Het is een uitgebreide samenvatting van het boek Overheidsbeleid. Bij het maken van deze samenvatting heb ik ondertussen gekeken naar andere samenvattingen gekeken en die erin verwerkt zodat allerlei informatie in de samenvatting staat. Mede door deze samenvatting was ik beter voorbereid op mijn te...
Samenvatting Overheidsbeleid - Hst 1 t/m 7 - Hoogerwerf en Herweijer - 9e druk - met boek scans en klasaantekeningen
Kindermishandeling en Jeugdbeleid Samenvatting (Minor vak)
Alles voor dit studieboek (18)
Geschreven voor
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Bestuurskunde
Beleidsproject 1.1
Alle documenten voor dit vak (5)
1
beoordeling
Door: esmaysengers • 3 jaar geleden
Verkoper
Volgen
sposthumus6
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Hoofdstuk 1
Beleid, processen en effecten
1.1 Beleid en beleidswetenschap
Beleid:
- het behandelen of de wijze van behandelen van een zaak
- gevolgde beginselen of gedragslijn en de gewenste richting
- overleg, bedachtzaamheid en omzichtigheid
- het besef van wenselijkheden en besef van mogelijkheden en onmogelijkheden.
Beleid is willens en wetens handelen.
Kennis uit de maatschappelijke, bestuurlijke en ook de wetenschappelijke praktijk wordt
gebruikt. Deze kennis wordt tot stand gebracht door allerlei disciplines, zoals economie.
De beleidswetenschap: bestudeert de inhoud, processen en effecten van beleid in hun
politieke en maatschappelijke omgeving.
Het boek is empirisch-analytisch: het is de bedoeling een systematische inzicht in de
werkelijkheid van het beleid te krijgen.
Hierin verschillende theoretische invalshoeken:
1. Microbenadering: het beleid van individuen en kleine groepen centraal stelt.
2. Mesobenadering: het beleid van grote groepen en organisaties.
3. Macrobenadering: het beleid van de overheid voor een samenleving als geheel in
relatie tot het politieke stelsel beschouwt.
Beleidsverschijnselen: enkele centrale kenmerken van actoren; deelnemers aan het
beleidsproces. Tot die kenmerken behoren de doeleinden, informatie en macht van de
betrokken personen en groepen.
1.2 De beleidsinhoud
● Vraag: Is beleid een plan of een handelen?
Beleid is streven (doelgericht handelen) en daartoe behoren zowel activiteiten (het
handelen) als denkbeelden over wat haalbaar en wenselijk is.
Van een beleidsvoerder verwacht je niet alleen een visie op problemen en oplossingen,
maar ook daden om de visie in een praktisch handelen om te zetten.
● Vraag: Is beleid een samenstel van doeleinden en middelen?
Doeleinden en middelen vormen de grondstructuur van een beleid.
Beleidsdenken is denken in doeleinden en middelen → finaal denken.
Misverstand is dat een beleid altijd (doel)rationeel is.
1
,Rationeel: iets wat redelijk is, wat op houdbare argumenten berust.
Doelrationeel: doelgericht, doeltreffend en doelmatig.
● Vraag: Moeten in de definitie ook tijdskeuzen worden opgenomen?
Ja, omdat de formuleringen van doeleinden en middelen veelal impliciet of expliciet naar een
bepaald tijdstip/periode/tijdsvolgorde verwijzen. Zonder tijdstip kan een beleid onvolledig
zijn.
Beleid twee gezichten:
- Samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzen
- Antwoord op een probleem; een poging om een probleem op een bepaalde manier,
dmv doelgericht denken en handelen, op te lossen, te verminderen of te voorkomen.
→ Probleem: een verschil tussen een maatstaf (beginsel of norm) en een
voorstelling van een bestaande of verwachte situatie. Probleem hangt dus af van
de maatstaven en waarnemingen vd situatie.
