Munten
Casus 2.2 onderzoekend vermogen
H2 De methodiek van evidence-based practice
Een vraag formuleren volgens de PICO.
2.3 Zoeken naar wetenschappelijk bewijs
Het wetenschappelijk bewijs is evidence, evidence kan worden gevormd door de resultaten van een
wetenschappelijk onderzoek (bewijs), maar ook door de (ervarings)kennis van een deskundige. Het
best beschikbare bewijs wordt gezocht om een beslissing over de zorg te nemen. Wat het best
beschikbare bewijs is, wordt altijd bepaald door drie aspecten:
1. Het type onderzoek
2. De kwaliteit van het onderzoek
3. De vraag van de behandelaar en/of cliënt.
Om de sterkte van wetenschappelijk bewijs transparant te maken is een hiërarchie van ‘levels of
evidence’ bepaald. Het hoogste niveau van bewijs wordt gevormd door bewijsmateriaal dat verwerkt
is in systematisch literatuuroverzichten, richtlijnen, synopsissen, summaries en dergelijke. Daarna
volgt onbewerkt bewijsmateriaal uit oorspronkelijke onderzoeken, waarbij aan gerandomiseerde en
gecontroleerde studies in het algemeen een hoger niveau van bewijs wordt toegekend dan aan niet-
gecontroleerd onderzoek. Een algemene hiërarchie van bewijs is zodoende:
1. Systematisch reviews (overzichtsartikelen van gegevens uit verschillende onderzoeken) (SR)
en meta-analyses (onderzoek met samengevatte onderzoeken in een) (MA) van
gerandomiseerde gecontroleerde studies; systematische samenvatting (summary), synopsis
(overzichtelijke weergave/ inhoud/samenvatting), synthese of richtlijn waarin beschikbaar
bewijs is samengevoegd en geïntegreerd.
2. Gecontroleerde studies:
a. Gerandomiseerde gecontroleerde studies (randomized controlled trial of RCT);
b. Gecontroleerde studies met gelijktijdige controlegroep (controlled clinical trial of CCT);
3. Niet gecontroleerde studies of observationeel onderzoek (cohortstudies,
patiëntcontrolestudies (case-control), dwarsdoorsnede (crosssectioneel) onderzoek, case-
serieonderzoek, kwalitatief onderzoek).
4. Mening van experts of deskundigen (expert opinion).
Om het huidige beste bewijs te vinden heeft het de voorkeur om te zoeken naar het hoogste niveau
van (beschikbaar) bewijs. Naast de algemene indeling in niveaus van bewijs zijn de niveaus van
bewijs beschreven oor de verschillende typen vragen waarvoor bewijs gezocht wordt (diagnose,
therapie, prognose, screening). Hoger onderzoek typen hebben een meer gecontroleerde opzet,
waardoor de kans op subjectiviteit of systematische fouten kleiner is.
Een systematic review gaat uit van een expliciete vraagstelling, een zorgvuldige zoekstrategie, een
beoordeling van de kwaliteit van geïncludeerde onderzoeken, en een transparante presentatie van
de resultaten. Het proces is transparant, valide en reproduceerbaar. SR en meta-analyses zijn het
meest krachtige bewijs, want al het beschikbare bewijs is beschouwd (reviewed) en samengevoegd,
en bij een meta-analyse zijn de resultaten van deze nieuwe analyse gepresenteerd. Een review heeft
betrekkinf op een groot aantal proefpersonen en een grote hoeveelheid gegevens is samengevoegd.
Samenvoegingen van meerdere onderzoeken kan leiden tot significante verschillen, die in de
afzonderlijke onderzoeken niet aangetoond zijn.
