SAMENVATTING BOEK -
ROUSSEAU EN IK
MAARTEN DOORMAN – OVER DE ERFZONDE VAN AUTHENTICITEIT
I. OVER ROUSSEAU
Filosoof - Katholicisme - Lakei – moeder stierf in kraambed (schuldgevoel)
Hij was een haan: meent dat de zon opkomt om hem te horen kraaien (weinig sprake van relativering)
Boek – ‘Bekentenissen’: Exhibitionisme = sterke neiging om en de daad van je (deels) bloot te laten
bekijken door onbekenden en daar seksueel opgewonden van raken eigen verklaring: niet goed in
hoofd + hoge komaf (link met zijn filosofie: balanceren tussen oprechtheid en schaamteloosheid =
paradox)
Overgevoelig voor mening van anderen
Hij meende dat mensen die hem hielpen, hem afhankelijk probeerden te maken en hem uitlachten.
Bevlogen schrijver, gedreven lezer: verborg wel zijn eruditie (= belezenheid of geleerdheid).
mengsel bescheidenheid en trots (wou op eigen benen staan)
‘mens is van nature goed’
‘Geluk is hier en nu te vinden als we de maatschappij de rug toekeren en een eenvoudig leven op het
platteland beginnen, dicht tegen de natuur & alle leugens van de samenleving achter ons laten’ p.25
o “Hij droomt er niet van zich aan te sluiten bij een boerengemeenschaap, maar om een situatie
te creëren die volgens hem ‘natuurlijk’ is.” P.61
Boek Emile werd verboden. Rousseau vluchtte naar Zwitserland. Pastoor en volk tegen hem(bekogelen
met stenen) vluchtte naar Londen
Ondiplomatiek karakter
I. ZIJN FILOSOFIE
Eerlijkheid en echtheid nastreven: tonen wie je werkelijk bent
Ideaal van authenticiteit, het natuurlijke, het echte
Verlangen naar oprechtheid leidt tot paradoxen
II. ONTSTAAN VAN ZIJN FILOSOFIE
Onderweg naar kasteel Vincennes (gevangenis) om vriend Diderot te bezoeken: Las een prijsvraag in
literair tijdschrift “Mercure de France”: ‘Draagt de opbloei van kunsten en wetenschappen bij aan een
beter moraal?’
o Tijd van verlichting: mensen geloofden heilig in vooruitgang (tijdsgenoten vonden dus van
wel)
o Rousseau ontkende dit radicaal: ontstaan scepsis tegenover eigen tijd – hij geloofde in het
natuurlijke = het oorspronkelijke, het goede, het echte ( tegenover strikte samenleving vol
regels) overrompeld door inzicht, valt in katzwijm bij stam van eikenboom (verlangen naar
het natuurlijke en oprechte krijgt hier vorm)
o Schrijft ‘Vertoog over kunsten en wetenschappen (1750)’ en wint eerste prijs, wordt
beroemd. Tot zijn schrik (paste niet bij kritiek dat samenleving in reputatie was
geïnteresseerd en niet in werkelijke verdiensten).
In zijn vertoog werd de cultuur en het menselijk samenleven gezien als een
verdorven en hopeloze onderneming. sloeg in als een bom: succes!
1
, o Rousseau: ‘Het inzicht dat de vooruitgang onze omgangsvormen kunstmatig heeft gemaakt
en de oorspronkelijke goedheid van de mens corrumpeert, zoals ook uit de aangehaalde
beginzin van Emile naar voren kwam.’ P.15
Obsessie met authenticiteit op meerdere gebieden:
Link (van boek ‘Emile’) met onderwijs: idee dat kind zichzelf moet ontplooien, focus op spontane
leerproces, niet lastigvallen met regels
Link met politiek: gebrek aan authenticiteit, te veel focus op persoonlijke geloofwaardigheid politici –
te weinig op inhoudelijke meningsverschillen – deugen ze wel – zijn ze wel eerlijk – begrijpen ze ons
wel werkelijk..
o “Voelbare overtuiging is belangrijker dan een goed argument of deskundigheid, die vaak
alleen wantrouwen oproepen en in strijk lijken te zijn met wat ‘onder het volk leeft’.” P.16
Link filosofische tradities: marxisme – arbeider vervreemdt van zichzelf omdat hij gedwongen wordt
eigenheid te verloochenen (maatschappelijke rol strookt niet met natuurlijke behoeftes/wensen)
Link kunst: waarachtigheid en originaliteit van kunstenaars belangrijkste criteria
Link televisie: reality zijn meest gekeken programma’s
Link persoonlijk leven: Facebook (spontaan en uniek zijn), behoefte aan natuurlijk voedsel, op zoek
naar echte cultuur bij verre reizen
III. HERKOMST VERLANGEN AUTHENTICITEIT
Traditie in samenleving: beste halen uit kind – wat het kind van nature heeft – zeker in puberteit ‘wie
ben ik?’ – vraag keert terug op belangrijke momenten/met de dood voor ogen.
Voorgeschiedenis denken over authenticiteit/invloeden
Humanismen tijden de Renaissance: terug gaan naar bronnen om een eigen onafhankelijk oordeel te
vellen zonder zich nog langer binnen de voorschriften van de theologie en kerkelijke autoriteiten te
bewegen.
Invloed Montaigne, Descartes, Augustinus (p.21)
o Descartes: ik denk dus ik ben (cogito ergo sum) – fundament van alle zekerheid ligt bij het ik,
niet bij de buitenwereld die bedrieglijk en veranderlijk is (vanaf Descartes staat ‘ik’ centraal)
Descartes beperkt tot denkend ik, Rousseau ook voelend ik (subjectief gevoel van
wereld om zich heen begrijpen en duiden) sentimentele romans 18e eeuw
o Augustinus: boek ‘Belijdenissen’ is vergelijkbaar met boek ‘Bekentenissen’ van Rousseau = op
persoonlijke manier zaken opbiechten + behoefte aan zelfrechtvaardiging + religieuze
ondertoon. (Augustinus = theologie, God is rechter, verwerven plaats in hemel Rousseau =
antropologie/psychologie, we zijn zelf de rechter – de ander in onszelf waarvan we zijn
vervreemd, verwerven plaats in wereld )
IV. UNIEK AAN ROUSSEAU?
Doorheen de geschiedenis al vaak onderscheid gemaakt tussen echt en nep: vb. de satires, de
blijspelen, de schelmenromans…
Doorheen de geschiedenis altijd al verlangen naar de natuur: vb. schilderijen, theater, gedichten…
Verschil = nieuwe rol van het ‘ik’ + nieuwe opvatting over de natuur
o Natuur wordt gezien als paradijselijke situatie (oorsprong, zuiverheid, kracht van de jeugd)
maar zonder het Bijbelse: cultuur als pervertering van het oorspronkelijke en het goede
(samenleving van aristocratie is ideaal)
o Natuur voor Rousseau = het goede/ het oorspronkelijke dat we in het samenleven en de
beschaving zijn kwijtgeraakt.
2