H3: Onderzoek en Rapportage Pro Justitia van Jongeren
2 | Historie
- Nieuwe Jeugdstrafrecht (1995) bevatte zwaardere straffen voor jongeren en de maatregel-PIJ
kwam de oude jeugdstrafrechtelijke maatregelen te vervangen.
- Forensisch Consortium Adolescenten (FORCA) is opgericht als samenwerkingsverband van
justitiele jeugdinrichtingen (JJI’s), het NIFP, de forensische jeugdpsychiatrie, de
reclasseringsorganisaties, en enkele universitaire centra.
- 2014: adolescentenstrafrecht (18-23 jaar)
- PIJ-maatregel kan omgezet in tbs-maatregel indien maximale duur van 7 jaar is bereikt en indien
hier dus alsnog indicatie voor is.
- Minderjarige verdachten: 45% allochtone afkomst | 22% meisje.
3 | Diagnostiek en Classificatie
Kinder- en jeugdpsychiatrische diagnostiek
Gekenmerkt door:
- de ontwikkelingsgang van kinderen
- de contextgebondenheid van gedrag
- de ontwikkeling van ziekten met ‘overgangen’ naar volwassenheid
Kwalitatieve benadering hier van belang om vergelijking met het normale aan te geven.
Verschillende informanten zijn nodig. Kinderen en jongeren vertellen minder snel wat hun
belevingen, gevoelens en fantasieen zijn.
In het jeugdstrafrecht staat de ‘speciale preventie’, het voorkomen van recidive door de dader,
voorop.
Domein van strafrecht wordt bepaald door rechtsgelijkheid en rechtsbescherming en de 3
doelstellingen van sanctietoepassing: vergelding van het aangericht kwaad en het voorkomen van
herhaling door algemene en speciale preventie.
Problematische ‘domeinwissel’ tussen gezondheidszorg en strafrecht: verschil tussen
geneeskundige en juridische oorzakelijkheid. In de geneeskunde is de oorzaak van ziekten
vaak Multi conditioneel bepaald. Bij juridische oorzakelijkheid gaat het om causaliteit en
eenduidigheid.
problematische domeinwissel tussen (jeugd)gezondheidszorg en anderzijds
jeugdbescherming en het jeugdstrafrecht. De jeugd-gz bekommert zich op de ziekte,
beperkingen en handicaps bij chronische ziekten. Dat staat soms haaks op het pedagogische
model van jeugdbescherming en het jeugdstrafrecht. Begrippen als bescherming en
heropvoeding zijn niet omschreven en niet te meten, maar scheppen wel (te) hoge en
onduidelijke verwachtingen. Soms zijn de als achterstand in ontwikkeling benoemde zaken
niet meer in te halen, zijn het handicaps en beperkingen geworden. Men verwacht soms dat
‘alles weer goed kan komen’ en dat de jongere zich nog kan ontwikkelen met de juiste
begeleiding. Men gaat soms te weinig uit van handicaps en beperkingen van de jongeren en
diens omgeving om te kunnen verduidelijken wat nog wel te bereiken valt.
4 | Aanvraag, vormen en indicatie onderzoek PJ
- indien de rechter of officier twijfelt over het aanvragen van PJ onderzoek voor een verdachte,
kan (telefonisch) overleg gevoerd worden met een psychiater of psycholoog van het NIFP. De
rechter/officier kan om psychiatrische ‘consultatie rechtspleging’ vragen. Een NIFP-psychiater
gaat dan de jongere zien op de rechtbank of in de jeugdinrichting om te beoordelen of de
jongere zorg nodig heeft, of hij detentie aan kan, of psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek
(rapportage) nodig is, en zo ja welke onderzoeksvariant dan het meest aangewezen is. De raad
voor de kinderbescherming en het NIFP overleggen in een indicatieoverleg of jonge verdachten
, mogelijke forensische diagnostiek of zorg nodig hebben. Via dit overleg worden de rechter en
OvJ ook geadviseerd over de wenselijkheid en vorm van PJ onderzoek.
- Verschillende varianten van PJ onderzoek
o ambulant: binnen justitiele jeugdinrichting of daarbuiten. Monodisciplinair/’dubbel’ of
‘triple’ (met milieuonderzoek).
o klinische observatie: residentieel onderzoek: in JJI Teylingereind Sassenheim door
groeps- en schoolobservatie. Gestandaardiseerd, net als in PBC.
- Voor een first offender die redelijk functioneerde, wordt niet snel geadviseerd tot onderzoek,
maar bij een alleenpleger van een geweldsdelict die psychosociale problemen heeft juist wel. Zie
tabellen p. 54/55
5 | Onderzoek en Rapportage-PJ van jongeren
- Richtlijn Psychiatrisch Onderzoek en Rapportage in Strafzaken: hulpmiddel voor structuur en
richting van het ingewikkelde proces van forensische diagnostiek.
Rapport bestaat uit 3 delen:
- onderzoeksopzet: gegevens onderzoeker, persoonsgegevens, etc
- (hetero)anamnese en psychiatrisch onderzoek: zelfbeschrijving, ontwikkelings-&
familieanamnese, relatievorming, seksuele anamnese.
- DD-bevindingen en de forensisch psychiatrische beschouwing: samenhang beschreven van info
en diagnostische bevindingen. Integratie dus. => Psychopathologie, inschatting recidive, kan dit
worden beïnvloed, wat zijn de mogelijkheden
- Echt rapport tabel 3.4 vragen 2,3,4: evt psychopathologie en verband met TLL, incl advies
toerekenen | vraag 5: recidive | vraag 6” toepassing meerderjarigenstrafrecht | vraag7a;
risicomanagement, |7b,8,9 juridisch kader waarbinnen advies gerealiseerd kan worden.
