Anatomie, fysiologie en pathologie periode 3 2021
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1
Les 1. Anatomie en Fysiologie van het spijsverteringskanaal. ............................................................ 1
Les 2. Opname en vertering van voedingsmiddelen ......................................................................... 14
Les 3 – Verpleegplan ......................................................................................................................... 16
Les 4 – Voeding en ondervoeding ..................................................................................................... 16
Les 5 – Overgewicht en Obesitas....................................................................................................... 29
Les 6 – Pathologie spijsverteringsstelsel deel 1 ................................................................................ 31
Les 7 – Pathologie spijsverteringsstelsel deel 2 ................................................................................ 36
Les 8 – diagnostiek van het spijsverteringsstelsel ............................................................................. 44
Les 9 – Anatomie van de nieren ........................................................................................................ 47
Les 10 – fysiologie van de nieren....................................................................................................... 53
Les 11 – anatomie en fysiologie van het urinewegstelsel en vochthuishouding .............................. 55
Les 12 – Nierinsufficiëntie ................................................................................................................. 59
Les 13 – dialyse en niertransplantatie ............................................................................................... 62
Les 14 – pathologie van de nieren en urinewegen ........................................................................... 62
Les 15 – Urine-incontinentie ............................................................................................................. 64
,Les 1. Anatomie en Fysiologie van het spijsverteringskanaal.
1. Legt uit waaruit het spijsverteringsstelsel is opgebouwd en welke accessoire organen hierbij
betrokken zijn;
3. Haalt spijsverteringsprocessen uit elkaar;
4. Geeft weer op welke wijze hormonen en enzymen een rol spelen tijdens de spijsvertering.
‘’het spijsverteringsstelsel levert de brandstof waardoor alle lichaamscellen kunnen blijven
functioneren + bouwstoffen zijn nodig voor de celgroei- en herstel’’
Het spijsverteringskanaal bestaat uit;
organen van spijsverteringskanaal; mondholte, farynx, oesophagus, gaster, dunne darm, dikke darm
accessoire organen zijn; gebitselementen, tong, speekselklieren, hepar, galblaas en pancreas
Het spijsverteringskanaal bestaat uit 4 grote lagen;
1. De mucosa
Dit is de binnenbekleding van het
spijsverteringskanaal. Deze laag
bestaat uit een slijmvlies en een
onderliggende laag van los
bindweefsel (lamina properia). Langs
de grootste delen van het
spijsverteringskanaal ligt de mucosa
in plooien (plicae circulares), dit
maakt een groter oppervlak voor de
opname van voedingsstoffen (dikke
darm). In de dunne darm vormt de
mucosa darmvlokken (villi) waardoor oppervlak voor opname nog verder kan vergroten.
- De mondholte, farynx, oesophagus en anus (mechanische belasting groter) zijn bekleed met
plaveiselepitheel
- Overige deel is met enkelvoudig cilinderepitheel bekleed, bevat vaak verschillende kliercellen
- Buizen die op het dekweefsel uitmonden, vervoeren de klierproducten van klieren in de lamina
propria, in omringende submucosa of in accessoire klieren.
- In de meeste delen van spijsvertering bevat het buitenste gedeelte van de mucosa een smalle
strook glad spierweefsel en elastische vezels, door contracties van deze laag (muscularis mucosa)
worden darmplooien/vlokken bewogen.
2. De submucosa
Is een tweede laag van los bindweefsel die direct onder de muscularis mucosa ligt. Deze laat bevat
grote bloedvaten, lymfevaten maar ook zenuwvezels, sensibele neuronen en parasympatische
motorische neuronen. Dit zenuwweefsel (meissnerplexus) is betrokken bij het reguleren en
coördineren van samentrekking van het gladde spierweefsel en reguleren van klierproducten van de
spijsverteringsklieren.
3. Muscularis externa
Is een laag van gladde spiercellen die verdeeld zijn in de binnenste laag van kringspieren en een
buitenste laag van lengtespieren. Door contractie van verschillende combi’s worden stoffen gemengd
en door het spijsverteringskanaal voortgestuwd. Dit wordt gereguleerd door de plexus myentericus,
deze ligt tussen de kringspieren en lengtespieren en bevat parasympatische ganglia, sensorische
,neuronen, interneuronen en sympathische postganglionaire vezels. Door parasympatische prikkeling
wordt de spiertonus en activiteit verhoogd. Terwijl deze spieren door sympathische prikkeling
worden geremd, waardoor ze ontspannen.
4. De serosa
Een sereus membraan, bedekt de muscularis externa langs het grootste deel van het
spijsverteringskanaal in de buikholte. Dit viscerale peritoneum loopt door in het pariëtale
peritoneum, dat het binnenste oppervlak van de lichaamswand bekleed.
