Samenvatting Basisboek Criminologie
Hoofdstuk 1
1.1 Wat is criminologie?
Criminologie: de wetenschap die criminaliteit vanuit verschillende invalshoeken benadert.
Daarbij wordt gebruikgemaakt van kennis uit verschillende disciplines, zoals psychiatrie,
geneeskunde, sociologie, psychologie, rechtswetenschappen, antropologie en politicologie.
De rol van criminologen: het in beeld brengen van de context en in geval van sensationele
berichtgeving ‘het hoofd koel houden’.
Stanley Cohen definieerde het domein van de criminologie beknopt in drie vragen:
1. Waarom worden wetten gemaakt?
2. Waarom worden ze overtreden?
3. Wat doen we daar aan of zouden we daaraan moeten doen?
Ronnie Lippens werkte deze definitie nog wat verder uit in een meer filosofische richting:
‘Waarom veranderen de definities van criminaliteit door de tijd; waarom worden specifiek gedrag of
zelfs hele bevolkingsgroepen gecriminaliseerd; waarom overtreden mensen normen, waaronder
juridische, en wat moeten we doen met overtreders?’
Wat is criminaliteit?
Wat we crimineel gedrag noemen, hangt af van de gevolgen die het gedrag heeft voor zowel de
slachtoffers als de samenleving, van de opvattingen van de machthebbers, van de publieke opinie, en
vaak ook van de context waarin het gedrag plaatsvindt.
Decriminaliseren: wat vroeger een strafbaar feit was, maar nu op een gegeven ogenblik als delict uit
het Wetboek van Strafrecht (Sr) is geschrapt.
Criminaliteit als sociaal construct
Criminaliteit wordt geconstrueerd binnen het geheel van interacties tussen daders, slachtoffers,
omstanders en functionarissen belast met formele sociale controle.
Criminaliteit kan dus worden gezien als een sociaal construct, dat wil zeggen dat criminaliteit
is ‘wat we zo noemen’, waarover binnen de samenleving afspraken zijn gemaakt.
1.2 Historisch overzicht
Het startpunt van criminologie als wetenschap kunnen we situeren in het begin van de negentiende
eeuw.
Plato ziet hebzucht en begeerte, veroorzaakt door het belang dat door de samenleving aan rijkdom
wordt gehecht, als belangrijke oorzaak voor misdaad.
- Of iemand echter daadwerkelijk misdaden begaat, is volgens Plato afhankelijk van de vraag
of het ‘goede’ of het ‘slechte’ deel van zijn persoonlijkheid de overhand heeft.
- In het algemeen treffen we bij Plato een moralistische benadering van criminaliteit aan.
- Plato’s leerling Aristoteles was de eerste die systematisch waarnemingen verrichtte op het
gebied van het (straf)recht.
Ook in religieuze geschriften, zoals het Oude en het Nieuwe Testament, komen tal van passages voor
die te maken hebben met misdaad en straf.
1
,Het oog-om-oog principe: wraak nemen voor onrecht dat je is aangedaan, door de dader precies
hetzelfde aan te doen.
In de Middeleeuwen hadden we in Europa te maken met de heerschappij van de kerk. Het kerkelijk
recht en de kerkelijke rechtspraak strekten zich ook uit tot het burgerlijk leven.
De maatschappelijke ordening werd uitdrukkelijk gezien als een onveranderlijke
scheppingsdaad, onderworpen aan de wil van God.
Utopia
Ook de Engelse humanistische jurist Thomas More stelt zich op als een voorloper van de kritische
criminologie door de vraag te stellen of het opleggen van straffen door de overheid wel is te
rechtvaardigen als diezelfde overheid de veroorzaker is van veel criminaliteit omdat zij burgers
onderdrukt en ‘besteelt’.
More ontpopte zich als een van de eerste sociografen en sociaal critici, en in het eerste boek
van zijn Utopia beschrijft hij de sociale omstandigheden in het toenmalig Engeland.
More betoogt dat alleen zware straffen de misdaad niet zullen inperken; men moet op zoek
naar de oorzaken van criminaliteit en die wegnemen.
