Psychopathologie 2
Hoofdstuk 10: neurocognitieve stoornissen
Delier: toestand van geestelijke verwarring, desoriëntatie en het
onvermogen ergens de aandacht op de richten
Delier (kortdurende psychose)
Stoornis in het bewustzijn (aandacht en concentratie)
Acuut begin (uren tot dagen) en wisselend beeld in de loop van de
dag
o S’ morgens redelijk adequaat functioneren en s ’avonds
verward)
o Zijn vaak hyperactief en plukkerig (opvallend veel aandacht
voor details, pluisjes en dergelijke terwijl ze de grote lijnen van
een gesprek niet kunnen volgen.
Bijkomende cognitieve stoornis (bijvoorbeeld geheugenstoornis,
desoriëntatie, taalstoornis, visuospatiele functiestoornis (stoornis in
de visuele ruimtelijke waarneming) of waarnemingsstoornis)
Symptomen kunnen niet worden verklaard uit een andere
neurocognitieve stoornis en doen zich niet voor in de context van
een gedaald bewustzijn zoals een coma
Er zijn aanwijzingen voor een andere onderliggende lichamelijke
aandoening
o Intoxicatie of onttrekking van een middel (zoals drugs of
medicatie), blootstelling aan een toxische stof of er is sprake
van meerdere onderliggende oorzaken.
Hyperactief of hypoactief
o Hyperactief, snel en verward praten, doelloos bewegen,
Hypoactief: traag, vrijwel onbeweeglijk, weinig spreken
Delirium tremens: door acuut stoppen met alcoholgebruik,
levensgevaarlijk, verhoogde temperatuur, een vuurrood gezicht, een
versnelde pols en een verhoogde bloeddruk. Bij driekwart van de mensen
duurt een delirium tremens 72 uur of korter. Na afloop vallen mensen in
een diepe slaap en kunnen zich bij het wakker worden niets meer van het
delirium tremens herinneren. In één op de tien gevallen is er sprake van
een dodelijke afloop.
Epidemiologie
De schattingen lopen uiteen, maar het is een veelvoorkomende
aandoening
Jonge kinderen en ouderen lopen een hoger risico om delirant te worden.
Bij kinderen zijn de hersenen nog niet volgroeit en bij ouderen hebben de
hersenen minder reserves om het delier voor te zijn. Bij kinderen is een
delier bekend onder de naam ijlen bij koorts.
Risicofactoren
Slechte lichamelijke conditie
, Kinderleeftijd of ouder dan 65
Cognitieve achteruitgang of dementiesyndromen
Reeds bestaande hersenbeschadiging
Mannelijk geslacht
Infecties
Temperatuur boven 37.2
Botbreuk
Drugsgebruik en overmatig alcoholgebruik of plotseling stoppen met
overmatig alcoholgebruik
Te weinig of te veel zintuigelijke prikkels
Verblijf in een instelling
Slaapgebrek en extreme vermoeidheid
Etiologie
Oorzaak is niet bekend, wel is duidelijk dat het gaat om acuut hersen falen
ten gevolge van een ziekteproces in de hersenen zelf en/of elders in het
lichaam.
Diagnostiek
Zorgvuldig lichamelijk onderzoek is nodig om de onderliggende
lichamelijke aandoening te vinden. Er is altijd bloedonderzoek en
urineonderzoek nodig. Ook kan een ecg en een röntgenfoto van hart en
longen nodig zijn. Korte geheugentest.
Differentiaal diagnose
Andere neurocognitieve stoornissen
Dementie
Zeer ernstig depressieve stoornis
Psychotische syndromen
Behandeling
Het is belangrijk dat de onderliggende lichamelijke problematiek zo snel
mogelijk behandeld wordt. De symptomen van een delier worden
aangepakt door antipsychotica en rustgevende medicatie.
Dementie
Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes. Door
dementie worden de hersenen aangetast en gaat iemands
geestelijke gezondheid geleidelijk achteruit.
De meest voorkomende soorten dementie zijn de ziekte van
Alzheimer, fronto-temporale dementie (FTD), vasculaire dementie en
Lewy body dementie.
Elke vorm heeft zijn eigen kenmerken.
Gebrek aan initiatief, geen antwoorden geven op je vraag of willen
zelf niks meer
Alzheimer
Neurocognitieve kenmerken:
o Geheugenstoornissen
, o Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon
o Afasie, apraxie en agnosie
Afasie: onvermogen om gesproken taal te begrijpen of
uit te spreken
Apraxie: onvermogen om handelingen goed uit te
voeren (bv hoe te eten of aankleden)
Agnosie: onvermogen om zaken te herkennen: bv wel
iets kunnen zien, maar niet herkennen wat het is
Neuro psychiatrische kenmerken:
o Wanen, hallucinaties
o Decorumverlies
o Angst, veranderingen in stemming, agitatie, agressie, apathie
o Slaap- en eetstoornissen
o Persoonlijkheidsveranderingen
o Sluipend begin en geleidelijk verloop
Oorzakelijke factoren:
o Hersencellen nemen af in volume en functie
o Ontstaan van plaques in de hersenen: die vernietigen
hersenweefsel
o Defect in genen die verantwoordelijk zijn voor eiwitproductie,
verval in de hersenen
In het begin slechts subtiele veranderingen: lichte concentratieproblemen
of lichte vergeetachtigheid. Sommige mensen ook goed in het maskeren.
Geleidelijk nemen de symptomen toe en is er sprake van ernstig cognitief
verval.
Stadium 1: beginnende geheugenstoornissen en desoriëntatie;
belangrijke data vergeten, spullen kwijt, gemakkelijk weg kwijt raken
en tijdens gesprekken onderwerp uit oog raken. Vaak in het begin
nog aanpassen, of sociale contacten vermijden. Onderliggend
onzekerheid en angst,
Stadium 2: duidelijke geheugenachteruitgang. Geheugen gaat
verder achteruit en leervermogen neemt af. Vooral recente
herinneringen gaan verloren. Moeite met op woorden komen,
Dagelijkse activiteiten worden problematisch.
Stadium 3: voortdurende beweging. Steeds meer in zichzelf gekeerd.
Stereotype zinnetjes, communicatie wordt moeilijker. Contact vaak
enkel aanraking en non-verbaal. Soms nog heldere momenten.
Stadium 4: vegeteren. Reageert nauwelijks of niet, ogen gesloten of
staren voor zich uit, geen beheersing meer over ontlasting.
Diagnostiek
Lichamelijke screening en bloedonderzoek
Neurocognitieve testen
Afname ruggenmergvocht/hersenvocht
Behandeling
Medicijnen zorgen voor vertraging van cognitieve achteruitgang