Gerechtelijk recht:
Begripsomschrijving, bestaansreden en kenmerken
Gerechtelijk recht:
o “de verzameling van alle rechtsregels die het de rechtzoekenden mogelijk maken hun
geschillen, ongeacht de aard ervan, bij toepassing van de regels van het materieel
recht, te laten beslechten door een rechter of een scheidsrechter”
Bv. Tuchtprocesrecht of burgerlijk procesrecht.
Burgerlijk procesrecht:
o tak van het (ruimere) gerechtelijk recht
o Het burgerlijk procesrecht biedt formele regels tot bindende beslechting van
privaatrechtelijke geschillen (niet noodzakelijk particulieren, kan ook tussen burger
en overheid zijn.) door de rechterlijke macht
o Dit is het ‘gemeen recht’ voor alle rechtsplegingen (art. 2 Ger. W.)
o Doel van het burgerlijk procesrecht: voorkomen ‘eigenrichting’ (art. 5 Ger. W.) =>
Burgers mogen zichzelf geen recht verschaffen.
o De concrete toepassing van materieelrechtelijke regels op individuele geschillen
Kenmerken van het gerechtelijk recht:
§ 1. PUBLIEK en PRIVAATRECHT
Het burgerlijk procesrecht is van publiekrechtelijk belang (algemeen belang) maar ook van
privaatrechtelijk belang (partijbelang)
§ 2. Dienend
Het burgerlijk procesrecht/ gerechtelijk privaatrecht staat ten dienste van de partijen die hun
recht willen halen (partijbelang), maar het staat ook ten dienste van het algemeen belang
(want zo ontstaat er maatschappelijke vrede)
§ 3. Formalistisch
Het gaat om formele regels met oog op een behoorlijk, voorspelbaar procesverloop
(rechtszekerheid)
Die formele regels brengen ook Legaliteit (=gesloten systeem van sanctionering, art. 860
Ger.W. => Wetgever bepaald sancties) en proportionaliteit (art. 861 Ger.W. => sancties
moeten proportioneel zijn) met zich mee.
Belangrijke tendens: deformalisering => men maakt geen komaf met de regels, maar er is
sprake van een Doelmatig formalisme: procesvoorschriften toepassen naar hun finaliteit (zie
art. 867 Ger.W., “normdoel’)
§ 4. Gebiedend
Niet alle regels zijn imperatief, van sommige regels mag je afwijken
o gradaties in verhouding tot de aard van het belang dat beschermd wordt
o er is sprake van:
‘aanvullend’ recht (bv. artikel 624 Ger.W.)
‘dwingend recht’ (bv. artikel 627 Ger.W.: territoriale bevoegdheid)
Regels van ‘openbare orde’ (bv. artikel 631 Ger.W.; regels van rechterlijke
organisatie; executierecht)
,§ 5. Ethisch EN sociaal
Gelijkheid van proceskansen voor eenieder, zonder onderscheid des persoons
§ 6. Dynamisch
Burgerlijk Procesrecht voortdurend in evolutie en onder invloed van maatschappelijke ideeën
o Conflicten oplossen ≠ geschillen beslechten (verschil van mening vs. gejuridiseerd
verschil van mening)
o Gerechtelijk privaatrecht kent ook andere manieren buiten de overheidsrechtspraak
om aan geschillen beslechting/ conflictoplossing te doen:
ADR (alternative dispute resolution) :
Bv. arbitrage: men duid een arbiter aan om een geschil te beslechten
tussen partijen => men kiest hiervoor omdat partijen dan zelf arbiter
kunnen kiezen. => is wel duurder. => Dit is dus een
geschilbeslechting buiten de overheidsrechter om. (art. 1676 § 2
Ger.W)
Bv. Bemiddeling => is een conflictoplossing: Zo gaat men het geschil
dejuridiceren en partijen gaan zelf bijdragen aan de uitkomst met
tussenkomst van bemiddelaar. (art. 1723/1 Ger.W.)
o Bij deze twee alternatieven is er een derde betrokken
Collaboratieve onderhandelingen => hierbij is er geen derde persoon
betrokken er zijn enkel collaboratieve advocaten.
Die alternatieven kunnen verplicht worden (art. 734 Ger. W.) of niet
(Art. 1253 ter/1, §1 Ger. W.)
Advocaten zijn ertoe gehouden hun cliënten te informeren over de
alternatieven buiten de overheidsrechtspraak (art. 444 tweede lid
Ger. W.), maar ook gerechtsdeurwaarder heeft deze verplichting
(art. 519 §4 Ger. W.) en ook de rechter (art. 730/1 Ger. W.)
Kritische kanttekeningen? De Bock zegt dat de overheidsrechtspraak
onder druk staat => Men wil dat rechters hard werken en hun taak
uitoefenen anderzijds zegt men aan de rechters dat ze moeten
zorgen dat er een schikking plaatsvindt.
Bronnen van het burgerlijk procesrecht
§ 1. De Grondwet
artikel 40: “de rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken”
de artikelen 144-159: (hierin staat):
o Openbaarheid van terechtzitting;
o Motiveringsplicht;
o Onafhankelijkheid van de rechter in de uitoefening van zijn rechterlijke
bevoegdheden;
o Onafhankelijkheid van leden van het openbaar ministerie in de individuele opsporing
en vervolging (minister van Justitie kan vervolging bevelen en strafrechtelijk beleid
bepalen);
o Benoeming voor het leven van rechters (de Koning benoemt en ontslaat de
ambtenaren van het openbaar ministerie);
o Vaststelling van de wedde van de rechter bij wet;
,§ 2. Het Gerechtelijk Wetboek
Kwam tot stand door wet van 10 oktober 1967 met als opzet “minder omslachtige, snellere
en minder kostbare rechtspleging”
bepaalde parlementaire stukken blijven van belang
veelvuldige wijzigingen ondergaan (1992, 2007, 2012 ... 2019) met als oogmerk het
bestrijden van de gerechtelijke achterstand door:
o macroniveau: gerechtelijke reorganisatie (hertekening gerechtelijk landschap,
mobiliteit, verzelfstandigd beheer)
o Microniveau: actieve(r) rechter, deformalisering, herwaardering eerste aanleg
§ 3. Bijzondere wetten
wet van 15 juni 1935 betreffende het taalgebruik in gerechtszaken
Maar: (afwijkende) procedureregels in andere wetboeken of afzonderlijke wetgeving zorgt
voor gevaar voor ‘verkokering’ (= geen eenvormig recht) (bv. richtlijn 2014 over overlegging
van bewijsmateriaal).
§ 4. Rechtspraak
algemene regel: geen bindende precedentenwerking (= het is niet omdat Hof van Cassatie
iets heeft beslist dat rechters zich daar MOETEN bij neerleggen)
o Rechter mag hierop beroep doen , maar moet motiveren waarom hij zich aansluit bij
die beslissing van het Hof van Cassatie.
o Uitz.: verwijzingsarrest van Hof van Cassatie na vernietiging => Dan geldt er een
wettelijke verplichting tot navolging van uitspraak die het Hof van Cassatie in
dezelfde zaak deed (art. 1110, vierde lid Ger.W.)
Kenbaarheid van rechtspraak is vereist:
o Het moet gaan om een voor het publiek toegankelijke, elektronische databank van
vonnissen en arresten van de rechterlijke orde, overeenkomstig de door de Koning
bepaalde nadere regels
§ 5. Rechtsleer
§ 6. Algemene rechtsbeginselen en gebruiken
aanvullende rechtsbron
bv. recht van verdediging, beschikkingsbeginsel, verbod op (proces)rechtsmisbruik
in de praktijk: regels van rechtspleging vaak bepaald door gebruiken (bv. de organisatie van
de inleidende zitting of de neerlegging van de stukken)
§ 7. Internationale normen
meergelaagde rechtsorde: EVRM, Unierecht, Beneluxrecht,…
Doorwerking in burgerlijk procesrecht roept vragen over samenhang op
Uit de bronnen gedistilleerde beginselen van behoorlijke procesvoering (hebben ‘goede
procesorde’ tot doel)
o Recht van toegang tot de rechter
o Hoor en wederhoor
o Onpartijdigheid (objectief en subjectief)
o Onafhankelijkheid
, o Motivering
o Redelijke termijn
o Partijautonomie
Recht van toegang tot rechter
o (Art 6 EVRM, Art 47 Handvest Grondrechten en art. 13 Gw.)
o Verondersteld dat recht op toegang tot de rechter gewaarborgd moet worden.
o Betekend dat dat toegang tot de rechter niet beperkt kan worden? Nee: Er Kan hieraan
beperkingen worden gesteld => Maar die beperkingen moeten legitiem en evenredig zijn
=> bv. aanleggrens: geen toegang tot hoger beroep voor een vonnis waarin de
geldwaarde lager is dan 2000 euro
Een onevenredige beperking: rolrecht: partij die zaak aanhangig wil maken moet
rolrecht betalen en als rechter vonnis velt komt dat ten laste van in ongelijk
gestelde partij => Die omvang van het rolrecht is afhankelijk van de waarde van
de vordering van het in geld waardeerbaar criterium => Die omvang is evenredig
dus: rolrecht is vernietigd geweest.
o Dat recht brengt positieve en negatieve verplichtingen met zich mee
Negatieve verplichtingen: Er mogen geen andere hindernissen worden
opgeworpen
Positieve verplichting: Wetgever moet ervoor zorgen dat toegang tot rechter
gewaarborgd wordt (ook minvermogende moeten hierop recht hebben)
Hoor en wederhoor
o (Art 6 EVRM, Art 47 Handvest Grondrechten, alg. rechtsbeginsel van het recht van
verdediging.)
o Verondersteld dat je recht hebt op tegenspraak => Alles wat aan rechter kan worden
voorgelegd dat zijn uitspraak kan beïnvloeden, moet voorwerp uitmaken van het debat.
Onpartijdigheid
o (Art 6 EVRM, Art 47 Handvest Grondrechten, algemeen rechtsbeginsel, art. 292 Ger. W.)
o Verondersteld dat als rechter iets te horen krijgen moet hij het debat aanwenden met
het idee dat datgene wat de partij zegt geloofwaardig is => Hij mag dus geen partij kiezen
o Subjectieve onpartijdigheid is een persoonlijke onpartijdigheid van rechter
o objectieve onpartijdigheid is een structurele onpartijdigheid (bv. magistraat leidt
onderzoek waarbij die magistraat jaren later zetelt in gerecht waar de betrokkene wordt
veroordeeld.)
Bv. omkoopschandaal Belgisch voetbal: onderzoeksrechter van onderzoek
maakte deel uit van de KBVB en er was dus sprake van een objectieve
onpartijdigheid.
Onafhankelijkheid
o (Art 6 EVRM, Art 47 Handvest Grondrechten, Art. 151 Gw, algemeen rechtsbeginsel)
o Rechter moet zijn functie kunnen uitoefenen afzonderlijk van druk.
Bv. Is onafhankelijkheid in Polen nog wel gewaarborgd?
Motiveringsplicht
o (Art 6 EVRM, Art 47 Handvest Grondrechten, art. 149 GW, algemeen rechtsbeginsel)
o De rechter moet zijn beslissing motiveren.
o Dit is een waarborg tegen rechterlijke willekeur.
Redelijke termijn
o (Art. 6 EVRM)