Samenvatting ‘Steven Pont - Er zit systeem in…!’
De introductie van een systeemtheoretisch model voor de jeugdhulpverlening
College 1 - p. 14-55 Inleiding systeemtheorie
INLEIDING
In de nieuwe Wet op de Jeugdhulpverlening is het gezin centraler komen te staan dan voorheen
het geval was. De wettelijke eis dat het kind in zijn bredere context begrepen moet worden, heeft
voor de jeugdhulpverlening grote consequenties. De theorieën vanuit de
ontwikkelingspsychologie en de orthopedagogiek hebben niet genoeg reikwijdte voor de thema’s
die rondom gezindsdynamiek spelen. Daar komt de systeemtheorie bij kijken: de theorie om de
invloed van de omgeving op iemands gedrag te onderzoeken.
Een ander groot voordeel van de systeemtheorie is dat deze kindspecifieke theorieën vanuit de
orthopedagogiek en ontwikkelingspsychologie niet tegenspreekt, maar aanvult. Een
gelijkwaardige samenwerking tussen de kindspecifieke aanpak en de systeemtheorie is van
belang. De bron van gedrag dient zowel kind-specifiek als systemisch te worden onderzocht.
De systeemtheorie verbindt de factoren die bij problemen rond de opvoeding een rol spelen:
individuele kenmerken en relaties.
Figuur 1: factoren die een rol spelen bij de opvoeding en ontwikkeling van een kind
Individuele kenmerken Relaties
● Lichaam ● Gezin
Gezondheid, groei, ontwikkeling, Opvoedingsvaardigheden,
handicaps pedagogisch klimaat, gezinsstructuur,
communicatiepatronen, hierarchie,
mythes, onderlinge relaties
● Cognitie ● Sociaal netwerk
Leren, denken, taal, spraak Familie, vrienden en de buurt
● Emotie ● Omgeving
Ordenen en verwerken van Wonen, werken, school, inkomen en
gebeurtenissen, regulaatie vrijetijdsbesteding
● Identiteit
Zelfwaardering en temparament
De kans op problemen neemt enorm toe als er meer risicofactoren in het spel zijn. Individuele
kenmerken van het kind hebben daarbij altijd invloed op de relaties en problemen binnen de
relaties hebben altijd consequenties voor het kind.
Een hulpverlener hoort te kunnen analyseren waar de bron van de gedragsproblemen ligt. Een
complete hulpverlener moet kunnen schakelen tussen de niveaus: individueel & systemisch.
Een mono-facale hulpverlener kijkt maar met één blik naar het probleem. Als de twee visies op
een goede manier worden samengevoegd, ontstaat er een veel uitgebreider beeld van de
,problematiek: meer dan de som der delen. Daarom is een gecombineerde, bi-focale, blik van
belang. Het voordeel hiervan is duidelijk: de professionele gesprekken beperken zich niet meer
tot een eenzijdige uitleg aan elkaar, maar kunnen de vorm aannemen van een werkelijke
professionele dialoog.
DE SYSTEEMTHEORIE: EEN KIND IS NOOIT ALLEEN OP DE WERELD
De aandacht van de hulpverleners beperkt zich tot het kind, omdat de kinderen (geen gezinnen)
aangemeld worden en de opleidingen voor hulpverleners zich daarop richt.
Een kind maakt echter deel uit van een omgeving die van invloed is op zijn gedrag. Een kind kan
niet los gezien worden van zijn omgeving en die omgeving moet dus op een actieve manier bij
de hulpverlening betrokken worden.
→ De persoon in relatie tot zijn omgeving is de eenheid van behandeling in de systeemtheorie.
Een systeem ontstaat wanneer een groep mensen relaties met elkaar aangegaan. Er wordt een
grens opgetrokken tussen ‘wij’(die erbij horen) en ‘zij’(die er niet bij horen). Elk persoon maakt
deel uit van verschillende systemen. In elk van deze systemen krijgen de relaties op een andere
manier vorm.
