1.Psychologie als wetenschap
Psychologie= de wetenschappelijke studie van het gedrag en de onderliggende mentale processen.
Vier belangrijke elementen in deze definitie:
1.de wetenschappelijkheid,
2.de studie,
3.het gedrag en
4.de mentale processen.
1.2 Wat maakt psychologie tot een wetenschap?
Criteria van wetenschappelijkheid
•De gegevens moeten objectief waarneembaar zijn: de bevindingen zijn onafhankelijk van de
onderzoeker die de fenomenen waarneemt. Iedereen zou tot dezelfde bevindingen komen als dezelfde
onderzoeksmethode zou gebruikt worden.
vb: ik stel dat er in januari meer studenten in de aula aanwezig zijn als vorig jaar en ik neem een foto
om zo de studenten te tellen, als mijn collega ze zou tellen zou hij tot hetzelfde besluit komen
•De bevindingen moeten het resultaat zijn van systematische observatie. Dat wil zeggen dat de
wetenschapper de methode van observatie op voorhand vastlegt en beschrijft waardoor iemand anders
die observatie kan herhalen.
•Eenduidige verklaring: er is maar één verklaring voor het probleem/ deze situatie.
OEF:
Strengheid docenten nagaan aan de hand van gebuisden in het eerste jaar.
Objectief waarneembaar? Ja, als iemand anders zou kijken hoeveel gebuisden er zijn zou diegene
hetzelfde resultaat bekomen.
Systematische observatie? Ja, er werd op voorhand vastgelegd op welke manier we deze hypothese
zouden nagaan, namelijk aan de hand van het aantal gebuisden.
Eenduidige verklaring? Nee, er zijn meerdere verklaringen voor het aantal gebuisden.
Wetenschappelijke methode (volgens Zimbardo, 2009)
1. Hypothese opstellen: formuleren van het verband dat men vermoedt tussen variabelen.
2. Experiment: er wordt onderscheid gemaakt tussen de
onafhankelijke en de afhankelijke variabelen. Variabelen zijn feiten die variëren afhankelijk van een
aantal condities. De condities die men gaat manipuleren zijn de onafhankelijke variabelen.
3. Verzamelen van de onderzoeksresultaten op een objectieve manier
vb: je wilt weten hoe vaak studenten in een heel jaar naar de les gaan, je laat iemand elke les de
aanwezigheden opnemen (=objectief), het zou minder objectief zijn als je aan het einde van het jaar
aan elke student vraagt hoe vaak degene naar de les is gegaan
4. Analyse van de gegevens: hypothese al dan niet bevestigen (statistische methodes)
5. Bekendmaken en bediscussiëren van de resultaten:
-Representativiteit: is de groep die betrokken bij het onderzoek wel een goede vertegenwoordiging
van de hele groep.
vb: je experiment over heel het middelbaar alleen uitvoeren bij TSO en niet bij ASO en BSO
-Significantie: is de mate waarin de onafhankelijke variabele de afhankelijke beïnvloedt wel
voldoende?
vb: stel dat er in de groep die alle lessen volgt slechts 1 persoon meer geslaagd is dan in de
groep die geen les gevolgd heeft. Dat verschil is wel erg klein, niet significant genoeg.
-Betrouwbaar: bekom je dezelfde resultaten als je het onderzoek op dezelfde manier maar
later of bij een andere steekproef herhaalt? (bv: volgend jaar/ of op een andere school?)
-Validiteit: meten wat je wil meten is niet zo eenvoudig. Heb je begrippen wel goed vertaald in
je experiment?
, vb: ik heb twee belangrijke begrippen in dit experiment. De les bijwonen en slaagkans. Als ik
laat aantekenen of een student aanwezig was, heeft die de les dan wel bijgewoond? Heb je
de les ook bijgewoond als je hele tijd op je gsm zat? Ben je even geslaagd als je 80% haalt
als wanneer je 50% behaalt?
