Samenvatting Nederlands in de bovenbouw -
Portaal
Paus, H. (red.) (2018). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. 5e herziene
druk. Bussum: Coutinho. Hiervan zijn de volgende hoofdstukken verplicht:
hoofdstuk 4 (4.1, 4.2, 4.3 en 4.6), hoofdstuk 5 (5.1, 5.2, 5.3 en 5.6), hoofdstuk 6 (6.1, 6.2, 6.3, 6.6,
6.7), hoofdstuk 9 (9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.6).
Huizenga, H. (2015). Spelling. 5e herziene druk. Groningen: Noordhoff. Hiervan zijn de volgende
hoofdstukken verplicht: hoofdstuk 4, 5, 6, 7 en 10.
Huizenga, H. (2017). Aanvankelijk en technisch lezen. 4e herziene druk, Groningen: Noordhoff.
Hiervan zijn de volgende hoofdstukken verplicht:
hoofdstuk 2 (2.5), hoofdstuk 4 (4.1.2 en 4.3), hoofdstuk 5 (5.3, 5.4 en 5.5), hoofdstuk 6 (6.1,
6.2.2, 6.2.3, 6.2.4, 6.3 en 6.4), hoofdstuk 7 (7.4 en 7.5), hoofdstuk 9 (9.3).
, Hoofdstuk 4: Mondelinge taalvaardigheid
(4.1, 4.2, 4.3 en 4.6)
4.1 Achtergronden
Via mondelinge taal communiceer je met jezelf (intrapersoonlijk) en met anderen (interpersoonlijk).
Anders dan bij schriftelijke vaardigheden zijn kinderen al experts als ze op de basisschool komen.
Kinderen verwerven taal door imitatie, interactie en creatieve constructie. Dit ontwikkelt zich al
direct na de geboorte.
Mondelinge taalvaardigheid bestaat uit:
Luistervaardigheid
Spreekvaardigheid
Gespreksvaardigheid
Je spreekt van luistervaardigheid wanneer iemand in staat is wat hij hoort te begrijpen, te
interpreteren en te integreren. Begrijpen wat er gezegd wordt is hier misschien wel de belangrijkste
van.
Luisteren is een complexe vaardigheid, omdat je nooit precies kunt onthouden wat je zojuist gehoord
hebt. Je moet je daarom leren concentreren op hoofdzaken binnen een zin.
Actief luisteren houdt in dat je laat weten richting de luisteraar dat je luistert. Je knikt of kijkt de
spreker aan. Bij passief luisteren geef je geen signalen af.
Spreekvaardigheid richt zich op verschillende elementen: een goede uitspraak, duidelijke articulatie
en passende intonatie.
Gespreksvaardigheid is spreken én luisteren. Net zoals bij spreken is hier de non-verbale
communicatie erg belangrijk (mimiek, houding en gebaren = lichaamstaal). De combinatie van
verbale- en non-verbale communicatie bepaalt hoe jij een boodschap overbrengt.
Prodische taal is de manier waarop er gesproken wordt. Dit zijn elementen als intonatie, klankkleur
en ritme.
De rol van de school bij mondelinge taalontwikkeling
De school heeft als doel de mondelinge taalvaardigheid van leerlingen uit te breiden en de leerlingen
schoolse taal aan te bieden. Mondelinge taal is sneller en minder afgewogen dan schriftelijke taal,
doordat je vaak al snel begrijpt wat de ander zeggen wil door de mimiek.’
Binnen omgangstaal of thuistaal praten leerlingen over onderwerpen uit hun directe omgeving.
Omgangstaal of thuistaal wordt ook wel DAT genoemd (Dagelijks Algemeen Taalgebruik).
CAT betekent Cognitief Academisch Taalgebruik. Dit zijn communicatieve situaties waarin die
abstracter zijn en zich minder in de leefwereld van het kind bevinden. CAT is daarbij ook direct
cognitief veel veeleisender dan thuistaal.
,4.2 Visies
Ongeacht de visie van de leerkracht op het onderwijs, is het belangrijk dat de leerkracht doelgericht
aandacht besteed aan de mondelinge taalvaardigheid.
4.3 Doelen en inhouden
Binnen het mondeling taalonderwijs zijn er vanuit de overheid ook kerndoelen vastgesteld. Dit zijn de
kerndoelen:
1. De leerlingen leren info verwerven uit gesproken taal en deze vervolgens verbaal (of niet) te
weergeven;
2. Leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken;
3. Leerlingen leren binnen een gesprek info beoordelen;
10. Leerlingen leren bij mondeling en schriftelijk taalonderwijs strategieën te herkennen,
verwoorden, gebruiken en beoordelen.
Omdat kerndoelen inhoudelijk niet zoveel zeggen over wát er precies geleerd moet worden, zijn er
referentiekaders.
Leerlingen moeten voor mondelinge taalvaardigheid zes taken uit kunnen voeren, allemaal minimaal
op niveau 1F. Dit zijn de 6 mondelinge taaltaken:
Gesprekken
o Deelnemen aan discussies
o Informatie geven en vragen/verwerven
Luisteren
o Instructies volgen;
o Luisteren als lid van een publiek;
o Luisteren naar radio of tv;
Spreken
o Een monoloog houden over alledaagse aspecten. Het onderbouwd kunnen geven
van een mening valt niet onder 1F, maar onder 2F (streefniveau).
Leerlijn
De leerlijn mondelinge communicatie richt zich in de midden- en bovenbouw op:
Deelname aan gesprekken;
Interactief leren;
Woordenschat;
Begrijpend luisteren;
Vertellen en/of presentaties geven;
Reflectie op communicatie;
Reflectie op taalgebruik.
, 4.4 Praktijk: algemeen
Mondelinge taalvaardigheid is spreken EN luisteren.
Mondelinge taalvaardigheid kun je in het onderwijs inzetten als:
- voertuig voor de taalontwikkeling (=taalgroeimiddelen);
- middel voor kennisontwikkeling;
- als doel opzich (intentioneel taalonderwijs).
Als voertuig voor de taalontwikkeling
Mondelinge taal kun je inzetten voor de taalontwikkeling. De taalgroeimiddelen die je hiervoor
gebruiken kunt, zijn:
- Taalaanbod (correct, begrijpelijk en rijk);
- Taalruimte;
- Feedback ;
- Taalstimulering.
Taalaanbod is de taal die je aanbied richting de leerlingen. Taalruimte is de ruimte die leerlingen
krijgen taal te leren (interactie). Feedback kun je op verschillende manieren geven:
- Taalontwikkelingsgericht: feedback op inhoud (wat is er gezegd) en op vorm (hoe is het gezegd).
- Interactiefeedback: feedback op gesprekspatronen en of lln. Elkaar uit laten praten.
Taalstimulering betekent de manier waarop je het taalgebruik stimuleert. Dit kan de leerkracht doen
door allerlei soorten vragen te stellen:
De functies van taal
Communiceren
Conceptualiseren
Expressie tonen