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw boekten de natuurwetenschappen zoveel succes dat
men dacht de natuurwetenschappelijke methoden (observatie, meting en bewijsvoering) ook op
samenlevingsvraagstukken te kunnen toepassen.
De klassieke school ontstond allereerst als een politieke protestbeweging tegen de wantoestanden
van het ancien régime in Frankrijk en de bestaande politieke structuren.
Een van de belangrijkste filosofen van deze beweging was Montesquieu, die stelde dat de staat de
vrijheid van zijn onderdanen moet kunnen garanderen met behulp van heldere wetten die beletten
dat te veel macht in handen van één persoon terechtkomt.
Hij richtte zich op een grondwet die de heersende macht beperkingen oplegde en
controlemechanismen voor die macht invoerde. De grondwet zou ieders vrijheid waarborgen
als niemand de hem gegeven macht kan misbruiken.
o Dit leidde tot zijn ‘trias poliktica’, ‘de scheiding der machten’.
Een tweede grote denker uit de klassieke school was Rousseau. Hij zag eigendom als de oorzaak van
rivaliteit en de tegenstelling tussen rijkdom en armoede. Rousseau toonde zich een tegenstander van
de vooruitgang, die hij als oorzaak van problemen in de maatschappij zag.
Hij ontwikkelde een leer dat geen enkel gezag wettig kan zijn indien het niet is ongesteld of
wordt uitgeoefend door hen die eraan zijn onderworpen.
o Deze leer van het ‘sociaal contract’, heeft als uitgangspunt dat niemand een mens
kan onderwerpen zonder dat deze daarmee instemt.
De belangrijkste figuur uit de klassieke school is Beccaria. In zijn beroemde boek zette hij al zijn
bezwaren tegen het bestaande strafrecht en de gangbare straffen uiteen. Zij ideeën waren voor zijn
tijd vrij radicaal, en in verband met de rationele standpunten, zette de katholieke kerk het werk op
de lijst van verboden boeken.
Beccaria nam krachtig stelling tegen het willekeurige gebruik van het strafrecht en vooral
tegen de gangbare praktijken van marteling en doodstraf.
De volgende uitgangspunten vatten Beccaria’s ideeën met betrekking tot een rechtvaardig en
effectief strafrechtelijk systeem samen:
- Het individu moet zo min mogelijk worden gehinderd door het recht.
2
, - De rechten van de aangeklaagde moeten in elk stadium van het proces worden beschermd
door de wet.
- De ernst van een misdrijf wordt bepaald door de schade die een ander is aangedaan.
- De wetgevende macht moet misdaden definiëren en van tevoren bepalen welke straf op
welk misdrijf wordt gesteld.
- Straffen moeten in de juiste verhouding staan tot het gepleegde misdrijf (het
proportionaliteitsbeginsel).
- Straffen zijn onrechtvaardig als ze zwaarder zijn dan noodzakelijk om afschrikking te
bewerkstelligen.
- Excessieve straffen zijn inefficiënt.
- Straffen moeten snel en voorspelbaar worden uitgevoerd.
- Het opleggen van straf aan een veroordeelde moet vrij zijn van corruptie en vooroordeel.
Bentham met de introductie van de Code Pénal kwam in 1791 een einde aan het strafrecht van
het ancien régime.
De kern van het gedachtegoed van Bentham was het pleasure-pain-principe: het idee dat
menselijk gedrag in het algemeen wordt gedreven door het behalen van zo veel mogelijk
voordeel en het vermijden van nadeel.
Bentham was ook een groot voorstander van vrijheidsstraffen en hij ontwierp zelfs een speciaal soort
gevangenis, het panopticon. Het bettof een ronde gevangenis, waarbij alle cellen zodanig langs de
wanden waren gelegen dat één bewaker alle gevangenen kon observeren vanuit een centrale toren.
1.3 Grondleggers; de eerste theorieën
De ideeën van de klassieke school dat misdadigers vanuit rationele motieven zouden handelen, werd
aan het eind van de negentiende eeuw tegengesproken door de opkomst van het positivisme – ook
wel de Italiaanse school of bio-antropologische school.
