Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
H2 Geld genoeg?
Weet je het nog?
Theorie
Ruil jij weleens iets met een ander? Als je iets ruilt tegen andere goederen of diensten, is dit
directe ruil. Bij het ruilen van geld tegen goederen is er sprake van indirecte ruil.
Het geld dat je gebruikt, bestaat uit twee soorten. In je portemonnee heb je chartaal geld.
Dat kunnen munten of bankbiljetten zijn. Het geld op je bankrekening is giraal geld. Daarmee
kun je elektronisch betalen door je pinpas, telefoon of internet te gebruiken. Op je
rekeningoverzicht kun je het saldo checken. Dat is credit als je in de plus staat en debet als
je in de min staat.
Als je meer inkomsten dan uitgaven hebt, kun je sparen. Als je het geld op een
spaarrekening zet, ontvang je als vergoeding rente van de bank.
Als je geld tekortkomt, dan kun je geld lenen. Een ander woord voor een lening is krediet.
Je moet het geleende bedrag in een bepaalde tijd aflossen. Ook betaal je er rente over. Geld
lenen bij een bank is duur. Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de
kredietkosten.
Het rentepercentage dat je krijgt op een spaarrekening is lager dan het rentepercentage dat
je betaalt voor een lening.
Opdrachten
1 x Je ruilt een appel voor een ei.
□ Je koopt een reep chocolade.
x Voor een boek krijg je een game terug.
□ Voor een ticket voor een concert betaal je € 50.
2 Wat is chartaal geld?
x Geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten.
□ Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
□ Geld op je bankrekening.
□ Geld op je spaarrekening.
3 Op de foto’s zie je voorbeelden van elektronisch betalen.
4 € 135,50 – € 349 – € 34,30 + € 142 = € -105,80. Het saldo is in de min, dus een
debetsaldo.
5 Bijvoorbeeld:
- Over een debetsaldo betaal je een hoge rente.
- Met een debetsaldo heb je een tekort. Je kunt dan niet nog meer uitgeven.
6 1 0,013 × € 4.500 = € 58,50
2 € 58,50 ÷ 12 × 4 = € 19,50
4 VMBO GT H.2 © Noordhoff bv
,Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
7 Per jaar zou ze aan rente ontvangen: € 4,60 × 4 = € 18,40
€ 18,40 ÷ € 1.150 × 100% = 1,6%
8 a Als je leent, moet je rente betalen over het geleende bedrag. Daar komt bij dat je de
lening in de komende tijd moet aflossen.
b Bijvoorbeeld:
- Je hebt een tijdelijk geldtekort. Je krijgt over een paar dagen je loon, maar je wilt nu
geld uitgeven aan een cadeau voor je vriendin.
- Je wilt een dure aankoop doen. Je wilt ski’s kopen voor een wintersportvakantie,
maar het duurt te lang voor je het geld bij elkaar gespaard hebt.
- Je hebt onverwacht geld nodig. Met je brommer ben je onderuit gegaan. Omdat je
hem niet allrisk verzekerd hebt, moet je zelf de reparatiekosten betalen. Zo veel geld
heb je niet achter de hand.
9 Een lening betaal je terug in een aantal termijnen.
Daarvan is een deel bestemd voor het aflossen van het geleende bedrag. Als vergoeding
voor het lenen betaal je ook rente.
10 a 36 × € 52,60 = € 1.893,60
b € 1.893,60 – € 1.600 = € 293,60
c € 293,60 ÷ € 1.600 × 100% = 18,35%
11 1 12 × € 1.291 = € 15.492
€ 15.492 – € 15.000 = € 492
2 36 × € 456 = € 16.416
€ 16.416 - € 15.000 = € 1.416
4 VMBO GT H.2 © Noordhoff bv
, Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
Paragraaf 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
1 a Met gokken verlies je vaker geld dan dat je iets wint. Zo wordt je geldtekort nog groter.
b Als ze ouder zijn, verdienen ze vaak zelf meer geld. Ze hebben de hulp van hun ouders
dan niet meer nodig.
c Bijvoorbeeld: minder geld uitgeven / een bijbaan zoeken / geld lenen bij ouders of
vrienden.
2 Voor welke hulp kun je terecht bij het Nibud? Kies het juiste antwoord.
□ Aanvragen van een uitkering.
□ Hulp bij solliciteren.
x Kosten van een studie berekenen.
x Uitleg over de voor- en nadelen van lenen.
3 Bijvoorbeeld:
- Aan dagelijkse uitgaven. Vaak zijn dat kleinere bedragen waarbij het niet zo gauw
opvalt als je te veel uitgeeft, vooral niet als je ze pint.
- Aan vaste lasten die automatisch worden afgeschreven. Je bent je er daardoor niet van
bewust dat je geld uitgeeft.
4 Als je inkomen met bijvoorbeeld 30% daalt, betekent dat niet dat al je bestedingen ook
met 30% dalen. Zo kun je niet snel bezuinigen
op je vaste lasten. Hoeveel je kunt besteden, hangt af van je spaargeld en je
inkomen.
5 a Aanbieding: (€ 37 × 24) + € 209 = € 1.097
b Los abonnement + telefoon: (€ 12,50 × 24) + € 679 = € 979
(€ 1.097 – € 979) ÷ € 1.097 × 100% = 10,8%
6 a € 19 × 12 ÷ 52 = € 4,38
b € 5,00 × 52 ÷ 12 = € 21,67
€ 21,67 – € 16 = € 5,67
7 Met een bedrag in je portemonnee besef je beter hoeveel je nog kunt uitgeven. Door te
pinnen geef je ongemerkt meer uit dan de bedoeling was.
8 Budgetplan Ellen
Inkomsten en spaargeld Uitgaven
Loon drogist € 864 Reis € 1.750
Oppassen € 300 Eten/drinken € 315
Spaargeld € 750
Totaal € 1.914 Totaal € 2.065
Berekeningen:
Inkomsten Uitgaven
Loon drogist 12 × 16 × € 4,50 = € 864 Reis € 1.750
Oppassen 12 × € 25 = € 300 Eten/drinken 3 × 7 × € 15 = € 315
Spaargeld € 750
4 VMBO GT H.2 © Noordhoff bv