Veiligheid, terrorisme en mensenrechten
1. Algemeen
o Online multiple-choice examen met gebruik van de Respondus Lockdown Browser.
o Normaal zijn er 13 colleges, maar dit jaar zullen het er slechts 8 zijn 8 synthetiserende
colleges. Er zal dit jaar in grotere mate een beroep worden gedaan op zelfstudie.
o Op voorhand moet steeds de literatuur worden bestudeerd.
Veiligheid, terrorisme en mensenrechten is een vak dat niet alleen maar over terrorisme gaat.
Vroeger heette het vak “veiligheid in de rechtstaat” en daar werden ook andere thema’s behandeld
zoals privatisering van veiligheid, privatisering van gevangenissen. Het accent is dan verlegd geweest
en het aspect terrorisme, dat één van de sub onderwerpen van “veiligheid in de rechtstaat” was, is
steeds belangrijker geworden.
Het vak gaat niet exclusief over terrorisme. Dit vak heeft vooral een rechtsfilosofische inslag. De
professor heeft ook een zwak voor ideeëngeschiedenis, dus in het eerste college gaan we beginnen
met een ideeënhistorische inleiding om het ideeënhistorische en rechtsfilosofische kader te
schetsen, om dan vervolgens de juridische kant van de zaak en de internationaalrechtelijke kant van
het terrorisme en veiligheidsprobleem goed in kaart te kunnen brengen.
Het vak is dus vooral rechtsfilosofisch, maar het is ook juridisch en internationaalrechtelijk.
Thema’s die zullen worden behandeld in de colleges: het vak heet veiligheid, terrorisme en
mensenrechten. Aan deze drie luiken zal aandacht besteed worden en vaak ook in relatie tot elkaar.
Elke week zal er een mededeling met literatuur van de prof op Canvas komen. De literatuur moet
gelezen worden tegen de daaropvolgende les. Dit is belangrijk, want dit is een masteropleiding en er
moet dus aan zelfstudie worden gedaan. Studenten dienen zich op voorhand goed voor te bereiden
zodat de prof interactie kan doen ontstaan in de colleges.
College 1 (08/10)
Materie die reeds gelezen moet worden voor het college
o Artikel over het "recht op veiligheid, fundamenteler dan een sociaal grondrecht" (zie
bestanden - Canvas).
o Het Osman v. UK arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
2. Inleiding: veiligheid en risicobeheersing als cultuurfilosofisch
thema
2.1 Analyse artikel: “het recht op veiligheid: fundamenteler dan
een sociaal grondrecht”
Veiligheid Wat is dat? Wat is de status daarvan? Hebben burgers een recht op veiligheid? Bestaat
er zoiets als een grondrecht op veiligheid en wat voor een soort grondrecht zou dat dan kunnen zijn?
Dit is een debat dat in Nederland twintig jaar geleden zeer intens gevoerd geweest is omdat er een
aantal stemmen opgingen om het recht op veiligheid in de grondwet op te nemen. Naar aanleiding
van dat debat heeft de professor het artikel "recht op veiligheid, fundamenteler dan een sociaal
grondrecht" geschreven.
In dat artikel vangt men aan met een ideeënhistorische reconstructie hoe werd er in de loop van
de geschiedenis van de rechtsfilosofie gedacht over veiligheid. In dat artikel vangt men ook aan met
1
,de constatatie dat de veiligheidsproblematiek een soort van obsessie geworden is in onze cultuur.
De afgelopen 30 jaar is dat alleen maar toegenomen. Het is niet meer weg te denken uit het publieke
debat. We zijn als het ware geobsedeerd door veiligheid en door risicobeheersing.
Er zijn allerlei samenstellingen met het woord veiligheid, uitdrukkingen met het woord veiligheid die
100 jaar geleden totaal onbekend waren.
o Vb. voedselveiligheid, verkeersveiligheid, beveiliging van gebouwen, veiligheid op de
werkvloer, beveiliging van ICT,… Een aantal van die samenstellingen en uitdrukkingen zal
de oudere generatie (bv. overgrootouders) niet begrijpen. Zo bestond het woord
voedselveiligheid bijvoorbeeld niet in de 19de eeuw, de armere mensen waren al blij dat ze
überhaupt eten hadden. Een concept als voedselveiligheid is relatief recent als het bekeken
wordt in het kader van een langer termijnperspectief.
2.1.1 Hoe is de toenemende obsessie op vlak van veiligheid te verklaren:
cultuurfilosofische verklaring
Waarom zijn we zo geobsedeerd met veiligheid?
In het artikel wordt er hiervoor een cultuurfilosofische verklaring gegeven. Onze maatschappij is in
de afgelopen 250 jaar heel sterk geëvolueerd van een agrarische samenleving naar een maatschappij
waar de levensomstandigheden “artefacten” geworden zijn, wat in de agrarische samenlevingen niet
het geval was.
