Bron Theorie Inhoud Kritiek (positief/negatief)
Biologische, biopsychologische en biosociale benaderingen
Fenologisch Lomboroso, Criminelen verschillen van niet criminelen door fysieke
e kenmerken (=positivistisch: geen vrije wil en
meten=weten)
Lacassagne Maatschappij heeft invloed op hersenen (positivistisch
(leerling lombroso) geen vrije wil, meten, wetenschappelijk)
Kretschmer 3 lichaamstypen (erfelijk): ectomorph (dun), mesomorph
(atletisch), endomorph (dik) uiterlijk verklaart
delinquent gedrag en welk delinquent gedrag
Genetisch Genen: niet zozeer direct, maar eerder indirecte relatie
perspectief (impulsiviteit, gebrek aan angst). Altijd in samenhang met
omgeving
Intervening variables: genen kunnen zorgen voor impulsief
gedrag vertonen van crimineel gedrag, maar vaak pas
bij comorbiditeit
Dual-risk model: bepaalde genenvarianten doen de
gevoeligheid voor het effect van bepaalde negatieve
ervaringen toenemen. Verhoogd risico om te ‘ontsporen’
onder bepaalde omstandigheden
Differential susceptibility hypothesis: bepaalde genotype
zijn gevoelig voor positieve en negatieve opvoedomgeving
Endocrinologie Testosteron dominant gedrag (adolescenten)
Testosteron en verlaagd cortisol (stress hormoon) lager
niveau van prikkels uit omgeving sneller acting-out &
negatief effect op rustig nadenken (bij kinderen)
Neuro-logie Somatische Snelle beslissingen nemen, omdat het goed voelt. Maar dit
bestempelings gevoel komt pas op gang vanaf 16 jaar meer crimineel
hypothese gedrag tot het goed ontwikkelt is
Neuro-logie Frontal lobe Geweld bij mannen (impulsieve agressie) te verklaren door
dysfunction verstoorde ontwikkeling prefrontale cortex (verminderde
hypothesis activiteit of volume) problemen met: aandacht,
empathie, impulscontrole, besluitvaardigheid
, Lage serotonineconcentratie zorgt ook voor verhoogde
agressie, samen met toename dopamine (plezier gebied
hersenen) (tijdens adolescentie) zoeken naar beloningen
is gevaarlijk
Psycho- Low arousal theory autonoom zenuwstelsel geërfd dat minder gevoelig is voor
fysio-logie (Mednick) prikkels uit de omgeving delinquent
Sensation seeking laag lichamelijk stressniveau verveeld of vermoeid
theory (verklaring spanning opzoeken om arousal te stimuleren crimineel
voor low arousal) gedrag
Fearlessness theorie Verlaagd stressniveau minder gevoelig voor negatieve
(verklaring voor low consequenties delinquent gedrag
arousal)
Chicago School: zones in transitie in de stad gekenmerkt worden door conflict tussen twee culturen: crimineel en conventioneel. Conformiteit of
criminaliteit kunnen aangeleerd worden door ‘positief leren’.
Sociale zone waarin je leeft laat kans op crimineel gedrag zien causaal verband is moeilijk aan te tonen, en bij
desorganisatie (zone 2, transition zone, meeste criminaliteit) andere onderzoeken worden juist elementen
(Shaw & McKay) Sloppenwijk veel immigratie weinig sociale controle van sociale desorganisatie en niet
door omgang met anderen word criminaliteit desorganisatie zelf als oorzaak
ingetrokken eerst breakdown of control daarna begrip sociale desorganisatie is moeilijk
‘’exposure to criminal culture’’ meetbaar, richt zich alleen op buurtfactoren en
niet op familiefactoren Beleid: meer controle
vanuit de buurt
Differentiële crimineel gedrag wordt aangeleerd in sociale interacties theorie veronderstelt dat crimineel gedrag nou
associatietheorie waarbij de mate van associatie met criminele cultuur en eenmaal bestaat en niet waar het vandaan
(Sutherland) conventionele cultuur van belang is. Groepen zijn komt, alleen hoe het wordt doorgegeven & kan
verschillend georganiseerd, sommige in ondersteuning van je differentiële associatie überhaupt toetsen
criminaliteit, sommige tegen criminaliteit (gaat buiten Gaat er van uit dat criminaliteit al bestaat in
gedrag ook om attitudes en drijfveren) vriendengroepen terwijl dit niet het geval hoeft
te zijn.
Niet duidelijk wie binnen de groep met
criminaliteit begon
Impulsieve eenmansdaden worden niet
verklaard
Beleid: Witte boorden criminaliteit aanpakken
door middel van sancties zoals
gevangenisstraffen opleggen en bedrijven en