Overheidsrecht 2
Les 1 –
Wat is staatsrecht?
De Staat: organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent
over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. Indien een staat wordt
toegelaten tot de Verenigde Naties wordt de rechtspositie van een land in het internationale
verkeer verstrekt. Een ander kenmerk van een staat is dwang. Hiermee worden de
gemeenschapsnormen van een staat gehandhaafd. Met gezag beklede organen zijn organen
die bevoegd zijn tot het uitoefenen van dwang
Staatsrecht: de rechtsregels die betrekking hebben om de leiding van een staat in de richten.
Het staatsrecht heeft zich door de jaren heen ontwikkeld en er zijn verschillende
opeenvolgende fases te beschrijven:
- Middeleeuwen: het gezag in West-Europese landen was een persoonlijk recht van de
vorst. Het gezag van de vorst was overdraagbaar door bijvoorbeeld een huwelijk en
het was ook erfelijk. Burgers hadden geen politiek rechten: sociale zekerheid kwam
er pas in het midden van de 20e eeuw
- Machiavelli: het persoonlijk recht werd in twijfel getrokken. Volgens Machiavelli
moest de vorst het orgaan en het symbool van de staat zijn en niet op eigen winst uit
zijn
- Rousseau, Hobbes, Locke, het sociale contract: mensen leven in een natuurtoestand
waarin zij in alle vrijheid kunnen leven. Zij maken keuzes op basis van eigen belang en
gaan op basis daarvan toch met andere mensen een soort sociaal contract aan
- Gelijkwaardigheid: mensen vandaag de dag zijn gelijkwaardig en hebben allemaal
recht op gelijke invloed
Verdeling van de staatsmacht
Een bestuurlijk gezag is onvermijdelijk omdat het niet mogelijk is collectief beslissingen te
nemen. Om tirannie te voorkomen, is het systeem van checks and balances bedacht:
autonome organen die elkaar controleren en in evenwicht houden. Dit kwam tot uitvoer in
de machtenscheiding van Montesquieu (wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend)
1. Uitvoerende macht
De ministers vormen de uitvoerende macht in Nederland. Hoewel de Koning
gezamenlijk met de ministers de regering vormt, is de rol van de Koning beperkt. De
rol van de Koning is vastgesteld in artikel 42 GW.
Regeert alleen
2. Wetgevende macht
In artikel 81 GW staat dat de regering en de Staten-Generaal samen de wetten
vaststellen. Dit betekent dat de regering de Staten-Generaal nodig heeft om wetten
te maken, en de Staten-Generaal de regering. De wetgevende macht is hierdoor
gecentreerd rond deze twee publieke organen.
Maakt alleen wetten
3. Rechtsprekende macht
Hoofdstuk 6 in de Nederlandse Grondwet regelt de organisatie van de
rechtsprekende macht. De rechtsprekende macht bestaat in Nederland uit
rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. De Grondwet staat door middel van
, artikel 117 GW garant voor de onafhankelijkheid van de rechter door deze voor het
leven te benoemen.
Spreekt alleen recht
Het huidige staatsrecht: niet alleen zijn de functies van Montesquieu in onze huidige staat
niet meer kloppend, ook voeren de onderdelen niet louter hun taak uit. Er bestaat niet
alleen een evenwicht tussen de staatsorganen, maar ook tussen de staat en de lagere
overheden door middel van territoriale decentralisatie
De bronnen van het staatsrecht
- Grondwet
- Provinciewet
- Gemeentewet
- Statuut
Functies van het staatsrecht
In het gezaghebbende studieboek Constitutioneel recht van professor Kortmann wordt de
lezer door het staatsrecht geleid aan de hand van drie functies. Deze functies bevorderen
een beter begrip van het Nederlandse staatsrecht. Hierbij geldt de onderkenning dat in het
Nederlandse staatsecht ambten van groot belang zijn. Te denken valt dan aan de Tweede
Kamer, de rechter, de minister, de burgemeester etc. De functies worden aan deze
ambten opgehangen. Kortmann onderscheidt drie functies.
