Hoorcollege 1: inleiding in de pedagogiek
Wat is opvoeden?
In het Latijns: Paidagoogia (pais en Agogein)
Opvoeding is een bepaalde vorm van omgang tussen volwassenen en jeugdigen
die erop gericht is steun en richting te geven aan het proces van
volwassenwording (p.13)
Opvoeding is intentioneel
Volwassenheid: zelfstandigheid en zelfredzaamheid
Opvoedingselementen:
Opvoedeling (degene die opgevoed gaat worden)
Opvoeden
Omgeving (cultuurhistorische context)
Opvoedingsmilieus
Primaire opvoedingsmilieu (gezin)
Secundaire opvoedingsmilieu (school, kinderopvang, gastouders)
Tertiaire opvoedi2ngsmilieu (buurt, vrienden en leeftijdsgenoten)
Quartaire opvoedingsmilieu (multimediawereld, social media)
Pedagogische visie:
Kindbeeld
Beeld van pedagogische relatie en opvoeder
Beeld van pedagogische instituties
Beeld van de samenleving
Kindbeeld:
Het algemene beeld dat een persoon heeft over kinderen. Vragen om wat een
kind is en wat een kind kan, wat willen ze, welke behoeften hebben ze, wat
willen ze graag, hoe ontwikkelen en veranderen ze. Door stimulering van
buitenaf ontwikkelen kinderen zich, subjectieve/objectieve kant?
Beeld van opvoeder en de pedagogische relatie:
Hoe de opvoeder het kind ziet. Als subjectief (Kinderen als eigen persoon met
eigen mening zien en luisteren naar ze) of objectieve (ouders hebben autoriteit
en beslissen over de keuzes van hun kinderen)
Opvoedingsdoelen:
Doelen die je door middel van opvoeding bij kinderen wil bereiken, ze formuleren
eindtermen. Zoals: verantwoordelijkheidsgevoel hebben, opkomen voor jezelf,
rekeninghouden met anderen, respect hebben voor ouders, goede manieren
hebben en zelfstandig oordelen.
Opvoedingsoriëntatie (autonome, assertiviteit, conformiteit, sociaal gevoel en
prestatie)
Opvoedingsmiddelen:
Middelen die je intentioneel gebruikt om de opvoedingsdoelen te behalen zoals:
- Aandacht geven, stimuleren om risico’s te nemen en geruststellen.
- Belonen en straffen (veelgebruikte opvoedingsmiddel).
, - Regels stellen.
- Onderhandelen met kinderen.
- Boeken voorlezen.
- Spelletjes spelen om ze te leren verliezen (omgaan met verlies).
Opvoedingsvoorwaarden
Zaken die je nodig hebt om op te voeden, zoals:
- Kinderen veilig laten voelen.
- Liefde en warmte geven.
Hoorcollege 2
Contingent (niet noodzakelijk)
Middeleeuwen (500-1500)
Kind als ‘kleine volwassene’
De opvoeder was gericht om z.s.m. de kinderen te opvoeden. Kinderen vanaf 7
jaar moesten werken. Het kind dat wij kennen bestond niet. Kinderen zijn sociaal
construct.
Humanisme (1400-1650) Erasmus
Ontwikkeling van het verstand. Mens is leerbaar. Mens is van nature slecht. Door
het studeren van klassieke teksten kan dat verheven worden (dus verbeterd).
Slechte gedrag komt door gebrek aan cultuur en kennis. Vader was
verantwoordelijk voor de karaktervorming en moeder voor de verzorging.
Kinderen leren door imitatie.
Onderdeel renaissance
Pedagogische optimisme
Terug naar de oorspronkelijke teksten en hun betekenis
‘Overweeg verder, dat de filosofie in 1 jaar meer leert dan experimenteren met
het leven in 30 jaar, en dat ze het op een veilige manier leert’ (Erasmus)
Pedagogische visie:
Kindbeeld: het kind is van nature slecht, het kind is natklein, het kind is
ontwikkelbaar (kneedbaar).
Beeld van de opvoeder en de pedagogische relatie: opvoeder is
beeldhouwer, invloed van buitenaf.
Opvoedingsdoelen: deugdzaam burger, goed burger.
Opvoedingsmiddelen: klassieke teksten, veel lezen en kennis hebben.
Verlichting (1650-1800). John Locke
Rede, verstand, het bewust, als middel tegen onwetendheid
Het deïsme (god heeft het leven gecreëerd en liet het over aan ons)
De opvoedbaarheid van de mens (nurture)
De vrijheid van het unieke individu staat centraal
Opvoeding gericht op de volwassenheid
Het kind is opvoedbaar
Kinderen komen als onbeschreven blad, dus de omgeving heeft groot
invloed
Hij ging van uit het verkrijgen van kennis door ervaring
‘’een kint is als een wit papier, dus let op dit onnoosel dier; want soo daer iemant
quaet inprent, soo is dat edel wit geschent.’ (Jacob Cats)
, Pedagogische visie:
Kindbeeld: kind is tabula rasa. Kind is opvoedbaar, uniciteit van het kind
komt naar voren, het kind beschikt over een verstand, door middel van dit
verstand kan hij deugdzaam burger worden.
Beeld van de opvoeder en de pedagogische relatie: opvoeder is
beeldhouwer, opvoeder heeft grote invloed op de ontwikkeling van het
kind. Invloed van buitenaf
Opvoedingsdoelen: ontwikkelen van het verstand, opvoeden tot
deugdzaam burger.
Opvoedingsmiddelen: waarde kennis, wetenschap.
Romantiek (1800-1850). Rousseau
Reactie op verlichting
Gevoel, intuïtief, het onbewuste
Grenzen aan de maakbaarheid van de mens (nature)
De maatschappij of cultuur als verderfelijke invloed. De mens komt goed
maar raakt verdorven door de cultuur. Mensen denatureren van hun
natuurlijke goedheid.
De gemeenschap staat centraal. Mensen hebben elkaar nodig.
Het kind als waardevolle menselijke levensfase.
‘’alles is goed zoals het uit de handen van de schepper komt en raakt verdorven
in de handen van de mens.
Rousseau: ontdekking van de eigenwaarde van het kind.
Pedagogische visie:
Kindbeeld: kind is van nature goed, maar kan slecht gemaakt worden door
de mens. Subjectief. Kind is volwaardig mens.
Beeld van de opvoeder en de pedagogische relatie: opvoeder is tuinier.
Opvoeder hoeft niks te dringen bij het kind. Opvoeder moet aansluiten bij
het kind
Opvoedingsdoelen: natuurlijke goedheid tot ontwikkeling laat komen
Opvoedingsmiddelen: spelen in natuurlijke omgeving, dingen wegnemen
die de natuurlijke opvoeding belemmeren.
Historische ontwikkeling
Kind is een klein volwassene.
Kind is van nature slecht.
Kind is onbeschreven blad.
Kind is van nature goed.
Pedagogische principes
Het opvoedingsprincipe: stelt dat alle kinderen zijn aangewezen op
opvoeding
Het vormbaarheidsprincipe: alle kinderen hebben het vermogen om zich
te ontwikkelen, ongeacht hun lichamelijke capaciteiten.
Het activiteitsprincipe: kinderen door middel van hun eigen activiteit
willen bijdragen aan de ontwikkeling.
Historische ontwikkeling van opvoedingsmiddelen
Tot 19e eeuw: dwang, onderdrukking en slaan als middel zijn gemeengoed.