Het beleidsveld: de relatie tussen een beleid en het deel van de maatschappij waarop het
zich richt.
Je moet goed kijken naar beleidsmiddelen wil je een grote afstand tussen het beleid en
het beleidsveld tegengaan. Dit is van betekenis voor de beleidsvoerder én voor de
doelgroepen in het beleidsveld (zie hoofdstuk 10)
Beleidsinstrument of middel: alles wat een actor gebruikt of kan gebruiken om het
bereiken van één of meer doeleinden te bevorderen
Bestuursinstrumenten: zij zijn gericht op de coördinatie tussen beleidsbepalende en
beleidsuitvoerende organisaties
Beleidstheorie uit de beleidspraktijk: het geheel van veronderstellingen waarop een
bepaald beleid berust
Die veronderstellingen kunnen 3 verschillende relaties betreffen:
- Finale relatie: relaties tussen doeleinden en middelen (finale relaties)
- Causale relatie: relaties tussen oorzaken en gevolgen (causale relaties)
- Normatieve relatie: relaties tussen waarden en normen (normatieve relaties)
Als de veronderstellingen waarop een beleid berust niet houdbaar zijn, is de kans
groot dat het beleid niet doeltreffend, niet doelmatig en niet aanvaardbaar is
1.3 Het beleidsproces
Beleid is het resultaat van allerlei maatschappelijke krachten en het brengt zelf ook
maatschappelijke krachten op gang. Tot die krachten behoren processen.
Een proces: ontwikkelingsgang of verloop of wisselwerking tussen de factoren die tot het
proces behoren.
Een samenhangende reeks van handelingen en gebeurtenissen tussen twee tijdstippen.
Een beleidsproces: verloop van de gebeurtenissen rond een beleid; Het dynamische
verloop van handelingen, argumenten en interacties met betrekking tot een beleid.
Kenmerken: - dynamisch, veel beweging in
2
, - wederzijdse beïnvloeding of wisselwerking (interactie) tussen de factoren
die tot het proces behoren.
- multi-actor-proces; actoren als ministers, ambtenaren en media.
- het herkenbare verloop is op te delen in deelprocessen.
obleem
Deelprocessen binnen een beleidsproces (hoeft niet in deze volgorde te gaan):
- Agendavorming: bepalen welke problemen aandacht krijgen.
- Beleidsvoorbereiding: het verzamelen en analyseren van informatie en het
formuleren van adviezen met het oog op het te voeren beleid →
ontwerpen van beleid en planning.
- Beleidsbepaling: het nemen van beslissingen over de inhoud van een beleid.
- Invoering en uitvoering (implementatie): het toepassen van de gekozen middelen
voor de gekozen doeleinden.
- De naleving van het beleid en de handhaving: zorg dat de door het beleid
vastgestelde gedragsnormen worden nageleefd.
- Beleidsevaluatie: het beoordelen vd inhoud, proces en effecten vh beleid.
→ Elk van de deelprocessen van het beleidsproces ontvangt in de praktijk een eigen kleur
door de kenmerken van de actoren: de handelende personen en groepen in dat
deelproces
Het politieke systeem is het geheel van opvattingen, gedragingen en posities die tot doel
hebben de inhoud, processen en effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden. Tussen het
politieke systeem en zijn maatschappelijke omgeving speelt zich een politieke kringloop af
(blz. 22). Deze kringloop heeft betrekking op een beleidsproces van een overheidsbeleid. De
maatschappelijke omgeving bestaat uit de nationale en internationale samenleving en de
natuur. De maatschappelijke omgeving vormt de input (aanvoer), bestaande uit steun en
eisen, van het politieke systeem. Die worden in het politieke systeem omgezet tot
overheidsbeleid. Dit is het beleidsproces. Veldprocessen zijn de processen in het
beleidsveld. De overheid stuurt met behulp van overheidsbeleid deze veldprocessen in de
gewenste richting. De genomen beleidsmaatregelen zijn dan te beschouwen als de
beleidsprestaties, de output, van het politieke systeem.
1.4 De beleidseffecten
Beleidsprocessen: elke deel van de samenleving waarop een beleid zich richt.
Veldprocessen: productieprocessen, consumptieprocessen, onderwijsprocessen en
migratieprocessen
Overheidsbeleid is veelal een poging om het beleid van actoren in een beleidsveld in een
bepaalde richting te duwen of te trekken. Proberen de doeleinden, informatie of
macht van burgers en hun organisaties te beïnvloeden → voorlichting,
voorschriften, subsidies of heffingen.
Deelvragen over de effecten en gevolgen van een beleid
➢ Doelbereiking: orden de doeleinden van het beleid bereikt?
➢ Doeltreffendheid/effectiviteit: in hoeverre is het bereiken van de doeleinden
veroorzaakt door het toepassen van de gekozen beleidsinstrumenten?
➢ Bijwerkingen: elke zijn de niet-beoogde effecten – neveneffecten – van het beleid?
3
, ➢ Doelmatigheid/efficiëntie van het beleid: Hoe is de verhouding tussen de kosten van
de ingezette middelen en de baten van de bereikte doelen?
➢ Relatieve profijt van het overheidsbeleid: Hoe gelijk of ongelijk verdelen de kosten en
baten van het beleid zich over bepaalde groeperingen van de bevolking en diverse
overheidsinstanties?
Uit welke bestuurlijke en andere factoren valt het een en ander te verklaren?
➢ (conformiteit): Zijn de instrumenten van het beleid met het oog op de gekozen
doeleinden op een correct manier toegepast?
➢ (legitimiteit van het beleid): In hoeverre wordt het beleid door de betrokkenen als juist
beschouwd en gesteund?
Wie kan het beste (meest doeltreffend, doelmatig en aanvaardbaar) het probleem oplossen?
- Overheid
- Markt
- Particulier initiatief: niet op winst gerichte privaatrechtelijke instellingen
1.5 Het beheer van de beleidsorganisatie
Extern: naar buiten gericht, overheidsbeleid richt zich op burgers en hun organisaties in
eigen land of op een andere overheid.
Intern gericht beleid: vaak beheer of management genoemd, zorg voor de financiën, het
personeel, de informatie (ICT) en meer in het algemeen het functioneren van de eigen
organisatie
Primaire processen: essentiële taken, die rechtstreeks bijdragen aan de centrale
doeleinden van de organisatie, zoals de zorg voor onderwijs, werkgelegenheid etc.
Secundaire processen: zorg voor de personele, financiële en andere middelen die de
organisatie nodig heeft om te kunnen functioneren.
Evenwichtig beleid toont aandacht voor zowel het externe als het interne beleid en
voor zowel primaire als secundaire processen → streven naar vermindering van
maatschappelijke problemen (zowel doelmatig, doeltreffend en aanvaardbaar).
1.6 Verandering van beleid op lange termijn
Om een scherp beeld van een beleid te krijgen, moet er naar de ontwikkelingen gekeken
worden. (niet momentopnames)
Vier mogelijke vormen van ontwikkelingen in een beleid:
1. Rationalisering: redelijkheid, de houdbaarheid van de argumentatie, zowel normatief
als empirisch. Een belangrijke vorm daarvan is de toeneming van de doelrationaliteit
dwz. toeneming van doelgerichtheid, doeltreffendheid en doelmatigheid vh beleid.
2. Democratisering: de mogelijkheid voor alle betrokkenen om het beleid direct of
indirect te beïnvloeden.
3. Differentiatie: toenemen verscheidenheid van doeleinden en middelen in het beleid
en een toenemende taakverdeling en toename specialisatie in beleidsorganisatie.
4. Integratie: toenemende afstemming en bundeling van onderdelen van het begeleiden
van de organisatie tot een samenhangend geheel.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sposthumus6. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,59. Je zit daarna nergens aan vast.