TIP: wat je gaat meten is de afhankelijke variabele
Voorbeeld: verband stoppen met roken en gewichtstoename
•Hypothese: stoppen met roken leidt tot gewichtstoename
•Experiment: 20 rokers laten stoppen, 20 laten doorroken
•Onafhankelijke variabele: gestopt of niet gestopt
•Afhankelijke variabele: gewichtstoename
1.2.3 Doelstellingen van de psychologie
De theoretische psychologie heeft drie doelstellingen (belangrijk bij theoretische psychologie):
1. Beschrijven: vooraleer een onderzoeker vragen kan beantwoorden moet hij de fenomenen
eerst nauwkeurig omschrijven.
2. Verklaren: oorzaken van verschijnselen opzoeken
3. Voorspellen: als de psycholoog de oorzaak van een fenomeen kent, weet hij dat de gevolgen zich
zullen herhalen als de oorzaak nog eens optreedt. Maar een mens is uniek en men kan dus
nooit waterdichte voorspellingen maken.
1.2.3.2 Toegepaste psychologie
→ men wil vooral het gedrag gaan beïnvloeden. Er is nood aan diepgaande kennis van het me
gedrag.
1.3 Een definitie van gedrag:
=Gedrag is een zinvolle reactie op een zinvolle stimulus.
1.3.1 Onderscheid betekenisloze en zinvolle stimulus en reactie
We maken onderscheid tussen een betekenisloze stimulus en een zinvolle stimulus:
vb:
- Er is veel wind. (betekenisloos, zinloze stimulus)
- Ik vind veel wind onaangenaam. (betekenisvol, zinvolle stimulus)
→ Persoon heeft betekenis gegeven aan de stimulus.
We maken ook onderscheid tussen een automatische fysiologische reactie en de zinvolle reactie
(of een reactie die de persoon bewust of onbewust gekozen heeft.)
vb:
- ik krijg kippenvel van de sensatie van de wind op mijn huid (fysiologische reactie)
- ik blijf niet stilstaan in die wind, ik wandel naar een aangenamere plek (zinvolle reactie)
1.3.2 Onderscheid objectief waarneembaar of interpretatie
→ je kan iets objectief waarnemen of we kunnen iets interpreteren op basis van subjectieve infor
die een persoon ons geeft
vb: stimulus en fysiologische reactie zijn objectief waarneembare aspecten
→ Interne processen maken dat een stimulus omgezet wordt in een zinvolle situatie en dan leidt tot
, een zinvolle reactie, dit behoort niet tot dat objectief waarneembare terrein. We gaan interpreteren of
moeten meer info krijgen. heel vaak gaan we snel over naar het interpreteren van het gedrag en weten we
onvoldoende op welke basis we die interpretatie maken.
vb: Ik vertel een straf verhaal aan een paar vrienden. Ik zie één van hen rillen. Ik denk dat mijn verhaal
wel erg spannend moet zijn als het zo’n reacties uitlokt. Dan zie ik dat ze weggaat. Als ik wat later
ga vragen of ze oké is, blijkt ze gewoon weg gegaan te zijn omdat het veel te koud was buiten.
*Controleer dus je interpretatie
1.4 Wat zijn interne processen?
→ We kunnen zaken niet zomaar waarnemen, er zijn interne processen die maken dat een stimu
een zinvolle situatie wordt en dat er een zinvolle reactie volgt.
Validiteit= de test meet wat ze beweert te meten
→ een van de redenen waarom dezelfde zaken zo vaak onderzocht moeten worden.
1.5 Wanneer nemen we iets voor “waar” aan?
We spreken van de convergerende evidentie: hoe meer verschillende onderzoeksresultaten in
dezelfde richting wijzen, hoe dichter we bij de waarheid denken te komen.