Deze leer stelde dat criminaliteit was aangeboren en bediende zich van de
natuurwetenschappelijke methode om haar gelijk te bewijzen.
Lombroso
Zijn conclusie was dat misdadigers aangeboren afwijkingen vertonen, zoals een specifieke
schedelvorm, een asymmetrisch gezicht, opvallend grote of juist kleine oren, of extra vingers of
tenen.
Hij meende dat mensen bij wie dit voorkwam, ook in hun gedrag afweken door het vertonen
van een grotere beweeglijkheid, een hogere pijngrens, luiheid, ijdelheid en aanleg tot
gokken.
Frenologie: de leer dat de vorm en de afmeting van de schedel een graadmeter en voorspeller van
menselijk gedrag zouden zijn.
Lacassagne en Manouvrier namen het initiatief in de zogenoemde Franse of milieuschool.
Zij ontkenden de theorie van de geboren misdadiger en duiden als oorzaak het sociale milieu
waarin iemand opgroeit.
De uitspraak van Lacassagne dat elke maatschappij de criminaliteit heeft die zij verdient, is later door
de ‘kritische criminologen’ in verband gebracht met de kapitalistische maatschappij-inrichting en de
vraag waarom bepaalde gedragingen wel en andere minstens even asociale gedragingen niet als
criminaliteit werden beschouwd.
3
, Guerry
Paste als eerste de nieuw verworven kennis van de statistische wetenschap toe op het fenomeen
criminaliteit.
Hij bracht gegevens als sekse en leeftijd in verband met criminaliteit en ook deed hij
onderzoek naar de geografische spreiding van criminaliteit.
Quetelet
Hij analyseerde de verzamelde gegevens en ook de inmiddels bij de overheid beschikbare data met
de nieuw ontwikkelde mathematische analysetechnieken.
Een van zijn ideeën is de normale verdeling.
Hij constateerde een toename van economische criminaliteit in de winter en van
geweldsmisdrijven in de zomer. Ook toonde hij grote verschillen in criminele gedragingen
tussen mannen en vrouwen aan.
Hoofdstuk 2
2.1 Inleiding
Niet alleen voor de criminologische theorievorming, ook voor de ontwikkeling van beleid op het
gebied van politie, justitie en criminaliteitspreventie is een goed inzicht in de omvang en de aard van
de gepleegde criminaliteit en in kenmerken van de plegers van delicten en de slachtoffers een eerste
voorwaarde.
Een probleem daarbij is de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens.
In de negentiende eeuw kwamen in Europa de sociale statistieken, waaronder ook de criminele of
‘morele’ statistieken, tot ontwikkeling.
Voor de ontwikkeling van de ‘morele’ statistiek, die overigens in de eerste plaats voor
beleidsdoeleinden werd opgezet, waren Guerry en Quetelet van groot belang; algemeen
worden ze beschouwd als de grondleggers van de wetenschappelijke criminele statistiek.
Om inzicht te krijgen in de aard en omvang van criminaliteit in Nederland kan men voor informatie
terecht bij verschillende bronnen.
In 1948 begon het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met het bijhouden van een
statistiek van bij de politie bekend geworden misdrijven.
Funnel process
Van de misdrijven die bij de politie bekend worden, wordt maar een klein deel opgehelderd. En van
dat deel wordt slechts een deel door het Openbaar Ministerie (OM) vervolgd, waarna de rechter
uiteindelijk maar een fractie van de zaken die bij de politie bekend zijn geworden, ter behandeling
voorgelegd. Uiteindelijk leidt ook slechts een deel van de door het OM ter terechtzitting gebrachte
zaken tot een schuldverklaring door de rechter en het opleggen van sancties.
Dark number
Hoewel de politiecijfers dus meer informatie geven over het aantal in Nederland gepleegde
misdrijven dan de andere genoemde statistieken, verschaffen ook deze cijfers geen adequaat beeld
van de totale omvang van criminaliteit.
Over misdrijven die niet worden opgespoord of waarvan geen aangifte wordt gedaan (het
dark number), zeggen ze niets.
4