Motorisch leren
Krachttraining en Coördinatie
Hoofdstuk 1.2: Het bijzondere karakter van sport specifieke
krachttraining door de eis van transfer
Sensomotoriek
Sensorisch = m.b.t. de zintuigen
Motorisch = te maken hebbend met bewegingen
Bij sportspecifieke krachttraining staat de transfer naar de doelbeweging (de competitiebeweging)
centraal. Bewegingspatronen moeten om goed te kunnen functioneren in een wisselende omgeving
als een sensomotorisch totaal herkend worden; de beweging én de bijbehorende sensorische
informatie die door het bewegen vrijkomt. Dit betekent dat we bewegingen als sensomotorisch
verwant aan elkaar ervaren. De inschatting hoe een beweging zal verlopen en of dat verloop
‘haalbaar’ is voor ons lichaam, kan pas goed gemaakt worden als zowel het motorische aspect als het
sensorische aspect van de te maken beweging wordt ingeschat .
Wanneer een vooroefening wat betreft de bewegingen die gemaakt worden, veel lijkt op de te
verbeteren doelbeweging, maar sensorisch erg afwijkt van de doelbeweging, wordt de verwantschap
niet goed herkend door het bewegende systeem en zal er weinig of geen transfer zijn. Een oefening
kan dus op het eerste oog zinvol lijken, maar zal toch tot minder verbetering leiden dan vooraf
ingeschat.
Voorbeeld: geblesseerde hardloper die gaat aquajoggen bewegingsuitslagen lijken op het
lopen, maar de sensoriek wijkt af (registreren van de weerstand van het water) beperkte
transfer
In het leerproces moet ook worden vastgelegd op grond waarvan sensomotorische koppelingen
kunnen ontstaan. Het niet-incidentele (=niet regelmatig voorkomend) van een bewegingspatroon is
hierdoor de leidraad voor het leren. Dit wordt ontdekt door de grenzen van een beweging te leren
kennen. De onderlinge transfer tussen bewegingen wordt dus niet duidelijk door de kern van de
beweging (de ideale techniek) te verkennen, maar door de beweging te verstoren en de grenzen van
de beweging te verkennen.
Reductionistische benadering (van bewegen) = richt zich niet op de grenzen van de sensomotorische
koppelingen en kan dus geen inzicht geven in welke oefenvormen wel of niet bijdragen aan de
verbetering van de doelbeweging en dus wel of niet effectief zijn.
Whole practice en part practice
Whole practice = Een oefenreeks waarbij de sensomotorische mix van de oefeningen zo veel mogelijk
onveranderd blijft ten opzichte van de doelbeweging.
Doordat de intentie en het totaalbeeld intact blijven, is de kans groot dat ook het sensorische aspect
intact blijft. In een whole practice oefenreeks staat dus altijd de totale doelbeweging centraal, waarbij
het de kunst is om in het begin van het leerproces de doelbeweging zo eenvoudig te maken dat de
beweging succesvol kan worden uitgevoerd.
Part practice = niet de totaalbeweging wordt geoefend, maar slecht één of een aantal onderdelen
daarvan.
Deze onderdelen worden uit de context van de doelbeweging gehaald en apart geoefend. Daarbij
wordt er altijd op gelet dat de gekozen elementen in hun uitvoering zo veel mogelijk lijken op de
, verwante elementen uit de doelbeweging. De transfer van het deel naar totaal zal bij part practice veel
geringer zijn dan wordt ingeschat, omdat de sensomotorische mix in part practice mogelijk sterk
verandert. Sensorische informatie die bi part practice ‘vrijkomt’ is vaak wezenlijk anders dan de
sensorische informatie in de doelbeweging. Part practice is dus eigenlijk reductionistisch.
Whole practice heeft dus eigenlijk de voorkeur in training. Soms is progressie in de oefenreeks door
middel van alleen maar whole practice niet goed mogelijk, omdat bepaalde elementen van de
beweging binnen de whole practice oefening niet zullen verbeteren. Dan is het nodig om die
elementen apart te oefenen (part practice). In een sport specifieke training zullen daarom altijd part
practice elementen naast whole practice elementen voorkomen.
Er is ook sprake van part practice als de totale beweging geoefend wordt in een context die maar voor
een deel wedstrijdcontext is.
Voorbeeld: Een tennisleraar speelt gecontroleerde ballen aan, zodat de lerende afwisselend
de forehand en de backhand kan oefenen. Dit is een vorm van part practice. Je maakt wel
gebruik maakt van deze slagen in een wedstrijd, maar er staat natuurlijk niet iemand
tegenover je die de ballen zo gecontroleerd aanspeelt.
Sportspecifieke krachttraining is part practice
Sportspecifieke krachttraining is een vorm van part practice. Probleem: het doel van krachttraining is
de transfer van de te trainen kwaliteiten naar de doelbeweging, terwijl die transfer door het part
practice karakter van de krachttraining niet automatisch gegarandeerd is. De sensorische informatie
vanuit het lichaam (=proprioceptie) zal wat beter overeenstemmen met de sensoriek in de
doelbeweging, maar zal er ook vaak ongemerkt van afwijken. De sensoriek vanuit het lichaam (met
name registratie van trekkracht op spieren) wordt sterk beïnvloed door de weerstand waarmee je traint
en die invloed is meestal afwezig bij de doelbeweging.
Wanneer je de transfer wel in kaart wil brengen, moet er een analyse van de sensomotorische
kenmerken van zowel de krachtoefening als de doelbeweging plaatsvinden. Als beide voldoende in
kaart gebracht zijn kan er ingeschat worden in hoeverre een krachtoefening bijdraagt aan het
verbeteren van de prestatie.
Hoofdstuk 4.4: Wetten van motorisch leren en training
Twee aspecten van motorisch leren zijn de betekenis van resultaatinformatie in perspectief van het
intentie-actiemodel en de betekenis van variabel leren.
Resultaatinformatie = knowledge of result feedback
Intentie-actiemodel
Intentie-actiemodel = een goed met onderzoek onderbouwd idee over hoe motoriek tot stand komt,
met belangrijke gevolgen voor hoe we motorische leerprocessen moeten inrichten.
1) In de hogere delen van het brein (dicht bij de schors) wordt eerst de intentie van de te maken
beweging samengesteld: wat moet de situatie na de handeling zijn? Bijvoorbeeld: de bal in de
basket of de kogel zover mogelijk.
2) Hierna worden in een aantal stappen de daarbij horende handelingen samengesteld, waar
eerst een soort van wiskundige principes van bewegen worden geselecteerd en vervolgens in
steeds dieper gelegen delen van het brein de vaste principes van hoe spieren samenwerken
worden bepaald, met als laatste stap op het diepste niveau de selectie van de concrete
contracties van spieren.
Door deze volgorde wordt de manier waarop de spieren worden ingezet flexibel belangrijk bij open
vaardigheden bewegingen moeten telkens vanuit een andere uitgangshouden worden ingezet.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kimmietottie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.