Historici
en
hun
métier
–
Samenvatting
Deel
1:
De
bron,
bouwstof
voor
de
kennis
van
het
verleden
1. De
notie
bron
• Overblijfselen:
(artefacten,
voorwerpen;
getuigenis
uit
het
verleden)
-‐Doorgaans
tot
onderzoeksterrein
archeologie
gerekend
-‐Voorwerpen
die
alleen
al
door
hun
bestaan
een
spoor
vh
verleden
opleveren
(bv.
Afdruk
pijlers,
scherven,…)
• Overleveringen:
(getuigenis
over
het
verleden)
-‐Doorgaans
tot
onderzoeksterrein
geschiedenis
gerekend
-‐Mondelinge
of
geschreven
getuigenissen
-‐Gebeurtenis
beschrijven,
verhalen
of
van
commentaar
voorzien
(bv.
Banaal:
oorkonde
schenking
grond;
Complex:
(politieke)
redevoering)
1.1. Bronnen:
bewuste
creaties?
⇒ Auteurs
getuigenissen:
Wat,
Hoe,
Waarom
• Aspecten
niet
in
alle
bronnen
even
intens
• Door
redeneren
naar
analogie
elementen
toevoegen
⇒ Met
opzet
gecreëerd,
om
een
bepaald
doel
te
bereiken
• Bv.
Hakbijl,
vastleggen
ve
bezitstitel
• Zowel
objectief
als
subjectief:
bedoeld
om
tijdgenoot
en
historicus
iets
voor
te
houden
• Bv.
Liefdesbrief:
niet
zozeer
feiten
maar
opinies
en
gevoelens
-‐>
mentaliteit
rond
ontwikkelingen
worden
duidelijk
• Kritisch
naar
vorm,
inhoud
en
ontstaanscontext
om
waarde
juist
in
te
schatten
⇒ Onbewust,
per
ongeluk
• Bv.
Scherven
en
etensresten
• Geven
niet-‐gecamoufleerde
realiteit
weer
⇒ Met
bepaalde
intentie,
voor
historicus
een
andere
functie:
Unwitting
testimony
• Spaanse
televisie,
opname
vd
putsch
van
Kolonel
Tejero,
23
feb.
1981
-‐
Gewapende
staatsgreep
ih
parlement
(=
de
Cortes)
-‐
Camera’s
aanwezig
vanwege
aangekondigd
debat
-‐>
live
-‐
Weerstand
tegen
staatsgreep
tijdig
en
efficient
georganiseerd
• Opname
van
Abraham
Zapruder
(moordaanslag
J.F.
Kennedy),
22
nov.
1963
-‐
Nieuwe
camera
uittesten
(geen
klank)
-‐
Pas
in
1975
openbaar
• Door
ontwikkeling
digitale
media:
-‐
Groter
aantal,
makkelijk
gemaakt,
snel
verspreid
-‐
Laat
toe
dat
de
publieke
opinie
zich
in
bepaalde
richting
vormt
-‐
Slecht
voor
wie
zaken
ih
schemerduister
wil
houden
1
,1.2.
De
vormeigenschappen:
geschreven
en
ongeschreven
bronnen
⇒ Geschreven
bronnen
• Verhalende
of
literaire
teksten
–
egodocumenten
-‐
Kronieken
of
traktaten,
opgesteld
in
verhalene
of
narratieve
vorm
-‐
Doel
=
bepaalde
boodschap
doen
overkomen
-‐
Motief
=
tijdgenoot
of
nageslacht
inlichten,
visie
en
opinie
opdringen,
deelgenoot
maken
van
eigen
inzichten
via
egodocumenten
(brief
of
memoires,
romans),
morele
of
godsdienstige
visie
opdringen
-‐
Def.
volgens
Presser:
“Die
documenten
waarin
een
ego
zich
opzettelijk
of
onopzettelijk
onthult-‐
of
verbergt”
-‐>
bronnen
met
opzettelijk
ik-‐
of
wij-‐
perspectief,
bewust
gecreëerd
voor
de
auteur
zelf
en
meestal
ook
anderen
-‐
Voor
Presser
(eind
jaren
1950):
onbetrouwbaar,
enkel
voor
studie
naar
groeiend
induvidualisme
-‐
Vaak
onbetrouwbaar:
eigenbelang
vd
auteur;
waarheid
zoals
door
auteur
ervaren
/=
harde
feiten
-‐
Geproduceerd
vanaf
12e
eeuw
door
clerus,
adel
en
stedlingen,
Grote
toename
in
19e
eeuw
(door
versnelling
van
politiek-‐sociale
en
economische
ontwikkelingen;
drang
om
individueel
en
collectief
geheugen
vast
te
leggen)
-‐
Dichtung
und
Wahrheit,
J.W.
von
Goethe
-‐
Confessions,
J.J.
