Hoofdstuk 1. Sociale cognities
Sociale cognitie gaat niet alleen over het denken over zichzelf en anderen, ook over hoe reflecteer ik
over wat ik zelf denk en over hoe ik denk dat anderen over mensen denken.
We gaan actief met info zoals gedrag en communicatie aan de slag om een beeld te vormen van wie
anderen zijn. Met onze sociale cognities proberen we persoonlijke en sociale gegevens over mensen
te verzamelen, invoeren, verwerken en uitvoeren.
Over mensen: anderen (sociale perceptie) & zichzelf (zelfperceptie)
Info verwerven/opslaan, integreren/organiseren & interpreteren
a) Niet enkel anderen, ook ons zelfbeeld; Anderen bepalen mee. Sociale cognitie heeft hier invloed op
b) Verwerken van info hangt af van de sociale context waarin we ons bevinden = invloed op handelen
1. Schema’s
= Cognitieve structuren waarin eerder verworven kennis over een stimulus is gerepresenteerd.
Theorie van Jean Piaget à uitwerking van de cognitieve ontwikkelingstheorie
Volgens hem zijn schema’s mentale structuren die aan de basis liggen van ons handelen.
Reflexen zijn de vroegste schema’s
Schema’s hebben na verloop van tijd betrekking op mentale processen à assimilatie, accommodatie
-> Ons handelen en ons denken!
1.1 Omschrijving
Schematische voorstellingen bestaan uit het geheel van eigenschappen en gedragingen die men
karakteristiek acht voor de leden van deze categorieën. (= sociale schema’s)
vb. beeld van een dokter à man met wip pak, aktetasje, …
Een belangrijk schema voor de mens is het zelfschema à bevat dimensies waarmee je jezelf beschrijft
Vormen
- Prototype = schema ontstaan door we uit reeks personen meest relevante kenmerken distilleren.
Geven soort gemiddelde mee. Ze zijn cognitief-psychologisch geconstrueerd, terwijl stereotypes
meer bepaald zijn door sociale, contextuele realiteit. Niemand zal precies samenvallen
BV: prototype van een (gemiddelde) student, docent, opa, ..
- Scripts = schema’s voor verloop van gebeurtenissen in bepaalde situaties en voorspelt een
opeenvolging van reacties.
-> Gedrag niet conform aan script: dronke man belt plots taxi, in pyjama naar les = betekenisvol
= Gedrag dat niet verwacht wordt volgens het script geeft meer info weer
BV : script van de les (wachten op docent, nog praten, stil zijn, ..), familiefeest, ..
1.2 Kenmerken
Schema’s zijn associatief verbonden in netwerken, de linken tussen schema’s kunnen verschillen in
sterkte en kunnen van emotionele / (ir)rationele aard zijn
1) (Sociale) schema’s = gestalten: de sociale cognitie is een geheel (+ circulariteit)
-> Sociaal schema propt het samen tot 1 geheel; alle studenten zijn zo; kenmerk van sociaal schema
1
,Ø Gaan uit van top-down of theory-driven processing = we hebben al idee in ons hoofd en met info
die we krijgen zullen we dit aanpassen; a-priori kennis bepaald mee onze perceptie/ interpretatie
Bottom-up of data-driven processing : ruwe feiten roepen schema’s op
2) Zodra geactiveerd sturen ze onze persoonsperceptie: bv als ik net over diverse stijlen van ruzie’s heb geleerd,
zal ik een bepaalde stijl herkennen bij een ruzie bij een vriendin, maar er zullen ook nog andere stijlen zijn, waar ik geen oog
voor zal hebben à vooral aandacht voor wat past binnen een geactiveerd schema.
3) Schema’s beïnvloeden ook herinnering: niet alleen op moment zelf?
EXP: beide groepen kregen verhaal met introverte en extraverte kenmerken. 2 dagen later moeten ze die vacature koppelen
aan job als bibliothecaris en de andere als vastgoedmakelaar. De proefpersonen herinneren zich de juiste kenmerken en linken
dit aan de job. Door een schema van een bepaalde job te krijgen, focussen ze zich op bijpassende kenmerken
4) Attributies (verklaringen voor iemands gedrag) kunnen vaak voortvloeien uit schema’s :
o Need voor certainty : deze mensen gaan altijd hun ervaringen binnen het vakje plaatsen
o Need for cognition : mensen die eerder graag eens out of the box gaan denken
Schema’s zijn prescriptief, ze bieden een beeld van hoe iets kan en/of moet zijn. Wat daarvan afwijkt
wordt vaak negatief beoordeeld. Deze prescriptieve component beoordeeld ook ons gedrag.
5) Schema’s zorgen ervoor dat bepaalde informatie snel en makkelijk kan worden verwerkt en zo komt
er ruimte vrij voor andere gedachten. Dit voordeel werd getoond in een experiment.
