolg de veranderingsprocessen
ve personage bepaalt
Þ = tegen conventies bestaand theater
• Tegen plansysteem (belangrijkste acteurs vooraan): acteurs kunnen zich niet
rechtstreeks tot elkaar richten = niet geloofwaardig
• Tegen declamatorische stijl, vol pathos en breedvoerige gestiek = statisch en
hoogdravend, niet geloofwaardig, natuurlijk of waarheidsgetrouw
• Tegen toenmalige ‘pièce bien faite’, valse en praalzieke toneelbouw die de
onwerkelijke glitter van paleizen in scène brengt
• Thérèse Raquin (1873) = 1e naturalistische stuk, in Théâtre de la Renaissance
(Hyppolyste Holstein)
• Les Héritiers Rabourdin (1874)
Þ Shockeert, niet lang od planken
• Le Bouton de Rose (1878)
Þ Schandaal
• Bewerkingen van Zola door William Bertrand Busnach
Þ Aanvankelijk goed ontvangen
Þ Zola, L’Assomoir (1679, Theater Ambigu): groot succes
Þ Zola, Nana (1881)
• André Antoine: “voor sommigen schandaal, voor anderen triomfeert
Zola”
• Antoine (naturalist) = tegen platte commercie rond Zola’s stukken
• Pot-Bouille (1883, L’Ambigu-Comique): Hevige weerstand
• Zola, Germinal (1885): Repetities stil gelegd wegens censuur
• Zola, Renée (1887): Onrust, pers stelt zich vijandig op tov Zola: zowel ivm
zedelijkheid als artistiek, naturalistische theater kan nog steeds niet overtuigen
• Inleiding op Thérèse Raquin: Zola getuigt zelf van een inzicht id artistieke
mislukking, maar blijft geloven dat theater naturalistisch moet worden
André Antoine en het naturalistische theater
1. Een theater van de waarheid voor een nieuw tijdperk
• Acteur en theatermaker uit het amateurcircuit
• 1887: Leider vh Théâtre Libre = Théâtre Antoine
• Inlvoed van Comte, Taine en Zola
Þ Lessenreeks Taine (L’Histoire de l’Art)
Þ Geschriften Zola, Le naturalisme au théâtre (1881) en Nos auteurs
dramatiques (1881)
• Causerie sur la mis en scène (1903)
Þ Inspi bij Victor Hugo en Denis Diderot
• Naturalistisch drama = Studie vd dagelijkse, rauwe werkelijkheid -> ‘Sociaal
theater’
Þ Niet verbeelding, maar gezond verstand/logica is leidraad;
Wetenschappelijk gefundeerde grond van waarheid
Þ Confrontatie met de ultieme waarheid ipv glitter -> Moet toeschouwer
moed geven om eigen positie te verbeteren
Þ = Expliciet tegen ‘le ‘panache’ romantique” ; Kijken ipv verbeelden,
observeren ipv verzinnen
• Onderhevig aan strenge censuurmaatregelen
2
, Þ Eugène Brieux, Les Avariés (1901)
• Omzeilt censuur door opvoeren in besloten kring
• Probleem van Syfilis was taboe -> wou dit doorbreken
• Theater heeft informatieve maar ook educatieve rol
• Comte: savoir pour prévoir
Þ Brieux, Remplaçants
• Voorstelling zet aan tot inzicht en actie vd mensen
2. Causerie sur la mise en scéne
• Enscenering Tranches de vie (schetsen naar het leven)
Þ Op waarheidsgetrouwe manier ensceneren
Þ Weergave van een kamer = Clôture
• Creëert intieme sfeer
• Kamer met 4 muren en plafond, ingericht als echte kamer met echte
materialen
• Voetlichten vervangen door sobere, reële belichting
• Bedoeling dat toeschouwer overzicht behoud -> weloverwogen keuze
in functie van actie
• Tegen beschilderde achterdoeken
Þ Doel = creëren ve Théâtre Vivant
• Zola, Chaques Damour (887): Meubels uit huis van eigen moeder
• Tostoi, La Puissance des Ténèbres (1887)
Þ Via politieke vluchtelingen komt hij aan authentieke kostuums
Þ Echte Russische voorwerpen
Þ Goed ontvangen, positief over authentieke voorstelling vd Russische
cultuur
• Fernand Icres, Les Bouchers (1888)
Þ Echte lappen vlees
• Zola, La Terre (1902)
Þ Echte kippen oh décor
• Pers = positief