→ uitspraak van Freud: “een conclusie is de plaats waar we het denken moe zijn”
Correlatieonderzoek
= onderzoekt in welke mate variabelen in dezelfde richting evolueren
→ positieve correlatie: de variabelen evolueren in dezelfde richting
→ negatieve correlatie: de variabelen evolueren in de tegengestelde richting
→ geen correlatie: de variabelen zijn niet afhankelijk van elkaar
Een verband is niet hetzelfde als een causaal verband
vb: in de aula waren er veel studenten met een rode trui aan, en er waren bij het examen veel
studenten gebuisd. Er is een negatieve correlatie, een verband, maar geen causaal verband,
de rode truien zijn niet de oorzaak van het aantal gebuisde studenten.
2. Korte geschiedenis van de psychologie
→ vrij jonge wetenschap, iets meer dan 100 jaar
→ Grieken zochten wel reeds naar verklaringen voor het menselijk functioneren
Pas rond 1860-1870→ waren de meeste filosofen ervan overtuigd dat alle gebeurtenissen,
ook gedragingen en mentale processen,... bestudeerd kunnen worden
2.1 De vroege psychologie
Structuralisme
*In de meeste handboeken van de psychologie wordt het begin van de wetenschappelijke psychologie
echter gesitueerd in 1879.
In dit jaar→ stichtte de Duitse psycholoog Wilhelm Wundt het eerste psychologische Laboratorium in
Leipzig
, Wundt werd geïnspireerd door→ de toenmalige recente ontdekkingen in de chemie. Het
periodieke systeem was een revolutionaire theorie die orde schiep in de chemie wat voordien een zeer
chaotische wetenschap was.
Structuralisten= wetenschappelijke psychologen die op zoek gingen naar de bouwstenen, de structuur,
van de menselijke psyche
*Er waren altijd critici die de ontdekkingen in vraag stelden, daardoor evolueert de wetenschap.
Functionalisme
John Dewey vond deze vraag een belangrijke inspiratiebron in de psychologie:
“hoe het bewustzijn ons zou kunnen helpen om de problemen van alledag beter te hanteren”
Deze stroming= het functionalisme
In de hedendaagse psychologie: zijn nog steeds van beide visies sporen terug te vinden alhoewel geen
enkele psycholoog zich nog structuralist/ functionalist zal noemen
2.2 Verschillende invalshoeken
1) De biologische invalshoek
→ deze psychologen gaan op zoek naar de rol van de erfelijkheid, het zenuwstelsel en het
endocriene stelsel in ons gedrag.
→ hun studieterrein: de studie van hersengolven, effecten van neurologische aandoeningen
op ons gedrag
2) De evolutionaire invalshoek
→ Darwin
→ psychologen zoeken de verklaring van ons gedrag in wat we overerven van onze
grootouders en vooral waarom dat gedrag toen en nu nuttig was.
*Vaak populair omwille van hun eenvoudige verklaringen
Het functionele van een bepaald gedrag leidt tot:
→ natuurlijke selectie: daardoor worden individuen met psychische en lichamelijke
kenmerken, die een antwoord zijn op de uitdagingen van de omgeving, bevoordeeld: zij
zullen overleven en meer kans hebben zich voort te planten
3) De cognitieve invalshoek
→ cognitieve psychologen gaan op zoek naar de mentale processen die ons gedrag
beïnvloeden.
→ interpretatie is van belang, hoe we onze ervaringen interpreteren
4) De psychodynamische invalshoek
→ zeer populair in het begin van de vorig eeuw
→ Freud
→ er werd vanuit gegaan dat de menselijke geest gestuurd wordt door onze energie die zich
doorheen onze psyche begeeft
→ sterke impulsen die ons vanuit het onbewuste regeren door verdrongen herinneringen,
trama’s, verborgen agressie, onderdrukte seksuele verlangens
de slaap= ‘de koninklijke weg’ naar dit onbewuste
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chalisachafai. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,19. Je zit daarna nergens aan vast.