6 | Ontkennende en Weigerende Verdachten
- Weigering: dit dient in beginsel gerespecteerd te worden. Om toch te rapporteren: 2
voorwaarden
o men moet de jongere persoonlijk hebben gezien of daartoe aantoonbare pogingen
hebben ondernomen
o er is schriftelijk materiaal aanwezig over de jongere om eventuele conclusie en advies te
kunnen onderbouwen.
- Indien geen collaterale info weigerrapport met de gedane inspanningen. Door weigering kan
niet in worden gegaan op het TLL.
- wel collaterale info: de inhoud en bron dient kort samengevat te worden, zonder inhoudelijk
commentaar op de geestestoestand.
- Vanwege grote juridische belangen kan soms onderzoek worden gewenst of overwegen tegen de
wil van de jongere in. Overleg met NIFP en de rechtbank om noodzaak en vorm te wegen.
- Indien het om ernstig geweldsdelict kan advies tot residentieel observatieonderzoek in PBC of
Teylingereind overwogen worden in het weigerraport. Dat is aan de orde als de jongere eerder
meegewerkt heeft, hij ambivalent is over zijn weigering, hij niet goed geinformeerd is, of er
vermoedens zijn van zwakbegaafdheid en/of duidelijke psychopathologie.
- Er zijn varianten van gedeeltelijke weigering: iemand kan weigeren, maar geeft wel alle
informatie, iemand weigert in de loop van het onderzoek, of iemand weigert om over TLL te
praten.
Ontkenning:
- De daad ontkennen, of ontkennen de dader te zijn. OF “het gebeurde maar een beetje”, “hij of zij
wilde het ook” (bij zedendelinquenten).
, - sommige jongeren kunnen vanuit realiteitsstoornis elk verband met de daad ontkennen en bijv
op paranoide psychotische gronden het slachtoffer (vaak in familieverband) als agressor zien.
- ontkenning dient over het algemeen gerespecteerd te worden, ookal is nog zo duidelijk dat hij/zij
liegt.
- indien een jongere ontkent, kan in het rapport niet ingegaan worden op het TLL. Kan wel
oordelen of sprake is van ziekelijke stoornis. Niet de bedoeling een virtueel verband te maken
met het TLL. het is aan de rechter om eventueel verband met TLL te maken.
- Bij jeugdige zedendelinquent of jongeren met realiteitsstoornis dient men in te gaan op de aard
en psychodynamiek van de ontkenning om de aard en ernst van de gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis vd geestvermogens te bepalen en vast te stellen hoe dat was ten tijde van het
TLL. Wanneer de psychopathologie de reden is van ontkenning, kan men dat benoemen en kan
men overwegen wel de vragen van de rechtbank te beantwoorden.
7 | Eisen aan onderzoek en rapportage PJ
- de kwaliteit van het onderzoek PJ heeft structurele factoren, procesmatige factoren en
uitkomstfactoren
- STER: heeft 7 domeinen met 46 criteria. Heeft een goede ib-bbh en goede c-val. Gebruikt bij
onderzoek naar de kwaliteit van rapportages en kan gebruikt worden bij feedback en opleiding,
waardoor kwaliteitsverbetering van rapportages en van rapporteurs op individueel en algemeen
niveau mogelijk is. Geeft een gemeenschappelijk begrippenkader over kwaliteit.
8 | Eisen aan rapporteur PJ
- onafhankelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, distantie tot opdrachtgever en procespartijen
bewaren, geen zakelijke/persoonlijke relatie of belangenverstrengeling hebben. Waken voor
onduidelijke opdrachten en voor rechtstreekse en tussentijdse contacten met de opdrachtgever.
Duidelijk zijn over de opdracht en rol als rapporteur. Deskundigheidsgebied bewaken,
beroepscode in acht houden. Niet bezig zijn met waarheidsvinding, weerlegging of bewijsvoering
van het TLL.
9 | Toelichting ter zitting
Eerst draagt de officier de TLL voor, dan wordt de zaak inhoudelijk door de voorzitter van de
meervoudige kamer geresumeerd en wordt de verdachte ondervraagd. Nadien wordt de deskundige
door de voorzitter naar voren geroepen en wrodt hem de eed of belofte afgenomen.
Rechtspraak heeft moeite met ambivalentie en twijfel. men wil geen onzekere marge van
waarschijnlijkheid.
Takehome:
- werkterrein van de PJ-rapporteur wordt gekenmerkt door de dilemma’s op het snijvlak van de
psychiatrie en rechtspraak
- het doen van PJ-onderzoek en het schrijven van goede rapportages vereisen specifieke kennis en
kunde
- de rapporteur heeft een degelijke opleiding nodig, met continue bijscholing. De opleiding is
idealiter een subspecialisatie binnen psychiatrie en psychologie.
H4: Risicotaxatie in de TBS
1 | Inleiding
- al voor tbs-oplegging wordt risicotaxatie gedaan. Jaarlijks verplichte risicotaxaties afgenomen en
tevens bij alle 4 fasen van het verloftraject: begeleid, onbegeleid, transmuraal en proefverlof. De
eindverantwoordelijke schrijft een verlofaanvraag, deze wordt getoetst door interne
verlofcommissie van het forensisch psychiatrisch centrum. Dan ingezonden naar de DJI en daarna
naar landelijk adviescolelge verloftoetsing TBS. Dit brengt advies aan min-Jus.