Þ Negatief effect: beschrijving van naturalistische stukken focust zich op
verassingseffecten en sensationele details
• Victor Hugo, Préface de Cromwell: Eerste die over driedimensionale decors
spreekt, inspi uit buitenland
• Werkelijkheidsgetrouwheid Antoine moet genuanceerd worden: het gaat om
meer dan simpele imitatie, kerntaak regisseur = werkelijkheid mediëren op de
scène -> getheatraliseerd realisme, op kunstzinnige manier, geen versmelting
vd werkelijkheid met de theatrale ruimte, maar een analoge relatie die op
confrontatie aanstuurt
• 3 muren die moeten worden opgetrokken worden schuin gezet (vernieuwend)
= Asymmetrische opbouw vd scéne, tegen artificiële symmetrie vh traditionele
lijsttheater
• Fragmentarische representatie vd werkelijkheid ih getheatraliseerd realisme
(vernieuwend)
• 4e wand = Clôture
Þ Strikte scheiding van auditorium en speelvlak
Þ betekend niet dat de blik vd acteur niet naar het publiek gericht mag
worden
3
, Þ Sarrazac: principe clôture bij Antoine geen waterdicht systeem: hij breekt
bij momenten de gesloten, illusoire voorstelling open (“signes
d’intelligence)”
Þ Rechtstreekse toespreken vd toeschouwer past hier in een
overtuigingsretoriek (ipv brechtiaanse vervreemdingstechniek)
Þ Nastreven van harmonie -> essentialistische denken Antoine
• Naturalistische drama
Þ Missie: ontmanteling traditionele drama; is een illusoir oord, glitter en
praal, objectieve observatie vd toeschouwer verhinderd
Þ Critici: laat Antoine die illusie zelf echt achterwege? -> volgens hen wil
Antoine de toeschouwer op een zelfde manier inpakken in een ‘réalisme
illusioniste’, hij wil een vooropgestelde betekenis opdringen aan de
toeschouwer
Þ Hulpmiddel: focaliserende verlichting + geënsceneerde tranche de vie =
juiste informatie overgedragen; zorgvuldig uitgekozen fragment dat de
essentie vh leven moet vatten => + zijn streven naar continuïteit ih stuk =
essentialistisch denken
Þ Een poging om de universele wetten achter de chaos te ontcijferen en de
verborgen eenheid vd dingen te ontdekken
3. Natuurlijkheid in het acteren
• 4e wand heeft gevolgen voor acteurs: kunnen het proscenium niet meer
betreden, ze zijn verplicht ‘binnenskamers’ te spelen
Þ Natuurlijkheid in het acteren
• Anekdote van acteur die hoed aan 4e (verdwenen) wand hangt
• Sterk contrast met toen gangbare declamatorische stijl (Tirade à effet)
• Alternatief voor hiërarchische plansysteem
• Acteurs spelen naar elkaar toe zonder de aanwezigheid vh publiek te
erkennen = Le fameux jeu de dos
• Verwijt dat (traditionele) acteurs alles onnatuurlijk doen (onnatuurlijk
lopen, ...)
• Interactie tussen personages en het milieu: het decor determineert de
bewegingen vh personage en niet omgekeerd
Þ Vallen van een potlood heeft meer kracht dan overdreven armgebaren
• Traditionele acteermodel: acteur gebruikt stem en gezicht om te acteren
Þ Lichaam blijft daarbij onbenut + slechte kostuums die inleving
verhinderen
• Naturalistisch acteermodel
Þ Genuanceerd acteerspel, aandacht voor natuurlijke dialoog (incl.
Haperingen, stiltes, ...)
Þ Acteur moet rol beleven ipv opzeggen => niet intuïtief maar door grondige
studie naar het personage
Þ Vanuit het milieu gegenereerde beweging wordt het belangrijkste en meest
intense uitdrukkingsmiddel od scène
• Fysieke persoonlijkheid vd acteur mag de zorgvuldige inleving ih personage
niet verstoren
Þ Tegen sterrensysteem, keuze van acteurs niet op basis van populariteit
Þ Keuze vanuit een intern-dramaturgische noodzaak: de mogelijkheden vd
acteur
4