- De eerste functie is de constituerende functie. Deze functie betreft de wijze waarop
ambten op hun plek komen, in het leven worden geroepen, worden ingesteld. Zo
wordt de Tweede Kamer gekozen door de kiesgerechtigde burgers, de minister
benoemd bij Koninklijk Besluit, evenals de burgemeester en de rechter. Voor alle in
het staatsrecht relevante ambten kan in de bronnen van het staatsrecht worden
gevonden op welke wijze zij in het leven worden geroepen. Dus dit betreft de wijze
waarop ambten op hun plek komen, in het leven worden geroepen en in worden
gesteld artikel 97 lid 1 GW
- De tweede functie is de attribuerende functie. Aan in het leven geroepen ambten
worden doorgaans door de regelgever bevoegdheden toegekend/geattribueerd. Zo is
de burgemeester onder meer belast met de handhaving van de openbare orde in zijn
gemeente, beschikt de Tweede Kamer over het recht van
amendement etc. Deze bevoegdheden kunnen in de regel niet onbeperkt worden
uitgeoefend. Dus dit betreft het verkrijgen van een functie. De regering en Staten-
Generaal krijgen de functie om wetten te maken artikel 81 GW
- Het komt veel voor dat de regelgever grenzen stelt aan de uitoefening van deze
bevoegdheden. Dit noemt Kortmann de regulerende functie. Zo mag een
(straf)rechter niet de doodstraf opleggen, noch de wet in formele zin aan de
Grondwet toetsen, en mag de burgemeester in zijn ijver de openbare orde te
handhaven niet de burgers in zijn gemeente verbieden tegen hem te demonstreren.
De grenzen aan de bevoegdheden zijn ook weer te vinden in de bronnen van het
staatsrecht, en worden soms ingegeven door een beginsel van de democratische
rechtsstaat (voorbeeld: artikel 120 GW, het constitutionele toetsingsverbod voor de
rechter, hangt samen met de machtenscheiding). Dus dit betreft een bevoegdheid
om in te perken artikel 1 GW
,Betekenis van de grondwet voor het staatsrecht
Wat is de betekenis van de grondwet? Er zijn vandaag de dag bijvoorbeeld weinig dingen
geregeld over de verhouding tussen parlement en regering. Er wordt alleen in artikel 42 GW
gezegd dat de Koning onschendbaar is en dat de ministers verantwoordelijk zijn. Er wordt
verder niks gezegd over de inhoud van deze verantwoordelijkheid. Verder zijn er ook tal van
gebruiken waarvan het nog niet zeker is of zij tot het ongeschreven recht behoren of niet.
Daarmee kan gezegd worden dat de Grondwet nog niet volledig is. Nederland kent een ‘rigid
constitution’ waarbij het dus moeilijker is om de Grondwet te wijzigen dan bij een normale
wet. Engeland kent een ‘flexible constitution; waarbij de staatsregeling meer in gewone
wetten is vastgesteld en dus ook door een gewone wet gewijzigd kan worden.
De democratische rechtsstaat
Democratische
1. Burgers hebben gelijkelijk het recht om de leden van de volksvertegenwoordiging te
kiezen (passief en actief kiesrecht(
2. Er moet sprake zijn van openheid voor machtswisseling. (Het moet duidelijk zij hoe
lang de verkozenen de functies kunnen uitoefenen)
3. Het parlement dient een centrale rol te spelen in de staat
Rechtstaat
1. Staatsvrije sfeer: het respecteren van de grondrechten
2. Legaliteit: bevorderd de rechtszekerheid
3. Checks and balences: de regels waarin de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn
omschreven, moeten zijn vastgelegd door een ander orgaan
4. Onafhankelijke en onpartijdige rechter
Koninklijk besluit
Artikel 81 GW de vaststelling van wetten geschiedt door de regering en Staten-Generaal
gezamenlijk
Artikel 42 lid 1 GW regering = koning en ministers
Artikel 51 lid 1 GW Staten-Generaal = Tweede kamer en Eerste kamer
Artikel 47 GW koninklijk besluit: een besluit dat wordt genomen door de regering en
wordt ondertekend door de koning en één of meer minister of staatssecretarissen
Artikel 89 lid 1 GW een AMvB is een koninklijk besluit
Mag overheidsoptreden gebaseerd zijn op een AMvB?
