MARB 11 – MANAGEMENT – LESMODULE 4
Afdeling 4. Gevolgen van overeenkomsten tussen partijen
In de vorige modules hebben we het gehad over de geldigheid en de totstandkoming van een
overeenkomst. Vanaf deze module gaan we ervan uit dat de overeenkomst rechtsgeldig tot
stand is gekomen. Dat betekent dat die overeenkomst gevolgen zal hebben.
In de eerste plaats gaan we de gevolgen onderzoeken die een overeenkomst heeft tussen
partijen. Een overeenkomst die bestaat en geldig is, zal door de partijen uitgevoerd moeten
worden.
Afdeling 4.1. Algemene beginselen
In de eerste plaats gaat men op zoek naar de algemene principes, de algemene beginselen
inzake de uitvoering van een overeenkomst. Die algemene beginselen vinden we terug in het
artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek waarin zich een drietal grote principes bevinden.
I. Verbindende kracht overeenkomst (DIA 3 + 4)
DIA 3
Eerste lid van artikel 1134 BW
De eerste alinea van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat “alle overeenkomsten
die wettig zijn aangegaan, partijen tot wet strekken.”
Dat lijkt een enigszins eigenaardige formulering, maar in wezen kan je dat simpel verklaren:
Wanneer een overeenkomst tussen partijen wordt gesloten en die overeenkomst is ook
geldig (vandaar wettig zijn aangegaan), dan kan men die overeenkomst vergelijken met een
soort van “private wet”.
Een wet, in de klassieke zin van de betekenis, is een algemeen verbindende rechtsnorm die totstandkomt
door tussenkomst van de kamer, heel uitzonderlijk nog van de senaat en van de koning enerzijds als derde
tak van de wetgevende macht en anderzijds als uitvoerende macht. Een wet is dus een federale
rechtsnorm, algemeen verbindend die op die wijze tot stand is gekomen. Een wet die door het parlement
of door de kamer en/of de koning is tot stand gekomen, bindt in ieder waarop de wet van toepassing is. De
wet bindt dus eveneens de rechter. De rechter moet alle wetten in dit land toepassen op de geschillen die
aan hem worden voorgelegd.
Een overeenkomst kan men dus vergelijken met een wet die geldt tussen de partijen, die van
toepassing is op de partijen en die door de partijen moet worden nageleefd. Wanneer die
partijen een geschil hebben en dat geschil voor de rechter brengen, dan zal de rechter die
private wet (die partijen hebben tot stand gebracht) op de partijen en op het geschil moeten
toepassen.
,DUS betekent dat:
- Een geldig gesloten overeenkomst bindend is voor de contractpartijen.
Contractspartijen moeten de overeenkomst uitvoeren zoals ze tussen hen is gesloten:
conform de inhoud en conform de verbintenissen die de gevolgen zijn van die
overeenkomst.
- Partijen een overeenkomst in beginsel niet eenzijdig kunnen wijzigen.
Voorbeeld: Stel dat een aannemer van werk een offerte heeft opgemaakt om een
bepaald werk te gaan uitvoeren tegen een bepaalde vaste prijs. De aannemer zal dat
werk weldegelijk tegen die vaste prijs moeten uitvoeren.
Als nu blijkt dat om één of andere reden het bijvoorbeeld moeilijker en/of duurder
wordt voor die aannemer, dan mag de aannemer niet zomaar eenzijdig beslissen om
zijn prijs op te trekken, te wijzigen of bijvoorbeeld zijn termijn te verlengen. Een
klassiek huidig marktvoorbeeld waarom een aannemer het moeilijker of duurder zou
kunnen krijgen, komt door de schaarste van materialen (bv. bepaalde
isolatiematerialen zoals PIR en PUR). Omdat die materialen dan zo schaars zijn, zijn ze
moeilijk te verkrijgen en kunnen ze duurder worden wanneer je ze dan verkrijgt.
De aannemer kan de overeenkomst dus niet eenzijdig wijzigen. Dat zou wel kunnen in
de mate dat dat contractueel is voorzien dat er mogelijkheden toe zijn of dat er
specifieke regels zijn die dat wel toelaten. In de overheidsopdrachtenreglementering
bijvoorbeeld zijn er mogelijkheden voor de aannemer om een wijziging van het
contract te vorderen, te vragen. MAAR in de algemene regel kunnen partijen de
overeenkomst niet zomaar eenzijdig wijzigen.
- De rechter gebonden is door de overeenkomst. De rechter moet de overeenkomst
toepassen net zoals hij de wetten van dit land moet toepassen. Hij kan een
overeenkomst dan ook niet wijzigen, hij kan ze niet naast zich neerleggen. Indien de
rechter dat wel doet, dan is dat een reden tot hoger beroep en gebeurlijk tot Cassatie.
