Voorbeeld 3 van de 10 Flashcards
Een breuk nemen van een getal wordt geleidelijk aangeleerd vanuit concrete situaties waarbij de moeilijkheid van de oefening steeds toeneemt. 

a) Nummer de onderstaande oefeningen van eenvoudig (1) naar moeilijk (3).
	 
	………	2/3 van 150
	………	2/3 van 42
	………	2/3 van 27

b) Leg bondig uit waarom oefening 1 (de oef. die jij met 1 hebt aangeduid) de eenvoudigste oefening is. Leg bondig uit waarom jouw oefening 2 gemakkelijker is dan jouw oefening 3.
Een breuk nemen van een getal wordt geleidelijk aangeleerd vanuit concrete situaties waarbij de moei...
1) 2/3 van 27 = breuk van een getal binnen bereik
2) 2/3 van 150 = breuk van een tienvoud van een getal binnen het tafelbereik
3) 2/3 van 42 = breuk van een getal buiten bereik
Stel dat 1/2 van de tangram rood gekleurd is en 1/3 	is blauw. Het hoeveelste deel van de tangram is dan gekleurd?	

a) Stel deze bewerking voor op een getallenlijn zodat leerlingen kunnen ontdekken hoe ze te werk moeten gaan om de juiste oplossing te vinden. 

b) Werk de abstracte fase verder uit volgens de werkwijze van de lagere school. Welke denkstappen moeten de leerlingen zetten?
Stel dat 1/2 van de tangram rood gekleurd is en 1/3 	is blauw. Het hoeveelste deel van de tangram is...
a) getallenlijn met 1/2 en een getallenlijn met 1/3. Hierna maak je een getallenlijn met de gelijknamige breuken 3/6 en 2/6.

b) Kijk of je eerst kunt vereenvoudigen.
Breuken op gelijke noemer brengen:
Het kgv van beide getallen te zoeken. Zo krijg je gelijknamige breuken 
Veelvouden van 2: 0, 2, 4, 6, 8
Veelvouden van 3: 0, 3, 6
Rekentaal: Begrip dat we op zoek moeten gaan naar gelijknamige breuken .

Regel: Om gelijknamige breuken op te tellen, tel je enkel de tellers op en behoud je de noemers. Je vereenvoudigt indien mogelijk. 

Bewerking:
1/2 + 1/3 = 3/6 + 2/6 = 5/6
Bekijk onderstaande oefening op de toets van een leerling van het zesde leerjaar.
a) Zoek de fout(en) en situeer deze in het cyclisch proces. 
b) In welke stap(pen) van het proces maakte deze leerling een fout/fouten? Leg bondig uit.
Een balkvormig doosje is 5 cm hoog, 3 cm breed en 1 cm diep. Bereken de oppervlakte van het doosje.
 
2 x (b x h) + 2 x (b + h) x h =
2 x (3 cm x 1 cm) + 2 x (3 cm + 1 cm) x 5 cm =
2 x 3 cm + (2 x 4 cm) x 5 cm =
(6 cm² + 8 cm) x 5 cm= 70 cm²
Bekijk onderstaande oefening op de toets van een leerling van het zesde leerjaar.
a) Zoek de fout(en...
Fout(en): 
- Formule oppervlakte balk = som van de oppervlakte van de zijvlakken. Deze leerling combineerde andere zaken, en heeft dus geen inzicht in de oppervlakteformule.
- Uitwerking: volgorde van bewerkingen in de laatste stap 
- Uitwerking: notatie m.b.t. cm²

Cyclisch proces:

1) Fout in de 2e fase van het cyclisch proces (wiskundig model kiezen): verkeerde formule gekozen
2) Fout in 3e fase van het cyclische proces (wiskundige technieken toepassen): 
- geen correcte volgorde van bewerkingen toegepast
- geen correcte notatie, 3 cm x 1 cm 3 cm²
Omdraaien
Opnieuw proberen