Samenvatting sociale psychologie Periode 2 leerjaar 1.
16 keer bekeken 0 keer verkocht
Vak
Sociale psychologie
Instelling
Saxion Hogeschool (Saxion)
Boek
Sociale psychologie
Hier vind je hoofdstuk 1 t/m 13 (met uitzondering van H2) samengevat.
De samenvatting is gebaseerd op alle begrippen uit het boek en andere belangrijke informatie. Ook sluit de samenvatting aan op de oefentoetsen op Mylab.
Samenvatting sociale psychologie kwartiel 2
Hoofdstuk 1
Psychologie: de wetenschap van het gedrag en psychische processen van het individu.
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie naar de manier waarop gedachten, gevoelens en
gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of imaginaire aanwezigheid van
andere mensen.
Sociale psychologie richt zich op de gemeenschappelijke processen die mensen vatbaar
maken voor sociale invloed, terwijl persoonlijkheidspsychologie zich richt op individuele
verschillen.
Sociale invloed: het effect dat woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere mensen
hebben op onze gedachten, gevoelens, attitudes en gedrag.
Het analyse niveau van een sociaal psycholoog houdt in: het individu in de context van een sociale
situatie.
Empirische methode: op waarneming of op onderzoek gebaseerde methode voor het toetsen van
hypothesen.
Hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling.
Een sociaal psycholoog buigt zich over zaken als: ‘’wat zijn de specifieke eigenschappen van de
omstandigheden waaronder het een of het ander het waarschijnlijkst is’’.
De sociale psychologie onderscheidt zich van antropologie en sociologie doordat ze zich niet zo zeer
bezighoud t met sociale situaties in een objectieve betekenis, maar doordat ze zich in eerste
instantie richt op de manier waarop mensen beïnvloed worden door hun interpretatie of construct
van hun sociale omgeving. Sociaal psychologen geloven dat je pas kunt begrijpen hoe mensen door
hun sociale omgeving worden beïnvloed als je weet hoe ze die sociale wereld waarnemen.
Construct: de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren.
Het construct is in de sociale psychologie zo belangrijk omdat iemands gedrag wordt beïnvloed door
zijn interpretatie van een gebeurtenis. Niet slechts door de gebeurtenis op zich.
Determinant: bepalende factor in een ontwikkeling of toestand.
Individuele verschillen: die aspecten van de persoonlijkheid die mensen onderscheiden van anderen.
Fundamentele attributie fout: neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt veroorzaakt door
de rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne factoren te overschatten en de rol van
externe, situationele factoren te onderschatten.
Attributie: het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het daarmee
voorzien van verklaringen.
Wanneer gedrag wordt gevolgd door een beloning zoals geld, aandacht, of andere voordelen is de
kans groot dat we daarmee doorgaan.
Wanneer gedrag wordt gevolgd door straf, zoals pijn, verlies of boos schreeuwen is de kans groot dat
gedrag afneemt en uiteindelijk afneemt.
Behaviorisme: stroming in de psychologie die de stelling verdedigt dat men, om menselijk gedrag te
kunnen begrijpen slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende eigenschappen van de omgeving.
,Vroegere behavioristen wilden geen rekening houden met cognitie, denken en voelen-concepten die
ze te vaag en slecht waarneembaar vonden, en onvoldoende onderbouwd om op basis daarvan
gedrag te kunnen observeren, gingen ze voorbij aan verschijnselen die van vitaal belang zijn voor
menselijke sociale ervaringen.
Gestaltpsychologie: stroming in de psychologie die het belang benadrukt van het bestuderen van de
persoonlijke subjectieve manier waarop een object wordt waargenomen (het gestalt of geheel) in
plaats van het bestuderen van de manier waarop de objectieve, fysieke eigenschappen van het
object zijn samengevoegd. (Sociale psychologie heeft haar wortels in gestaltpsychologie).
De voornaamste bijdrage van de gestaltpsychologie aan de sociale psychologie was dat ze aantoonde
dat het geheel groter was dan de som der delen.
Fenomenologie: filosofische methode ( van Husserl) die probeert door de geestelijk-intuïtieve
beschouwing van de dingen, niet door rationele kennis, de constitutie van de wereld in de geest en
het wezen der dingen te beschrijven.
Sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie hebben gemeen dat ze zich beide richtten op
het individu.
Sociale psychologie en sociologie hebben gemeen dat ze zich beide bezig houden met
groepsprocessen.
Positief zelfbeeld: evaluatie van mensen van hun eigen eigenwaarde, dat wil zeggen: de mate waarin
ze zichzelf beschouwen als goed, competent en beschaafd.
Sociale cognitie: hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld. Hoe mensen informatie
selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om oordelen te vormen en beslissingen te
nemen.
Onderzoekers die zich bezig houden met sociale cognitie nemen aan dat mensen de wereld zo
accuraat mogelijk proberen waar te nemen.
Veel sociaal psychologen willen de oorzaken van sociaal gedrag bestuderen omdat ze een bijdrage
willen leveren aan de oplossing van maatschappelijke problemen.
Naïef realisme: refereert aan het gegeven dat de meeste mensen geloven dat ze dingen accuraat
waarnemen.
Voor sociaal psychologen was de meest waarschijnlijke verklaring voor de massale zelfmoord in
Jonestown dat er zich processen afspeelden waarin bijna elk gezond persoon verstrikt zal raken.
De behoefte aan het in stand houden van een zekere zelfwaardering beïnvloed de manier waarop we
ons beeld vormen van de wereld.
,Hoofdstuk 3, Sociale cognitie.
In de psychologie kennen we 2 vormen van sociale cognitie.
-Automatische sociale cognitie: manier van denken die snel en automatisch is. Dit is een onbewust
proces. Denk aan de indruk die je vormt van iemand die je net hebt ontmoet. Of het maken van
keuzes in situaties waarin je snel moet handelen. Zoals wanneer je hard op de rem tramp als er een
kind voor je auto langs loopt. Beslissingen maken zonder nadenken dus. (Ook wel automatisch
denken).
-Automatisch denken is essentieel voor het overleven van de mens, maar als dit nog niet volmaakt is
kan het verkeerde oordelen opleveren met serieuze consequenties.
-gecontroleerde sociale cognitie: (gecontroleerd denken). Dit doe je wanneer je bijvoorbeeld een
studie keuze maakt. Dit kost inspanning. Vaak gebruiken we dit vermogen voor grote doelstellingen,
ingewikkelde problemen oplossen en plannen maken voor de toekomst.
-Schema’s: mentale structuren waarmee we onze kennis over de sociale wereld organiseren.
Schema’s beïnvloeden de informatie die we opmerken, waarover we nadenken en die we ons
herinneren. De term ‘’schema’’ is vrij algemeen. Het omvat vooral kennis over zaken zoals: andere
mensen, onszelf en sociale rollen. Hoe we onze schema’s vormen, wordt bepaald door de cultuur
waarin we leven.
Schema’s zijn vooral nuttig omdat:
1. Ze ons helpen om de wereld om ons heen te organiseren en te begrijpen.
2. Gaten in onze kennis opvullen.
Nadeel: ze zijn problematisch wanneer ze resulteren in selffulfilling prophecy’s.
Ook al weegt negatieve informatie in ons brein zwaar, schema’s worden niet toegankelijker doordat
de inhoud negatief is.
-De beste manier om een keuze te maken is om eerst een paar minuten na te denken over alle
alternatieven, Daarna jezelf even af te leiden met bijv. een puzzel en daarna de keuze te maken.
-Veel mensen geloven in horoscopen omdat ze vaak in vage termen worden beschreven. Hierdoor
zien mensen deze sneller als representatief voor hun persoonlijkheid/gedrag.
-Syndroom van Korsakov: Neurologische aandoening waarbij je geen schema’s hebt. Mensen met
deze stoornis verliezen het vermogen om herinneringen te vormen, waardoor ze elke situatie
moeten benaderen alsof ze die voor het eerst meemaken.
-Toegankelijkheid: De mate waarin schema’s zich op de voorgrond van ons bewustzijn bevinden. De
informatie die daarom letterlijk het meest ‘’toegankelijk is’’. Deze toegankelijke informatie gebruiken
we bij de oordelen die we vormen over onze sociale wereld.
-Priming: Proces waarbij recente ervaringen toegankelijkheid van een schema vergroten. Voorbeeld:
Je zit in de bus en kijkt uit het raam. Je ziet een dronken man met een blikje bier in zijn hand tegen
een muur aan staan. Vervolgens komt er een man binnen die wat verward over komt. Je denkt
daarom dat de man die de bus binnenkomt ook dronken is. Je bent in dit geval door het zien van de
dronken man geprimed.
-Mensen streven vaak de doelen na die recentelijk geprimed zijn zonder dat ze zich ervan bewust zijn
dat priming de reden is dat ze dit doen.
In een ambigue situatie kunnen ook fysieke reacties een rol spelen bij priming. Onze geest is
verbonden met ons lichaam en wanneer we aan iets of iemand denken doen we dat refererend aan
, de manier waarop ons lichaam reageert. Als we moe zijn interpreteren we de wereld bijvoorbeeld
negatiever dan wanneer we ons levendig en energiek voelen.
-Perseveratie-effect: De opvattingen die mensen over zichtzelf en de sociale wereld hebben
aanhouden, ondanks dat het tegendeel bewezen is. Bijv. Je maakt een toets. De leraar vertelt je dat
je alle vragen juist beantwoord hebt. Even later vertelt hij je dat die feedback niet klopte. Ondanks
dit tegenbewijs (feedback klopte niet) ben je er nog steeds van overtuigt dat je de toets goed
gemaakt hebt.
-Bestraffingsaffect: Bevinding dat positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan bewezen is
dat ze onjuist zijn, kunnen omslaan naar zeer negatieve opvattingen.
Mogelijke oorzaak: Mensen overschatten in welke mate hun opvatting op grond van nieuwe
informatie moet worden bijgesteld. Hierdoor schieten ze teveel door naar de negatieve kant.
Dit effect treed meer op als het om onterechte positieve informatie gaat. Bij bewijzen van het
tegendeel van negatieve informatie stellen mensen hun opvattingen minder extreem bij.
-Selffulfilling prophecy: Een zichzelf waarmakende voorspeling. Voorbeeld: jij denkt dat iemand
onaardig is, hierdoor ga je ook onaardig doen tegen die persoon. Door dit gedrag, gaat de persoon
ook niet aardig doen tegen jou en lijkt hij inderdaad een onaardig persoon.
Dit bestaat uit 4 stappen, namelijk:
1. Mensen hebben een verwachting over hoe iets of iemand is.
2. De verwachting beïnvloed de manier waarop je je opstelt tegenover die persoon of situatie.
3. Hierdoor gaat de persoon/situatie zich naar verwachting gedragen.
4. De verwachting komt hierdoor uit.
-Pygmalion effect: (De naam is gebaseerd op de mythe van een Griekse beeldhouwer genaamd
Pygamalion. Hij schiep zijn eigen ideale vrouw uit ivoor).
positief selffulfilling prophecy effect. Wanneer er positieve verwachtingen van iemand zijn, gaat
hij/zij beter presteren. Voorbeeld: Robert Rosenthal en Lenore Jacobsen voerden in 1968 een sociaal
experiment uit op een basisschool. Ze namen zogenaamd een IQ testen af en bestickerde een paar
willekeurige kinderen als ‘’uitblinker’’. Nu de leraar deze verwachting had, creëerde hij een warmer
emotioneel klimaat voor de ‘’uitblinkers’’. Ze gaven ze meer persoonlijke aandacht, aanmoediging en
ondersteuning. Ze gaven ze uitdagendere leerstof en uitgebreidere feedback. Hierdoor maakten de
leraar zijn eigen verwachting waar.
-Zeigarnikeffect: Fenomeen dat onvoltooide, maar wel geactiveerde doelen ons automatisch denken
beïnvloeden. (Vernoemd naar Russische psycholoog Bluma Zeigarnik die dit fenomeen onderzocht).
-Onderzoek wijst uit dat teveel bewust nadenken over onze keuzes een goede beslissing in de weg
kan staan. Een periode van afleiding helpt ons soms juist bij het maken va de beste keuze. Er letterlijk
een nachtje over slapen kan ook goed helpen.
-Beoordelingsheuristiek: In het veld van sociale cognitie verstaat men dit onder snelle beslisregels
die mensen gebruiken om snel en efficiënt te kunnen oordelen.
-Beschikbaarheidsheuristiek: In deze situatie vertrouwen we op het gemak waarmee ons
verschillende voorbeelden te binnen schieten. Voorbeeld: Gijs vraagt aan jou of jij vindt dat hij
assertief is. Het eerste wat jou te binnen schiet is een situatie waarin Gijs zich assertief gedroeg.
Daarom zeg je tegen Gijs dat jij hem wel assertief is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper beausollie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.