EXP: Proefpersonen werden in 2 groepen verdeeld. Eerste groep kreeg geen info, wist juist dat er na de info een test was. De
andere groep wist dat de persoon een skinhead was (= arme klasse, schema werd al geactiveerd). Na de info over Indonesië
moesten ze info invullen over de persoon en het land. De proefpersonen in de schemaconditie presteren hier beter op, er was
al een schema van skinhead en dus cognitief vermogen vrij voor andere taken.
Ø Ze worden geactiveerd als je ze veel meemaakt of omdat je er net in aanraking mee kwam
(meestal slechts label)
Mensen construeren op wat ze waarnemen en ervaren een eigen sociale werkelijkheid. Op sociaal vlak
hebben we ook talloze schema’s over onze vrienden, leerkrachten, … + ook over vreemden
-> We vullen deze info aan met kennis uit ons geheugen.
We kunnen spreken van externe en interne stimuli.
-> Intern: door verwachtingen, verlangens, emotie’s,.. + situatie en het karakter
-> Extern: door de omgeving vb vrienden, reclamepanelen,..
EXP: Proefpersonen kregen onbewust de woorden verlegen of vriendelijk te zien en geven dit later ook aan anderen door
EXP: De proefpersonen kregen kort een blanke of zware persoon te zien. Zwart = rapper opnoemen van negatieve woorden
EXP: Personen moesten saaie taak uitvoeren. De helft kreeg bij elke oefening een foto te zien van Afro-Amerikaan, de anderen
van een Kaukasisch. Na 130 beurten zeiden de dat er iets was foutgelopen en ze opnieuw moesten beginnen. Bij controle van
de gezichtsuitdrukking, waren diegene van de Afro-Amerikaanse foto’s veel agressiever dan de anderen.
-> Bewezen dat schema’s automatisch kunnen worden geactiveerd en agressie kunnen uitlokken
Patricia Devine kwam tot conclussie dat negatieve stereotypen over bepaalde bevolkingsgroepen die
binnen een cultuur leven, bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren, automatisch geactiveerd worden bij
het zien van die persoon, nog voor er bewuste cognitieve verwerking is.
EXP: hoogbevooroordeelde mensen hebben negatief stereotype over zwarten, laagbevooroordeelden niet. Er zijn indiviudele
verschillen en als we niet geïntereseerd zijn in sociale betekenis van stimuli zullen we weinig stereotypen activeren vb je kijkt
naar tv en hoort anderen niet.
1.3 Evolutionair
Elk mens wordt geboren met aantal schema’s en door herhaalde blootstelling aan specifieke
problemen hebben we een reactiepatroon in de hersenen ontwikkeld.
-> Vanaf geboorte niet direct geprogrammeerd verdrag.
2
,2. Configureren
2.1 Opvallende kenmerken
Belangrijke factor bij het activeren van schema’s is de opvallendheid van een kenmerk. Hoe meer een
kenmerk opvalt, des te gemakkelijker activeert het aansluitende schema’s.
Bv opvallende naam, geslacht, huidskleur als eerste geactiveerd à opvallendheid hangt af van context
2.2 Primacy-effect
Volgorde van prikkel heeft rol bij belang die we eraan geven. De eerste info die we over iets of iemand
krijgen, zal het globale oordeel meer beïnvloeden dan informatie die erna komt.
Dit kan verklaard worden doordat je aan later verkregen informatie minder aandacht besteedt.
Experiment Ash :
• Intelligent, ijverig, impulsief, koppig, jaloers à denken positief over persoon
• Jaloers, koppig, impulsief, ijverig, intelligent à denken negatief over persoon
Verklaring primacy effect
- Aan latere info minder aandacht besteed
- Latere info geïnterpreteerd in licht van vroegere info = gekleurde betekenis
- Behoefte aan afsluiten eens men beeld heeft. Aandacht verzwakt naarmate men meer info krijgt.
Vb kunstenaars, zangers en schrijvers zitten heel hun leven vast aan etiket dat ze bij hun eerce cd kregen. vb eens een
jeugdschrijver, altijd een jeugdschrijver ook al zijn er andere boeken
Men kan zich wapenen tegen het primacy-effect als men voldoende gemotiveerd en alert blijft.
+ Ambiguïteit verminderen: volgende info komt niet binnen, schema niet aangepast
2.3 Configuratiemodel van Ash
Configuratie = opbouwen van product uit losse componenten = gereedmaken voor gebruik
Solomon Asch bedoelde met dit model dat men zich over een persoon een
intern consistent beeld van die persoon als geheel vormt. Hij benadrukt
dat we veel info over een persoon efficiënt organiseren en samenvatten
rond 1 of enkele centrale kenmerken.
EXP: Proefpersonen kregen een lijst met kenmerken. De ene met warm, de andere met koud.
De eerste groep zagen de persoon meer als iemand gelukkig, hoewel de andere woorden identiek waren. Toont dat warm en
koud centrale kenmerken zijn in onze persoonsperceptie.
We proberen info te combineren/ interpreteren zodat er coherent beeld bestaat. Primacy speelt rol!
-> De info die we eerst ontvangen roepen globaal beeld op en scherpt een context voor interpretatie
van andere gegevens.
2.4 Impliciete persoonlijkheid = ImPt
à onze neiging om van iemand een compleet persoonlijkheidsprofiel uit te werken op basis van
intuïtieve veronderstellingen, van 1 karaktertrek, waarvan we ons niet altijd bewust zijn.
- Iemand in de scouts is avontuurlijk dus ook sociaal
- Zie je ook bij mensen met een beperking of algemeen: iemand is wild, ah zal wel ADHD zijn
ImPt vervolledigt ons beeld van een persoon
ImPt beïnvloedt interpretatie en verwerking van informatie
- halo-effect/ stralenkranseffect: 1 goede karaktertrek = nog veel andere goede trekken.
-> Vb een voetballer is gedreven, sociaal,.. : als hij 1 keer dronken rijdt, zien we dit als een uitschuiver.
- horn-effect: 1 negatief karaktertrek = nog veel andere negatieve trekken.
-> Iemand die te laat komt, is asociaal en niet gedreven
- astrologie: horoscoop verwijst naar al onze kenmerken
3
, 3. Persoonsperceptie
We laten ons beïnvloeden al bij de 1e indruk door : sekse, huidskleur, gewicht, haarkleur,…
à Uiterlijke kenmerken en gedragingen spelen rol bij indruksvorming want weinig andere info.
- Focus op non-verbaal. Als het in strijdt is met het verbale zal de focus liggen op hun non-verbale
want dit is minder gecontroleerd en niet opzettelijk. Vb iemand zegt nors een compliment, zal je niet geloven
- De context beïnvloedt de specifieke perceptie van kenmerken van andere.
- Het herkennen van emoties verhoogt onze overlevingskansen: Als ander boos is, ben je mss in gevaar
- Iedereen is in staat op primaire emoties te onderscheiden, wereldwijd: bang, boos, blij
- Het missen van oogcontact is een grote beperking binnen onze communicatie.
- Aanraking is belangrijk, primaire vorm van non-verbaal gedrag ; toont genegendheid/ dominantie.
- We maken onbewust interpuncties, die zijn belangrijk voor interpretatie gedrag ander vb wanneer is
een ruzie begonnen? Denken we beiden anders over = andere beginpunten, andere interpretatie
4. Priming
Het activeren van een schema wordt beïnvloed door hoe recent het tevoren is gebruikt.
- de nieuwe situatie ambigu is (= vaag, tegenstrijdig of onduidelijk)
- enige gelijkenis vertoont met de vorige
Manifestatie van het impliciete / niet declaratieve geheugen (onbewust)
Niet zoals primacy effect! Verschil met dit effect:
Primacy effect = Info dat je eerst krijgt is belangrijker dan info dat erna komt
Verschil = Priming is hetgeen dat je recent in jouw hoofd hebt snel weer geactiveerd komt, geen verwaarlozing
4.1 Onderzoeksresultaten
EXP: 1 groep kreeg vooraf een negatieve tekst, anderen een positieve. Daarna kregen ze dezelfde beschrijving van een jongen
en hun interpretatie was afhankelijk van de voorgaande tekst. Voorafgaande ervaring leidt tot acticeren ander schema
EXP: chinese vrouw -> chinees & vrouw = 2 schema’s
- 2 groepen: 1 deel vooral chinees, hoe gedragen chinezen zich,.. = schema chinees actief
ander deel vooral vrouwen, hoe ze functioneren,.. = schema vrouw actief
- Volledige groep chinese vrouw foto: ene focus op chinese kenmerken, andere vrouw = focus anders want elk ander schema
EXP: woorden lezen die te maken hebben met oud worden = schema wordt actief
- Hoe stappen mensen naar buiten na het experiment? Trager!! = priming; schema van oud zijn is actief
2 vormen van priming :
Ø Repetitiepriming = voorafgaande presentatie van prikkel beïnvloed de manier waarop persoon zal
reageren als die prikkel opnieuw wordt aangeboden. à Na herhalen wordt iets actief in je hoofd.
EXP: lexicale decisietaken: proefpersonen moeten zo snel mogelijk beslissen of bepaalde letterreeks al dan niet een bestaand
woord is. Sommige worden herhaald en men zag dat reactietijd sneller was bij herhaalde aanbiedingen.
Ø Semantische priming = berust op een invloed van de conceptuele eigenschappen van een woord.
Bv sneller op het woord appel dan op het woord stoel als vooraf het woord peer werd aangereikt.
-> Semantische categorie vruchten geactiveerd (brein), waardoor woorden uit die catergorie sneller worden verwerkt.
4.2 Referentie-index
Daniel Kahneman bestudeerde het mechanisme van priming: wil voorzichtiger en kritischer worden
EXP: Was Gahdhi ouder of jonger dan 144 toen hij stierf// Hoe oud was hij toen hij stier
-> Eerste vraag beïnvloed de schatting enorm, er is een suggestie of referentie aanwezig.
Referenties soms zinvol vb vertrouwen deskundige bron. Zijn schatting kan waardevolle suggestie zijn.
+ Geeft ook ongemakkelijk gevoel: je bent je bewust van de referentie maar niet hoe het je beïnvloed
4