De levensomstandigheden waarin mensen in moderne tijden leven zijn artefacten. Dat betekent dat
zij voortbrengselen zijn van menselijk maken. Heel de omgevingen waar mensen in functioneren (vb.
de campus, de natuur, struiken, bomen,…) zijn allemaal artefacten het is allemaal aangelegd en
bedacht door architecten, tuinarchitecten,…
Dat geldt ook voor de instituties/voor de institutionele omgevingen waarin wij functioneren. Een
universiteit is een gemeenschap van studenten en professoren waar aan wetenschaps- en
kennisoverdracht wordt gedaan. Dit is ook een artefact, een product van menselijk maken.
Niet alleen de dingen (de tram, de bus, de trein, de auto, de fiets,…) zijn artefacten, maar ook de
instellingen zijn artefacten en dus handelingsresultaten.
Al onze levensomstandigheden zijn dus artificieel. Als er dan allerlei dingen misgaan en dat schade
tot gevolg heeft, dan accepteren we dat veel minder gemakkelijk dan wanneer we in natuurlijke
levensomstandigheden het slachtoffer van bepaalde negatieve gebeurtenissen of rampen zouden
zijn vb. aardbevingen, stormen, misoogsten, virussen,… Wanneer we daar het slachtoffer van
worden en dat puur een natuurlijke lotsbeschikking is waar men niks aan kan doen, dan moet men
dat gewoon accepteren als een lotsbeschikking. Wie religieus en gelovig is kan dan nog zeggen “de
heer heeft gegeven en de heer neemt”. Degene die niet gelovig is moet dan het lot vervloeken of iets
dergelijks. Je moet het gewoon aanvaarden.
Heel veel van de gebeurtenissen die ons kunnen overkomen en die schade en nadeel tot gevolg
kunnen hebben zijn geen natuurlijke gebeurtenissen. Dat geldt in zekere mate ook voor het virus
waarmee we vandaag geconfronteerd worden. Dat virus en zijn razendsnelle verspreiding zijn het
gevolg van handelingen van mensen. Dat virus zou enkele eeuwen geleden vanuit China nooit zo snel
en massaal over de hele wereld verspreid geraakt zijn. Dat heeft allemaal te maken met de toename
van technische handelingsmogelijkheden (reizen, vliegtuigreizen,…) dat is dus ook artificieel en de
gevolgen ervan zijn toe te rekenen aan allerlei actoren die bv. iets verkeerd hebben gedaan of die
niet op de juiste manier hebben gereageerd.
2
,Als er dan dingen fout gaan dan wordt er gevraagd naar waarom dit nu fout is gegaan en wie zijn
verantwoordelijkheid niet heeft opgenomen. De schade kan in het vergoedingsrecht soms, wanneer
volgens de juridische dogmatiek van het schadevergoedingsrecht alle puzzelstukken in elkaar vallen,
geclaimd worden. Strafrechtelijk kunnen verantwoordelijken voor bepaalde dingen die misgegaan
zijn wanneer dat bv. te wijten is aan nalatigheid of schuldig verzuim of zelfs doelbewuste misdaad,
dan kan ook dat strafrechtelijk toegerekend worden.
Recapituleren: cultuurfilosofische verklaring van waarom wij zo geobsedeerd zijn door veiligheid:
onze maatschappij, onze levensvoorwaarden zijn volledig artificieel geworden en zijn het resultaat
van handelingen geworden en wanneer er in die wereld van handelingen en handelingsresultaten
van alles fout gaat, dan wordt er gevraagd wie daar verantwoordelijk voor is.
1.1.2 Veiligheid: lange termijnperspectief
Als we gaan kijken naar een veel langere termijn, wat bepaalde historici van de “Ecole des Annales”
in Frankrijk “la Longue durée” noemen, dan beweren bepaalde cultuursociologen en cultuurfilosofen
dat het eigenlijk op het lange termijnperspectief bekeken, eigenlijk alleen maar beter is gegaan met
veiligheid in onze maatschappij.
Wanneer cultuursociologen en cultuurfilosofen het over het moderniseringsproces hebben dan
bedoelen zij daarmee een proces dat na de middeleeuwen stilaan op gang getrokken wordt in de
renaissance en vervolgens later met de verlichting op kruissnelheid komt in de 18 e eeuw en dan in
een versnelling terechtkomt met de industrialisering en de modernisering van onze maatschappijen
in de 19e en de 20e eeuw. Dat moderniseringsproces is een proces dat zich over eeuwen uitstrekt.
Norbert Elias (Duits-Joodse cultuursocioloog) heeft een boek geschreven over dat civilisatieproces.
Hij zegt dat het met de veiligheid, als je het vanop het lange termijn perspectief bekijkt, steeds beter
gaat.
De middeleeuwen waren tijden waarin bv. geweldpleging, doodslag en het gewelddadig oplossen van
conflicten normaal waren (vb. leden van de ridderadel die beroemd waren, waren net diegene die in
zeer bloeddorstige militaire conflicten betrokken waren en ledematen, hoofden,… hadden afgehakt
van de tegenstanders. Tot in de decennia daarna werd dit nog met lof besproken en
becommentarieert).
Op een bepaald moment ontstond er een evolutie volgens Norbert Elias waarbij die krijgshaftige
ridderadel stillaan gaat omgevormd worden tot een gehoorzame hofadel en gedwongen wordt en
gedisciplineerd wordt om die krijgshaftige deugden af te zweren en daarmee op te houden. Dat gaat
tegelijkertijd gepaard met het stillaan ontstaan van sterke centrale staten (bv. in Frankrijk waarbij
Lodewijk XIV als een absolutistische monarch zijn hele land centralistisch bestuurd vanuit Parijs en de
adel om zich heen verzameld in Versailles en waarbij die adel gedisciplineerd wordt en manieren
moet leren en nieuwe vormen van interactie moet aanleren waarbij de normale reacties van meteen
het zwaard te trekken en conflicten op te lossen via geweld moeten afgeleerd worden.
Tegelijkertijd komen er nieuwe tafelmanieren (bv. niet meer met handen eten, maar met vork en
mes, beleefdheidsrituelen en interacties), waarbij een bepaald normconform gedrag beloond wordt.
Dat wordt versterkt doordat de kerk daar ook haar rol in speelt en meer en meer het geweld van die
zwaardadel als een zonde gaat bekritiseren.
3
, Bovendien is het ook zo dat de zorg voor veiligheid steeds meer, in die opkomende centrale staten,
een taak zal worden van die centrale overheid. Een heel belangrijk mechanisme daar is het proces
van monopolisering van de legitieme fysieke gewelduitoefening door de centrale staat
In de middeleeuwen was dat niet het geval: in de middeleeuwen hadden al de leden van de
zwaardadel een soort van mini-legers (er was geen monopolisering of centralisering van de legitieme
fysieke gewelduitoefening) en de gewelduitoefening gebeurde door hen. Er was ook een verplichting
voor de horigen om te dienen in het leger van de heer en waarbij de heer dan een minimale
zorgplicht had voor zijn horigen
Dat zal steeds minder het geval zijn: men zal die legitieme fysieke gewelduitoefening centraliseren
bij de staat. De absolutistische vorsten gaan dat zelf doen en dat betekent dat die mini-legertjes van
die zwaardadel zullen moeten integreren in het grotere leger van de centrale monarch.
Er is dus een evolutie merkbaar: de veiligheidszorg was vroeger meer gedecentraliseerd en was een
zaak van al die mini-legers en clans van de zwaardadel, maar dat is meer en meer een taak van de
centrale overheid gaan worden.
1.1.3 Begripsgeschiedenis van het woord veilig
De etymologie van het woord “veilig” komt van het Middelnederlandse “felig”. Felig betekend
etymologisch “beschermd”. De vraag is dan door wie ben je beschermd?
In de middeleeuwen was die veiligheid en die bescherming nog een zaak van de zwaardadel, maar
ook van feodale overeenkomsten tussen heer en horigen. Kerken, kloosters, gilden, de stedelijke
burgerijen en de ridderorden speelden daar ook een bepaalde rol in, waarbij zeer vaak een soort van
quid pro quo (voor wat, hoort wat) mentaliteit bestond: de ene zorgt voor veiligheid, de andere
werkt mee aan de economische productie, in ruil voor die veiligheid dat transactionele karakter is
kenmerkend voor het denken over veiligheid vanaf dan.
Voor wat, hoort wat er wordt een transactie gepleegd: de ene zorgt voor veiligheid en die zorg
voor veiligheid moet betaald worden door diegene die de bescherming geniet door bv.
gehoorzaamheid.
Dat transactionele karakter zal model komen te staan voor de zorg voor veiligheid door de staat:
ook de staat eist gehoorzaamheid aan de wet door zijn burgers in ruil voor veiligheidszorg.
In de late middeleeuwen komt bv. de concrete verantwoordelijkheid van de politieke machthebbers
voor de veiligheid van straten, pleinen, handelsroutes, etc. centraler te staan.
Dat gaat ook gepaard met het onder druk komen te staan van het systeem van private wraak en van
vete. In de vroege middeleeuwen was het zo dat het Germaanse recht een veterecht was. Dat
betekent dat men zelf zijn recht afdwingt en wanneer bv. iemand van een familie iets werd
aangedaan door een andere familie, kon die familie van het slachtoffer zelf zorgen voor een soort
van wraak/genoegdoening (“oog om oog, tand om tand”) dat is in het Germaanse veterecht stilaan
geëvolueerd tot een mogelijkheid om de concrete wraak niet meer te moeten uitoefenen, maar in
plaats daarvan een transactie door te voeren. Dat heeft zelfs geleid tot een tariefsysteem waarbij
men kon betalen opdat de familie van het slachtoffer zijn wraak niet zou uitoefenen.
4