Samenvatting Hematologie
Hoofdstuk 1: Inleiding
__________________________________________________________________________
Hematologie = leer van de bloedcellen en de weefsels waarin zij gevormd worden. Naast de
bloedcellen spelen ook bepaalde eiwitten een belangrijke rol, vooral in de stolling en in de
immuunhematologie.
Binnen hematologie onderscheiden we 3 compartimenten:
- Cytologie : hierin worden enerzijds bloedcellen (WBC, RBC, bloedplaatjes) geteld om
kwantitatief beeld te krijgen. Anderzijds wordt er naar de morfologie van deze cellen
gekeken. Verder worden er nog globale bloedmetingen gedaan (vb.
hemoglobinebepaling/sedimentatie).
Toepassingsgebied: opsporen van bloedarmoede (= anemie) en opsporen van bepaalde
bloedkankers.
- Immuunhematologie: hoofdzakelijk het opsporen van bloedgroepsystemen die zich
op RBC bevinden en mogelijke antistoffen tegen bepaalde bloedgroepsystemen.
Toepassingsgebied: bepaling van ABO-bloedgroep, uitvoering van kruisproeven.
- Hemostase: ook wel bloedstolling. Is gericht op het nakijken van al dan niet
ontbrekende stollingsfactoren.
o Bloedingen
▪ Plaatjestekort en/of stoornis
▪ Tekort aan stollingseiwitten
o Trombose: deze mensen nemen bloedverdunners. Hun stolling moet binnen
bepaald gebied zitten. Als ze te veel innemen, is bloed te veel verdund en
maken kans op doodbloeden. Bij te weinig inname, gaan ze weer trombose
vormen. Het opvolgen noemt antistollingstherapie
Toepassingsgebied: opsporen hemofilie A (= ernstige bloedingsziekte), opsporen van
proteïne C-tekort (geeft aanleiding tot trombose), opvolgen van antistollingsmedicatie (ter
voorkoming van trombosen)
Daarnaast ook bepaling van ijzer, TIBC, transferrine, ferritine, Vitamine B12 en Foliumzuur
worden meestal in een biochemisch laboratorium gedaan, maar spelen een belangrijke rol in
de hematologie.
Diapedese: kunnen tussen cellen migreren
Rh-negatiev e Rh-negatiev e Rh-negatiev e
moeder moeder moeder
na zwangerschap
Rh-positief Tweede
kind Rh-positiev e
kind
1 2 3
Bloed v an moeder Bloed v an moeder Bloed v an moeder
Rh- Rh-
Rh-
Rh-
Rh- Rh-
PLACENTA PLACENTA
Rh+ Anti-Rh antistof f en Rh+
Rh+
NA DE
ZWANGERSCHAP Anti-Rh
antistof f en
Bloed v an kind Bloed v an kind
1
_________________________________________________________________________
© M. Knaap – Biomedische laboratoriumtechnologie – 2019-2020
,Hoofdstuk 2: Samenstelling van bloed
__________________________________________________________________________
2.1 Aanmaak van bloed
Bloed wordt bij volwassenen aangemaakt in het beenmerg. In de foetus gebeurt dit in de
lever, milt en het beenmerg.
Beenmerg bevindt zich bij kinderen in de mergholten van alle botten.
Vanaf 20 jaar bevindt het actieve (rode) beenmerg zich vooral in de platte beenderen
(schedel, ribben, borstbeen, bekken).
In sommige omstandigheden kan dit merg omgevormd worden tot inactief bindweefsel (
= fibrose) en zal de bloedcelvorming overgenomen worden door de milt en soms de lever.
Ruimte waar bloed Compact
gev ormd wordt been
Vaatholte
Bloedcellen in Bloedcellen gaan
ontwikkeling circulatie binnen
2.2 Bloedbestanddelen
8% van ons lichaamsgewicht bestaat uit bloed.
Onderscheiden 2 belangrijke compartimenten:
- Cellulair gedeelte: RBC, WBC, bloedplaatjes
- Waterig gedeelte: plasma waarvan 10% opgeloste stoffen bevat, vooral eiwitten (7%)
voor o.a. bloedstolling en immuun afweer. De rest zijn vitaminen, vetten, hormonen.
2
_________________________________________________________________________
© M. Knaap – Biomedische laboratoriumtechnologie – 2019-2020
, 3
_________________________________________________________________________
© M. Knaap – Biomedische laboratoriumtechnologie – 2019-2020
, 2.3 Hoeveelheid bloed aanwezig in het lichaam
Volwassenen gewicht / 13 (+/- 5 liter)
Kind gewicht / 11
2.4 pH en viscositeit
pH van arterieel bloed = 7.34
RBC zijn negatief geladen. Hierdoor stoten ze elkaar af. Wanneer de pH daalt, is er minder
afstoting doordat er minder negatieve lading is en zullen de RBC meer geneigd zijn tot
rouleauvorming. Dit gebeurt ook door verhoogde concentraties van bepaalde eiwitten.
Rouleauvorming verhindert efficiënte uitwisseling van benodigde stoffen tussen RBC en
plasma en het verhoogt bovendien de viscositeit.
Viscositeit wordt bepaald door het daarin aanwezige soort eiwitten (IgG, IgM, fibrinogeen) en
door de stugheid van RBC (vorm en aantal). Gevolg → verminderde weefseldoorstroming →
weefselbeschadiging
• Hoe meer eiwitten, hoe hoger viscositeit
• Vorm: abnormale vormen → dikker
• Aantal: hoe meer, hoe visceuzer
2.5 Functies van bloed
- Transportfunctie (zuurstof, eiwitten, suikers, afvalstoffen)
- Regulatie van lichaamstemperatuur
- Waterhuishouding en zuur-base evenwicht
- Beschermingsfunctie (vreemde indringers: virussen en bacteriën)
- Herstelfunctie (verwondingen helen door stolling te activeren)
2.6 Soorten bloedvaten
2 soorten:
- Slagaders (arteriën)
- Aders (venen)
Grootste slagader is de aorta, ontspringt aan de LK. Alle andere arteriën takken hiervan af.
De kleinste zijn arteriolen. Ze gaan helemaal over de capillairen (haarvaten). Capillairen
gaan over in venulen, de kleinste venen. Vanuit venulen stroomt bloed naar de venen en dan
terug naar het hart.
3 lagen:
1. Endotheel + basaalmembraan tunica intima
2. Elastisch bindweefsel
3. Glad spiefweefsel tunica media
4. Elastisch bindweefsel
5. Tunica adventitia tunica adventitia
4
_________________________________________________________________________
© M. Knaap – Biomedische laboratoriumtechnologie – 2019-2020