- Sommige gebieden in de buikholte zijn delen opgehangen aan mesenteria, een dubbel laag
sereuze membraan
- Het losse bindweefsel dat tussen de dekweefseloppervlakken van de mesenteria ligt, biedt plaats
voor bloedvaten, zenuwen en lymfevaten die met het spijsverteringskanaal zijn verbonden.
- De mesenteria houdt de aanhechtende organen op hun plaats en voorkomt dat darmen tijdens
de bewegingen van spijsvertering of bij verandering lichaamshouding in de war raken
- Er ligt geen serosa over de musculairs externa van de mondholte, faryns, oesophagus en
endeldarm, hier is muscularis omgeven door een dicht netwerk van collagene vezels waarbij deze
delen van het spijsverteringskanaal stevig aan de aangrenzende structuren zijn bevestigd, men
noemt dit adventitia.
2. Legt uit wat de functies zijn van de verschillende organen van het spijsverteringsstelsel en de
accessoire organen
Onderdeel/accessoire Functie(s)
Mondholte, Mechanische bewerking, bevochtigen en mengen met speeksel
gebitselementen en tong
Speekselklieren Afgifte van smerende vloeistof met enzymen die koolhydraten
afbreken
Farynx Spieren stuwen het bloed naar de oesophagus
Oesophagus Vervoeren van voedsel naar de maag
Gaster Chemische afbraak van stoffen door zuur en enzymen m.b.v.
spiercontracties
Intestinum tenue Enzymatische vertering en opname van water, organische substraten,
vitaminen en ionen
Intestinum crassum Onttrekken van water en indikken van onverteerbare materialen in
voorbereiding op de verwijdering
Galblaas Opslag en concentreren van gal
Hepar Afgifte van gal (vetvertering), opslag voedingsstoffen en vele vitale
functies
Pancreas Exocriene cellen geven buffers en verteringsenzymen af, endocriene
cellen geven hormonen af
Mondholte
de mondholte is bekleed met slijmvlies dat onder meer uit gelaagd plaveiselepitheel bestaat.
1. Betast en onderzoekt voedsel voordat het wordt doorgeslikt
2. Verwerkt voedsel mechanisch door de werking van gebitselementen, tong en oppervlakken
van gehemelte
3. Bevochtigd materiaal m.b.v. slijm + klierproducten van speekselklieren te mengen
4. Begint de vertering van koolhydraten en vetten d.m.v. enzymen in speeksel
, Termen
Uvula = Huig
Labia = lip
Labium= lippen
Gingiva = tandvlees
Palatum Durum = hard gehemelte
Palatum Molle = zicht gehemelte
Frenulum lingualis = Tongriempje
Vestibulum = ruimte tussen wang en
gebitselementen
Os hyoideum = Tongbeen
Tonsilla pharyngea = Neusamandelen
Tonsilla palatina = keelamandelen
Tonsilla lingualis = tongamandelen
Epiglottis = Strottenklepje
Ring van waldeyer
= benaming voor ringvormige positionering van lymfeweefsel in
naso- en keelholte dat betrokken is bij de afweer van het
menselijke lichaam tegen ziektekiemen, schimmels en micro-
organismen die via mond of neus binnenkomen. De meest
prominente onderdelen van dit weefsel zijn de (keel)amandelen
(tonsillen/tonsillae platinae) en daarnaast uit adenoïd, tonsilla
lingualis en tonsilla tubaria.
De tong
functies van de tong zijn
1. Mechanische bewerking door samendrukken, aflikken en vervormen
2. Bewerking van voedsel als hulpmiddel bij het kauwen van voedsel om door te slikken
3. Onderzoek naar voedsel met tast, temperatuur en smaakzintuigen
Grootste gedeelte van de tong ligt in de mondholte maar de basis loopt door in orofarynx. Tong
bevat tongamandelen en lymfeknopen.
Speekselklieren
3 paar speekselklieren geven speeksel af in de mondholte. Speekselafgifte wordt geregeld door het
autonome zenuwstelsel
1. Parotisklier, glandula parotis, oorspeekselklier
Ligt aan beide zijden onder de huid die het oppervlak van de onderkaak bedekt. De
afvoerbuis mondt uit in het vestibulum op de bovenste 2 ware kiezen. Vormt klierproduct rijk
aan speekselamylase, een enzym dat zetmeel afbreekt in kleinere moleculen die opgenomen
kunnen worden.
2. Glandulae sublinguales, ondertongspeekselklier
Ligt onder het slijmvlies van de mondbodem. De afvoerbuizen monden uit aan weerzijde van
de tongriem. Bevat minder enzymen en meer buffer + slijm
3. Glandulae submandibulares,onderkaakspeekselklier
Bevinden zich in de mondbodem langs het binnenste oppervlak van de onderkaak en
monden uit in de monden uit in de mond achter de kiezen aan weerzijden van de tongriem.