Tweede lid van artikel 1134 BW
De tweede alinea van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat “overeenkomsten niet
kunnen worden herroepen, tenzij met wederzijdse toestemming of op gronden die door de
wet worden erkend.”
Artikel 1134 tweede alinea vult uiteraard de eerste alinea aan.
Als partijen gebonden zijn door een overeenkomst, dan is het ook duidelijk dat partijen niet
zomaar die overeenkomst kunnen herroepen - anders zou er van die bindende kracht
natuurlijk niet veel overschieten. Indien partijen op elk moment zouden kunnen beslissen om
een overeenkomst die hen niet zint eenzijdig te beëindigen, dan bestaat er eigenlijk geen
echte bindende kracht.
Toch bestaan er twee uitzonderingen op de regel:
- Enerzijds de wederzijdse toestemming.
Dat is evident: Als een contract kan ontstaan door wilsovereenstemming tussen de
2
, partijen, als het wederzijdse akkoord van de partijen volstaat om een overeenkomst
te doen ontstaan, dan volstaat dat wederzijds akkoord, de wilsovereenstemming
tussen partijen ook om een overeenkomst stop te zetten.
DUS als beide of alle contractspartijen het eens zijn om een overeenkomst te stoppen,
dan kan een overeenkomst met wederzijdse toestemming worden beëindigd. Partijen
kunnen de modaliteiten van die beëindiging vastleggen in dat wederzijds akkoord.
- Anderzijds zijn er gronden die door de wet worden erkend.
Belangrijk voorbeeld in het bouwrecht: Artikel 1794 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel 1794 van het BW gaat over aannemingen van bepaalde duur: aannemingen die door
hun duurtijd of door hun voorwerp beperkt zijn in de tijd. DUS oftewel omdat men een
contract van aanneming heeft voor bijvoorbeeld één jaar oftewel door het voorwerp omdat
dat aannemingscontract betrekking heeft op één welbepaald werk (een specifiek project) dat
moet worden uitgevoerd of diensten.
Voor aannemingsovereenkomsten geldt dat de bouwheer op elk moment de overeenkomst
van aanneming van werken of diensten eenzijdig kan verbreken.
DUS van zodra de overeenkomst is gesloten, kan de bouwheer op elk moment beslissen die
overeenkomst ook weer stop te zetten. Alleen de bouwheer beschikt over die bevoegdheid
(dus niet de aannemer van werken of diensten), alleen hij heeft het recht om die
overeenkomst conform wetsartikel 1794 eenzijdig te beëindigen.
De bouwheer, die op elk moment de overeenkomst van aanneming van werk of dienst
eenzijdig kan verbreken, moet daarbij geen fout bewijzen. Men zou kunnen denken dat dat
evident is dat de bouwheer daar recht op heeft indien iemand een grove fout begaat, maar
daar heeft het helemaal niets meer te maken. Het is een wettelijk recht dat de bouwheer
heeft om de overeenkomst te gaan stopzetten, zelfs zonder enige fout van de aannemer.
Sterker nog: de bouwheer moet de verbreking van de overeenkomst zelfs niet motiveren. Hij
moet geen enkele reden opgeven waarom hij de samenwerking stopzet. Een loutere
kennisgeving of melding aan de aannemer dat de overeenkomst wordt stopgezet volstaat. De
beëindiging kan zelfs stilzwijgend gebeuren.
Voorbeeld: Artikel 1794 BW geldt ook voor een architectenovereenkomst, dat betekent dat
een overeenkomst met een architect ook eenzijdig kan worden beëindigd of althans
stilzwijgend geacht wordt eenzijdig beëindigd te zijn door de bouwheer. Een eenvoudige
klassieke wijze is wanneer die bouwheer, die de overeenkomst heeft stopgezet, een andere
architect aanstelt voor de werken/diensten. Wanneer de eerste architect wordt opgevolgd
door een andere architect zonder dat daar verdere commentaar wordt over gegeven, dan zal
men dat beschouwen als een eenzijdige beëindiging van die architectenovereenkomst.
Bepalingen inzake aanneming van werk in het Burgerlijk Wetboek zijn niet alleen van
toepassing op aanneming van materiële werken, maar ook op aanneming van diensten. Het
is voor die reden dat Artikel 1794 BW dus ook van toepassing is op de
architectenovereenkomst. Een architectenovereenkomst is in principe een
aannemingsovereenkomst van diensten die door zijn voorwerp in de tijd beperkt zal zijn.
3