Rousseau,
1784
Bisschop
van
Hippo
-‐
Mogenlijkheid
van
zelfbedrog
vd
auteur;
Onthullingen
buiten
zichzelf
waargenomen
ipv
over
zichzelf;
rekening
houdend
dat
iemand
anders
het
toch
leest
(bv.
Bij
dagboeken)
-‐
Teleologisering
of
rationalisatie
post
factum:
een
poging
(door
de
auteur)
om
een
structuur,
een
lijn
te
krijgen
in
een
geschiedenis,
uitgaande
van
het
eindpunt
van
die
geschiedenis
-‐>
doelbewust
accent
leggen
op
breuk
of
continuïteit
-‐
Kroongetuige.
Over
de
belangrijkste
gebeurtenissen
tijdens
mijn
koningschap,
Leopold
III,
2001
(uitgegeven)
Regelt
enkele
oude
openstaande
rekeningen;
Herintpreteert
verleden
in
functie
van
latere
gebeurtenissen
-‐
Andere
oorzaken
van
vervorming:
Functioneel
vergeten
en
narcisme
vd
auteur
-‐>
onderzoek
doen
naar
leefmilieu,
vooroordelen,
wanneer
(afstand
tot
feiten)
en
waarom
-‐
Schilderijen
als
egodocument
(bv.
Zelfportretten
Felix
Nussbaum)
• Diplomatische
teksten:
-‐
Teksten
die
een
rechtssituatie
waststellen
of
een
nieuwe
rechtssituatie
scheppen
(bv.
Oorkonde:
doel
=
bewijsstuk
in
rechte
vormen
bij
betwisting
tussen
partijen)
-‐
Vorm:
formele
vormeigenschappen
(intern
en
extern),
wisselend
van
tijd
en
plaats
(normen
recht
+
traditie)
;
protocol
(naam,
bestemming,…)
+
context
(narratief
gedeelte)
+
eschatocol
(validatietekens,
getuigen,
datering)
2
, -‐
Oorkonden:
wetgevende
–
en
jurdische
activiteiten
en
vrijwillige
rechtspraak
(contract
tussen
particulieren)
• Bronnen
van
sociale
boekhouding
-‐
Neerslag
van
uitvoerende
macht
of
vh
beheer
van
openbare
of
private
administraties,
ondernemingen
of
verenigingen
-‐
Brengen
verslag
uit
over
een
opdracht,
vergadering,
zakenbestuur
(bv.
Boekhouding)
of
een
overzicht
vd
bezitsstructuur
(grond),
fiscale
structuur,
sociale
structuur,
politieke
structuur
(kieslijsten)
⇒ Ongeschreven
Bronnen
• Materiële
voorwerpen
1.
Archeologische
sporen:
voorwerpen
die
het
spoor
zijn
van
dagelijkse
activiteit
ih
verleden
2.
Gebouwen
en
plannen:
ook
bron
voor
niet-‐materiële
aspecten;
bv.
Palast
der
republic,
Duitsland,
2002
=
Vervangen
vh
volkspaleis
door
(socialistische)
‘volkshuizen’.
Volkspaleis
=
DDR-‐regime,
wens
aan
te
sluiten
bij
gesch
-‐>
bij
welk
deel
vd
Duitste
geschiedenis
knoopt
men
nu
aan?
=
deel
vd
gesch.
3.
Munten:
informeren
over
personen,
instellingen,
economische
toestanden,
richting
handelsrelaties,
financiële
politiek
4.
Met
de
hand
vervaardigde
afbeeldingen:
schilderijen,
tekeningen
5.
Mechanisch
vervaardigde
afbeeldingen:
foto,
film
• Orale
traditie
1.
Ver
verleden:
volksverhalen,
sagen
van
primitieve
volkeren
2.
Middeleeuwen/Ancien
Régime:
volksliederen
op
kermis
3.