Artikel 89 lid 2 GW voorschriften (regels) kunnen worden vastgelegd in een AMvB, dus
overheidsoptreden mag gebaseerd zijn op een AMvB
Mogen straffen bepaald worden bij AMvB?
Artikel 89 lid 2 GW straffen mogen niet bepaald worden in een AMvB, maar alleen in een
wet in formele zin. De wet in formele zin wordt gemaakt door de regering en de Staten-
Generaal gezamenlijk (wetgevende macht)
, Twee grondregels voor een democratische staatsorganisatie
Ten behoeve van de checks and balences zijn er een aantal grondregels voor een
democratisch bestuur. Een democratische staatsorganisatie dient hieraan getoetst te
worden. Het zijn beginselen, maar ze zijn niet allemaal, ook al zijn ze heel belangrijk, in
rechtsregels neergelegd. De eerste grondregel is het legaliteitsbeginsel. Het
legaliteitsbeginsel zegt ‘geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet’. Dit bestaat
om machtsmisbruik te voorkomen. Alles wat een orgaan doet moet in de wet of grondwet
geregeld zijn. De wetgevende macht in Nederland bestaat uit de regering en Staten-Generaal
samen. Zij bepalen de grenzen van bevoegdheden.
De tweede grondregel luidt; ‘niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder
verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle staat’. Dit betekent
dus dat er geen bevoegdheid bestaat zonder dat er ook controle is. Dus niet alleen de
bevoegdheid maar ook het uitoefenen van de bevoegdheid moet worden gecontroleerd.
Deze verantwoordingsplicht van, en controle op, overheidsorganen wordt vormgegeven in:
- Politieke verantwoordingsplicht
- Bestuurlijk toezicht
- Ambtelijk ondergeschiktheid
- Beroep
- Burgerlijke rechter
- Rechterlijke toetsing van wetgeving
- Strafrechtelijke verantwoording
Opbouw van de grondwet
De Grondwet bestaat uit een aantal hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft een
opsomming van de grondrechten van de rechten van mens en burger. Hoofdstuk 2 tot en
met 4 gaan in op de centrale organen van de staat. Hoofdstuk 5 regelt vervolgens alle
functies van alle bovengenoemde organen. Regels over rechtspraak staan in hoofdstuk 6 van
de Grondwet. De regels die gelden voor provincies, gemeenten, waterschappen en andere
openbare lichamen staan in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 is het laatste hoofdstuk en gaat over
de herziening van de grondwet.
Grondwettelijke delegatieterminologie
Indien de grondwetgever het woord ‘wet gebruikt’, wordt een wet in formele zin bedoeld.
Het besluit is dan namelijk vastgesteld door regering en Staten-Generaal samen (artikel 8
GW).
Als de Grondwet een bevoegdheid tot regelgeving aan de wetgever in formele zin toekent, is
het de vraag of de wetgever in formele zin deze bevoegdheid zelf moet uitoefenen of dat hij
deze bevoegdheid mag “doorschuiven” naar een andere regelgever (zoals de regering). De
Grondwet bepaalt zelf of de wetgever in formele zin een regelgevende bevoegdheid mag
“doorschuiven” (delegeren). De formulering van het betreffende wetsartikel bepaalt of
delegatie is toegestaan: