Docent: Goedele De Nil & Leen De Medts
PSYCHOLOGIE
Jade Dewildeman
2018-2019
, HOOFDSTUK 1: PSYCHOLOGIE ALS WETENSCHAP
Kenmerken van wetenschap
Ø Domein
= Het onderwerp van een bepaalde discipline of wetenschap/domein waarover ze kennis proberen te verwerven
(Psychologie > de mens: innerlijke psyche, gedragingen en interactie met context waar mens in leeft)
Er zijn verschillende stromingen binnen de psychologie met elk een verschillend domein.
Behaviorisme > observeerbaar gedrag
Psychoanalyse > onbewuste
Cognitieve psychologie > het denken
Systeemdenken > communicatie
à niet elke deelgebied is wetenschappelijk
Ø Hypothesen en theorieën
= wetenschap steunt op hypothesen en theorieën
Hypothese = wetenschappelijke stelling die nog niet bewezen is.
(kan eventueel dienen als een beginpunt voor een theorie)
Theorie = opgebouwd uit getoetste stellingen en inzichten (= bewezen) bij voorkeur causale verbanden (oorzaken van
iets), die hiërarchisch zijn geordend.
Behaviorisme > klassieke en operante conditionering
Systeemdenken/communicatie theoretische > 5 axioma’s
Evolutiepsychologie > Evolutietheorie (Darwin)
Psychoanalyse > hersenspinsels Freud (bevestiging: spinsels patiënten)
Overvloed aan theorieën ondermijnt psychologie à om een eensluidende wetenschap te zijn, anderzijds biedt ze à voor
elk wat wils (-> verschillende stromingen, verschillende technieken)
Ø Reductie
Elke wetenschap is een vereenvoudiging van de totale werkelijkheid = reductionisme (vermindering)
De kracht van de wetenschap ligt in het isoleren van de deelsystemen.
Edmund Husserl : Iedereen heeft al water gedronken, zich erin gewassen of gezwommen, maar niemand heeft dat ooit met
H2O gedaan; water is dus zoveel meer dan de reductie H2O.
‘What’s it like to be a bat?’ à kunnen we nooit beantwoorden omdat we altijd van ons eigen standpunt zullen vertrekken +
beperken tot analyse van deelsystemen, zoals waarnemen van uitgestoten geluiden
Hetzelfde bij de mens; we kunnen de mens niet telkens individueel gaan verklaren, omdat we allen te veel verschillen. Dit
zorgt voor problemen bij psychologische theorieën. à we meten alle deelfacetten, maar weten steeds minder wat het is
om een mens te zijn.
Ø Intersubjectieve overeenstemming
= Iets is geldig of waar voor een groep mensen onderling à VB diverse wereldgodsdiensten
Het betekent niet dat omdat er intersubjectieve overeenstemming is, het juist is.
Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich aan wetenschappelijke spelregels
houden.
Psychologie; verschillende meningen tussen onderlinge systemen à geldigheid en betrouwbaarheid van psychologische
kennis dus een relatief en geen absoluut begrip is.
Voorbeelden intersubjectieve overeenstemming:
• Diverse wereldgodsdiensten: God, Allah …
• Ufo’s
• Zon draait rond de aarde? (les; tussen de 15 – 20 % fout)
Ø Formulering
= elke wetenschap een vaktaal (= jargon)
Wetenschappelijke kennis is zo ondubbelzinnig mogelijk geformuleerd. Doordat dit jargon precies omschreven is heeft ze
het voordeel dat ze economische en efficiënte communicatie mogelijk maken. Bijvoorbeeld IQ.
Voorbeelden: conditionering, attributiefout, oedipuscomplex
Ø Voortgang: paradigma
Paradigma = een stelsel van met elkaar samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën, begrippenkaders en
onderzoeksmethoden. Het is een referentiekader dat bepaalt welke de belangrijke vragen zijn en hoe daarvoor een
oplossing kan gevonden worden.
,Wetenschap is volgens Thomas Kuhn homogeen: ontwikkeling en evolutie wetenschap à paradigma’s volgen elkaar op en
de overgangen ertussen zijn vaak bruusk.
Psychoanalyse (paradigma 1) <-> Behaviorisme
(paradigma 2)
Verklaringen zoeken in de kindertijd en het Vertrok vanuit de visie dat een mens door
onbewuste, dat de neerslag van was. zijn omgeving en bepaalde leerprincipes
Verdringing en driften dwongen een mens kan veranderen.
te zijn wat hij was.
Wetenschap evolueert door een cyclische voortgang. Vertrekkend bij concreet waargenomen feiten, komt een
onderzoeker tot het formuleren van algemeen geldende hypothesen. Die probeert hij vervolgens te toetsen in
onderzoeksopzetten, zoals een experiment. Als uit onderzoek blijkt dat een hypothese klopt, kan die worden geïntegreerd
in een theorie, waaruit dan weer nieuwe onderzoeksvragen en hypothesen kunnen voortvloeien.
Ø Kritisch
= Men vraagt zich af of het verzamelde feitenmateriaal niet gekleurd is door subjectieve vooronderstellingen en
verwachtingen.
Pas als men tot een intersubjectieve overeenstemming komt + als verschillende onderzoekers het eens zijn
à dat de conclusies worden geaccepteerd binnen de wetenschap.
Ø Mensbeeld & filosofisch gedachtengoed
= Elke wetenschap impliceert een mens- en wereldbeeld.
Visie is ofwel onderliggend bij het formuleren van nieuw paradigma OF vloeit als een onlosmakelijke conclusie voort uit
de opgebouwde theorieën.
Gedachtengoed weerspiegelt vaak de sfeer en de Zeitgeist van de periode en de omstandigheden waarbinnen de
wetenschap tot bloei komt.
Indeling mensbeelden:
Organisch = mensen als een geheel, waarbij de samenstellende elementen elkaar beïnvloeden. Organismes zijn meer dan
de som van de delen. Circulair denken. (> Gestaltpsychologie, systeemdenken)
Mechanistisch = Vergelijkt de mens met een machine, samengesteld uit afzonderlijke delen met bepaalde eigenschappen.
Geheel is som van de delen. Verwerven van kennis gebeurt objectief en controleerbaar. Lineair denken. (> Behaviorisme)
Personalistisch = Mens is uniek, mensen zijn scheppers van cultuur en geven zelf zin aan hun bestaan. Nadruk op zingeving,
waarden en doelgericht handelen. Aandacht aan subjectieve duiding. Oosterse filosofie en zienswijzen worden
geïntegreerd.
(> Recente psychologische stromingen, oosterse filosofie en zienswijzen)
Situering tussen wetenschappen
Eeuwwisseling 19e eeuw naar 20ste eeuw ontstond er in Duitse taalgebied een indeling van wetenschappelijke-theoretisch
denken, veel invloed en nu nog zinvol.
Volgens Dilthey (19de – 20ste eeuw)
WIJBEGEERTE – Filosofie FORMELE WETENSCHAPPEN – Logica, Wiskunde
ERVARINGSWETENSCHAPPEN
• Nomothetisch (restaurateur)
o Natuurwetenschappen zoals chemie en aardrijkskunde
o Wetmatigheden vinden adhv feiten, experimenten en deductie
o Doel: erklären = verklaren
§ Fenomeen kunnen onderbrengen in een algemeen aanvaarde, causale samenhang van de
werkelijkheid
o Proberen: algemeen geldende regels of wetten te formuleren
• Ideografische (kunsthistoricus)
o Geesteswetenschappen zoals geschiedenis en literatuurstudie
o Doel: verstehen = begrijpen
, Nomothetisch = op basis van feiten, experimenten en deductie proberen zij wetmatigheden te vinden. Het doel is
verklaren. Verklaren is een fenomeen kunnen onderbrengen in een algemeen aanvaarde, causale samenhang van de
werkelijkheid. De wetenschappen proberen algemeen geldende regels of wetten te formuleren. (vb : e = mc2)
Ideografish = het doel is begrijpen, het unieke en specifieke ontsluieren. Om een tekst goed te begrijpen, moet men een
zeker aanvoelen hebben van de context, de taal de bedoelingen, etc. Om een mens te begrijpen, kan men geen abstractie
maken van de specifieke mens over wie het gaat.
• Psychologie: tussen de nomothetische en ideografische wetenschap
o Behaviorisme = nomothetisch à leerprincipes formuleren die algemeen geldig zijn
o Humanisme = ideografisch à accepteren van het unieke en specifieke persoon centraal
Methoden
Methodologie = de discipline die omschrijft aan welke spelregels moet worden voldaan om tot betrouwbare
wetenschappelijke kennis te komen.
Behaviorisme > strenge methodologie; enkel objectief observeerbaar
Psychoanalyse > intrapsychische bewustzijnsverschijnselen (criteria ww in twijfel)
Voldoen aan wetenschappelijke criteria?
Ø Mensenkennis
Wetenschappelijk <-> Mensenkennis
Beschrijvend en verklarend; feiten Waardengeladen
Uitgaand van theorie Mythen, religie, ideologie
Objectief via strikte onderzoeksmethoden Subjectief, emotionaliteit
Op abstractie gericht Concreter
Universeel Relatief, contextgebonden
Probleem voor psychologie is de wetenschappelijke kennis soms vervaarlijk dicht bij alledaagse mensenkennis ligt,
waardoor iedereen zich een onderlegd psycholoog kan voelen.
Ø Niet-psychometrische methoden
= Methoden die geen strikte statistische of cijfermatige onderbouw hebben
ð Observatie = Systematisch waarnemen en registreren
Participerende observatie = Observator neemt deel aan het proces waarbinnen hij personen observeert zonder dat proces
te verstoren, of slechts minimaal. Zo vermijden we ander gedrag dan het normaal gedrag.
ð Introspectie = ‘naar binnen kijken’
Intro = in Spectie = kijken
Bij deze innerlijke zelfwaarneming kijkt de persoon als van op een afstand naar de eigen gedachten, gevoelens, verlangens,
motieven en gedragingen. (< Psychoanalyse)
ð Interview = het mondeling stellen van vragen
Inter = tussen
Gestructureerd <-> Ongestructureerd
Dezelfde vragen voor iedereen. Men gaat verder op de vorige vraag/antwoord.
vb : enquête vb : sollicitatiegesprek
-> antwoorden niet vergelijkbaar
-> antwoorden vergelijkbaar
Gevaar bij een interview : projectie.
-> Eigen gedachten worden aan de geïnterviewde toegeschreven