Eigen
tijd:
protestliederen,
folk,
interview
(niet
meer
zuiver
oraal,
op
digitale
drager
opgenomen)
2. Onderscheid
tussen
bron
en
historisch
werk
• Bron:
Voorwerp
of
getuigenis
over
het
verleden
waarop
de
historicus
steunt
om
een
beeld
te
scheppen
• (Historisch)
werk:
Resultaat
van
die
scheppingsdaad
• Primaire
informatie:
Brieven
en
kronieken
geschreven
door
mensen
uit
die
tijd
waarin
ze
bepaalde
feiten
meedelen-‐>
schaars
• Secundaire
infomatie
:
Invetarissen
van
bib,
testament,…
-‐>
werken
met
deductie
=
minder
zekerheid
(bv.
Niet
iedereen
leest
boeken
die
hij
bezit)
• Randgevallen
bron-‐werk:
Memoires
van
staatslieden:
R.
Aerts
en
H.
Te
Velde
in
jaren
1960,
onder
invloed
vd
tv-‐journalistiek
komt
privépersoon
politicus
naar
voren;
scheidslijn
tussen
publieke
en
privésfeer
vervaagde;
trend
door
politici
overgenomen
=
stroom
memoires
en
autobiografieën
Historisch
werk,
Eusebius
van
Caesarea
-‐
Basismateriaal
waarop
het
steund
verloren
gegaan
-‐>
historisch
werk
wordt
bron
(in
dit
3
, geval
kerkteksten)
=>
grenslijn
bron-‐werk
vervaagd
-‐
Indirecte
bron
voor
de
gesch.
Vh
Christendom
id
1e
eeuw
• Herodotos
en
Thucydides:
Schrijven
in
oudheid
over
zelf
beleefde
gebeurtenissen
=
bron,
getuigenis
(maar
zien
zichzelf
als
historiograven);
willen
verdergaan
dan
enkel
weergeven
feiten;
Herodotos
=
vergelijking
grieken-‐romeinen;
Thuycides
=
logische
en
causale
verbanden
tussen
feiten
=>
grondlegger
wetenschappelijke
geschiedbeoefening
• Fundamentele
deontologie
ve
wetenschapper/journalist:
Duidelijk
onderscheid
aangeven
tussen
wat
letterlijk
uit
bronnen
stamt
en
wat
persoonlijke
verwerking,
interpretative
is
=
Het
kritisch
aparaat
3. Van
gesproken
naar
geschreven
woord
en
terug?
Evolutie
van
de
bronnentypes
en
hun
complementariteit
3.1. Schrift
en
alfabet
⇒ Schrifttypes:
van
pictogram
naar
fonetisch
• Ca.
3300
vot.:
Onstaan
schrift
in
Mesopotamië
en
Egypte
=
begin
‘historische’
fase
id
gesch.
Voorgeschiedenis:
In
tweestromenland
tussen
Tigris
en
Eufraat,
ca.
8000
vot.,
kleitabletten
die
voorraden
tellen
en
als
kalender
fungeren;
Hangt
samen
met
ontwikkeling
eerste
grote
rijken:
behoefte
aan
politieke
organisatie
(inkomsten,
belastingen,
wetten,
contracten)
3
functies:
voorraden
beheren,
personen
indetificeren,
gebeurtenissen
bijhouden
Niet
elk
groot
rijk
heeft
schrift
(bv.
Inca’s:
knopen
=
quipu’s)
• Door
verschillende
rijken
op
verschillende
momenten
uitgevonden:
Pictogrammen
(Azteken),
logografisch
schrift
(China,
elk
woord
een
teken)
eventueel
gecombineerd
met
logofonetisch
schrift
(Japan,
teken
per
klank)
en
fonetisch
schrift
• Fonetisch
schrift:
1
lettergreep
is
een
klank,
nu
in
gebruik
• Egyptische
hiërogliefenschrift
en
steen
van
Rosetta,
Jean-‐François
Champollion
-‐
Hiërogliefenschrift
=
Logografisch
+
logofonetisch
=
lange
tijd
onleesbaar
-‐
Rosetta:
ontdekt
door
troepen
Napoleon
-‐
Rosetta:
eenzelfde
tekst
in
3
talen:
demotisch
(=
cursieve
variant
hiërogliefenschrift),
Grieks
en
hiërogliefen
• Egyptische
schrift
aangepast
tot
fonetisch
alphabet
door
‘aziaten’
(Midden-‐
Oosten)
• Verspreid
door
bewoners
stadstaten
(Feniciërs);
Babylos
=
plaats
vervaardiging
papyrus;
Handelscontacten
met
grieken
-‐>
grieken
voegen
klinkers
toe
en
reizen
naar
westen
• Grieks-‐romeinse
beschaving
bouwde
schrift
uit
(impact
op
latere
culturen
groot)
4