Gerandomiseerde gecontroleerde trials RCT’s worden binnen EBP vaak gezien als de gouden
standaard in termen van zorgvuldig interventieonderzoek. Bij een RCT worden de deelnemers aan
het onderzoek (steekproef of onderzoekspopulatie) willekeurig (random) toegewezen aan de
onderzoeks (of interventie) groep of de controlegroep. Iedere deelnemer heeft dus een even grote
kans om in de onderzoeksgroep of de controlegroep terecht te komen. Dit dient om twee gelijke
, groepen te vormen, waarbij de rol va systematische verschillen (bias) tot een minimum wordt
beperkt. Door randomisatie is het niet mogelijk dat de onderzoeker de ‘beste’ deelnemers aan de
onderzoeksgroep toewijst.
Interventie groep Meting interventie meting
Steekproef randomisatie
Controlegroep meting meting
Gecontroleerde klinische trials CCT’s zijn onderzoeken waarbij de toewijzing van deelnemers aan
groepen niet gerandomiseerd is. Hierbij worden twee groepen met elkaar vergeleken, maar
toewijzing aan de behandelde en de niet-behandelde groep wordt niet willekeurig uitgevoerd.
Redenen kunnen zijn dat het praktisch niet mogelijk is, doordat deelnemers in verschillende
gebieden wonen en in verschillende centra behandeld worden, of dat het ethisch niet mogelijk is
omdat mensen geen behandeling onthouden kan worden. Een mogelijkheid is om de resultaten van
cliënten die een bepaalde behandeling gevolgd hebben, te vergelijjken met mensen die behandeling
weigerde. Er is dan geen sprake van willekeurige toewijzing aan de onderzoeksgroep en
controlegroep. CCT’s worden gezien als waardevolle bronnen van bewijs, en worden ook in het
Cochrane Trials Register opgenomen.
Interventie resultaatmeting
Deelnemers baselinemeting
Geen interventie resultaatmeting
Niet gecontroleerd onderzoek of observationeel onderzoek wordt in het algemeen een beperkte
validiteit toegekend en een zwakke bewijswaarde. Niet-gecontroleerde studies betreffen
bijvoorbeeld cohortonderzoek, patiëntcontrolestudies (case-control), dwarsdoorsnede
(crosssectioneel) onderzoek of case-serieonderzoek. Bij cohortonderzoek wordt een groep cliënten
gedurende een bepaalde periode gevolgd om het verloop na te gaan van een kenmerk, bijvoorbeeld
het optreden van valincidenten bij ouderen, of de sociale ontwikkeling van kinderen met
overgewicht, maar ook de ervaren gezondjheid na een interventie. Op twee of meer momenten
worden metingen gedaan.
Deelnemers baselinemeting interventie resultaatmeting
Tijd prospectief
Bij patiëntcontroleonderzoek worden onderzoeksgroepen samengesteld op basis van de uitkomst,
bijvoorbeeld het hebben van een bepaalde diagnose of beperking. Omdat er al sprake is van het
kenmerk (of de ziekte) voor de start van het onderzoek is een patiëntcontroleonderzoek altijd
retrospectief (terugblikkend).
Bij dwarsdoorsnedeonderzoek of crosssectioneel onderzoek worden op 1 moment gegevens
verzameld bij een groep personen, bijvoorbeeld naar gehoorschade bij jongeren. Dit gebeurt vaak
met behulp van vragenlijsten (surveyonderzoek). Een voordeel is dat alle gegevens snel en efficiënt
(op een moment) worden verzameld en dat er geen kans is op uitvallers gedurende het onderzoek.
Bij case-serieonderzoek of patiëntseries worden gegevens van cliënten met eenzelfde aandoening of
eenzelfde kenmerk (bijvoorbeeld deelname aan een interventie) bijgehouden en beschreven. Dit
type onderzoek kan ideeën genereren voor toekomstig onderzoek.
Opzet van patiëntcontroleonderzoek
Deelnemers met kenmerk waarin men geïnteresseerd is
Vaststellen van blootstelling aan interventie of oorzaak vergelijking tussen
groepen
Deelnemers zonder kenmerk waarin men geïnteresseerd is