Toets Hematologie:
Hoofdstuk 2: Immunologie
Leukocyten -> immuunsysteem beschermen (virussen, bacteriën, schimmels, parasieten), in de
minderheid in het bloed. Infectie= als micro-organismen binnendringen. Antigeen= het
lichaamsvreemde materiaal waar het lichaam op reageert. Te laag kan door bijv. chemotherapie, te
hoog duid op een infectie. De belangrijkste leukocyten in het bloed zijn de granulocyten (neutrofielen
granulocyten, eosinofiele granulocyten, basofiele granulocyten, de lymfocyten (T en B lymfocyten) en
de monocyten.
Leukocyten zijn een klein deel van het immuunsysteem. De cellen in organen (lymfoide organen)
zoals de lymfeklieren, milt, tonsillen vormen een belangrijke rol in het afweersysteem. Het
aangeboren immuunsysteem bestaat uit fagocyterende cellen, naturel killercellen (NK), dendritische
cellen.
Als micro-organisme door de barrière (epitheelcellen huid en slijmvliezen) heen breken ->
aangeboren immuunsysteem (nemen micro-organisme in de cel op en doden ze zo = fagocytose,
cellen die dit kunnen zijn: macrofagen, monocyten en neutrofielen granulocyten) komt in actie en
een paar dagen later het verworven immuunsysteem.
Acute ontstekingsfase -> als de neutrofielen vanuit het bloed treden om in het weefsel de infecties
op te ruimen. Neutrofielen kunnen snel vanuit voorlopercellen in het beenmerg worden aangemaakt.
Herkenning van micro-organisme/ opsonisatie -> doet het aangeboren immuunsysteem en is
mogelijk door de aanwezigheid van karakteristieke moleculaire patronen, deze kunnen binden aan
patroonherkenningsreceptoren op de fagocyterende cellen. Het fagocytoseproces verloopt
effectiever als aan het micro organisme bepaalde eiwitten (antilichamen) binden omdat ze herkend
worden.
NK cellen -> lijken sterkt op T-lymfocyten, maar beschikken niet over een receptor waarmee ze
lichaamsvreemd materiaal herkennen. Ze zijn in staat om lichaamscellen die besmet zijn met een
virus direct te doden en micro-organismen die gefagocyteerd hebben verder te activeren en af te
breken. Dit doen ze door signaleringsmoleculeen (interferon= versterkt macrofaag) uit te scheiden.
Dendritische cellen -> spelen een rol bij het presenteren van antigeen aan cellen van het verworven
immuunsysteem.
Complementsysteem= onderdeel van het aangeboren immuunsysteem en omvat factoren die in
serum en weefsels voorkomen. Na activatie van deze eiwitten kunnen complexfactoren elkaar
activeren en binden aan de micro-organismen en zo fagocytose bevorderen (opsoniseren) en micro
organismen direct doodmaken door ze lek te maken (complementlysis) of ontstekingsreactie te
stimuleren (door granulocyten aan te trekken).
,Ontstekingsreactie -> naast het bestrijden van micro-organismen is een 2 e belangrijke taak van het
immuunsysteem om de omgeving te informeren over een infectie. Cellen van het aangeboren
immuunsysteem gaan cytokines uitscheiden -> vaatwand wordt meer doorlaatbaar en zo verlaten de
cellen (vaak neutrofielen) van het afweersysteem de bloedvaten en gaan naar het weefsel->
ontstekingsreactie ontstaat. In een latere fase maken er meer lymfocyten deel uit van het
ontstekingsproces. De cytokines die de ontstekingsreactie veroorzaken heten de pro-inflammatoire
cytokines (tumornecrosefactor alfa= TNF-a; interleukine= IL-1; IL-6), deze hebben ook effect op
dendritische cellen (uitlopercellen die voorkomen in alle weefsels en in het bloed en die micro-
organisme opnemen). Deze cellen vormen een schakel met het verworven immuunsysteem omdat ze
als taak hebben lichaamsvreemd materiaal aan te bieden aan de T-lymfocyten (in de lymfoide
organen), als ze de micro-organismen hebben opgenomen worden de pro-inflammatoire cytokines
geactiveerd en verlaten ze de plaats van infectie.
Verworven immuunsysteem -> komt na infectie traag op gang omdat deze cellen (lymfocyten)
geactiveerd moeten worden en vervolgens delen (prolifereren) en uitrijpen (differentiëren) tot
effectorcellen. Ze kunnen heel specifieke onderdelen van het antigeen herkennen en hierop reageren
,omdat het oppervlak van lymfocyten speciale receptoren bevat waaraan antigenen kunnen binden
(antigeenreceptoren). Er zijn 2 typen lymfocyten (B en T). Het antigeen receptor van de B-
lymfocyten is immuunglobuline en bij het T-lymfocyt is dat t-celreceptor. Als er een infectie herkend
wordt gaan deze specifieke cel lymfocyten eerst vermenigvuldigen (klonale expansie).
, B-lymfocyten herkennen antigenen doordat hij bindt aan immuunglobuline (Ig). Het variabele deel
van het eiwit bindt aan antigeen en het constante deel zorgt voor verankering van het celmembraan
van de B-lymfocyt en voor de effectorfuncties van de antistoffen wanneer ze worden uitgescheden
door plasmacellen. Door binding van antigeen wordt de b-lymfocyt geactiveerd. Als ze extra signalen
van de T-lymfocyten krijgen gaan ze prolifereren en uitrijpen tot plasmacellen. Deze plasmacellen
produceren antistoffen die in het bloed terechtkomen . De antistoffen binden aan het antigeen en zo
wordt het micro-organisme uitgeschakeld(de cellen van het aangeboren immuunsysteem gaan dan
fagocyteren). Een deel van de b-lymfocyten rijpt niet uit tot plasmacel, maar wordt een geheugencel
en zorgen ervoor dat bij opnieuw contact met het micro-organisme er direct antistoffen worden
uitgescheiden.
T-lymfocyten -> zijn er om intercellulaire virussen en bacteriën onschadelijk te maken. Cellen die
micro-organismen opgenomen hebben, maken dit zichtbaar voor T-lymfocyten door stukjes
bacterieel of viraal eiwit (peptiden) aan te bieden aan het oppervlak in combinatie met HLA-
moleculen, deze zijn bij iedereen uniek. Bij transplantatie worden deze daarom als lichaamsvreemd
gezien en wordt een immuunrespons opgeroepen en dit kan tot afstoting leiden. Er zijn twee
categorieën HLA-moleculen:
I-moleculen (HLA-A, HLA-B, HLA-C) -> zitten op alle lichaamscellen behalve op erytrocyten.
II-moleculen (HLA-DP, HLA-DQ, HLA-DR) -> zitten op B-lymfocyten, monocyten/ macrofagen
en dendritische cellen.
De immuunrespons van T-lymfocyten begint met het aanbieden van antigeen door de dendritische
cellen. Er zijn twee soorten te onderscheiden: T-lymfocyten met CD4 eiwit en met CD8 eiwit. Als het
T-lymfocyt het eiwit herkend dan gaan ze proliferen en uitrijpen tot effectorcel. De CD4 positieve T-
lymfocyten herkennen antigeen in de contact van HLA-klasse II moleculen (rijpen uit tot
effectorcellen die cytokinen uitscheiden die macrofagen activeren helpen bij het doden van micro-
organismen of die de uitrijping tot plasmacellen stimuleren) en de CD8 (rijpen uit tot effectorcellen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 99005564. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.