Bij deze invulling van relaties zijn drie aspecten van belang:
1. De mate van binding, die de onderlinge betrokkenheid regelt.
2. De balans van geven en nemen, die de rechtvaardigheid regelt
3. De sociale ordening, die de structuur regelt.
De optelsom van deze aspecten bepaalt voor een groot deel het vertrouwen en de cohesie die
er in een systeem heerst. Wanneer er binnen deze drie gebieden geen problemen zijn, is er
sprake van veiligheid en geborgenheid binnen het systeem.
Betrekkingen en communicatie
Onder betrekkingen verstaan we de manier waarop de onderlinge relaties zijn vormgegeven
(Wie heeft welke positie in het systeem, hierarchische regels etc.)
Bij communicatie moet de focus vooral liggen op de ontmoeting (Hoe praten mensen tegen
elkaar? Hoe interpreteren ze elkaar?)
Er is sprake van homeostase als er geen problemen zijn bij de binding, balans, ordening,
betrekkingen en communicatie, oftewel er is sprake van een functioneel evenwicht binnen het
gezin. Er is een patroon gevonden waarbinnen het gezin z’n manier van leven heeft ontwikkeld.
Elk gevonden evenwicht wordt constant bedreigd door invloeden van buitenaf (door meningen
van anderen die het systeem worden binnengebracht) maar ook van binnenuit (door
gezinsleden die in een andere levensfase terechtkomen). Door de constante fluctuaties binnen
gezinssystemen spreken we ook wel van een ‘dynamisch evenwicht’.
Ook gezinnen met problemen kennen homeostase, maar dan voelen niet alle gezinsleden zich veilig en
geborgen bij dat evenwicht → disfunctioneel evenwicht. Dit kan zich uiten in symptomen.
Het gedrag moet niet alleen op gedragsniveau opgelost worden. Er moet ook naar de betekenis
van het gedrag gekeken worden. Om op een goede manier hulp te kunnen verlenen, moet een
,hulpverlener naast een vaststelling van eventuele individuele problematiek ook de omgeving
waarin het kind leeft grondig onderzoeken: betrekkingen en communicatie daarin.
DE SYSTEEMTHEORIE: BINDING, BALANS EN ORDE
Binding
Mensen blijken altijd een zekere mate van emotionele betrokkenheid te ontwikkelen; het wij-
gevoel: ‘bij deze groep hoor ik en wil ik ook blijven horen’. Dit is het cement van alle
verbindingen binnen het systeem.
Binding is in het menselijk bestaan meestal een zegen, maar soms ook een vloek (bijv.
aanhouden van destructieve relaties, incest-verhoudingen blijven lang bestaan etc.)
Binding is een soort abstract ‘sociaal magnetisme’ dat ervoor zorgt dat mensen bij elkaar
betrokken blijven; hetzij positief, hetzij negatief.
Balans
Binnen elk systeem ontstaat een soort ruilhandel, een interactie van geven en nemen. De
mensen binnen het systeem moeten natuurlijk wel het gevoel hebben dat geven en nemen
eerlijk in balans zijn. Daarvoor is nodig dat ze ongeveer dezelfde waarde aan dingen toekennen.
Als dit niet het geval is, ontstaan er vroeg of laat problemen. Door een oplopend gevoel van
onrechtvaardigheid stopt een persoon uiteindelijk met investeren.
Binnen elk systeem geldt een andere manier van uitwisseling. Maar interne rechtvaardigheid is
daarin altijd de belangrijkste factor. In gezinnen met problemen is de balans van geven en
nemen meestal ernstig verstoord. Er kunnen machtsspelletjes ontstaan om zo veel mogelijk te
nemen en niet te geven om de eigen balans weer op orde te krijgen.
Orde
Binnen elk gezin worden structuren gevormd Doordat bepaalde patronen zich vaker voordoen
dan andere, ontstaat er een soort gewoontevorming. Juist doordat de gedragspatronen
vastliggen, worden de relaties binnen het systeem voorspelbaar en betrouwbaar. Iedereen
binnen het systeem weet wat binnen de ordening ‘past’ en wat ‘niet past’.
Ook in niet-functionele homeostase gaat alles volgens een vast patroon. De ‘natuurlijke’
gezinsstructuur kenmerkt zich door een sterke grens tussen de generaties (ouders en kinderen)
en een wat minder sterke grens binnen de generaties. Hierdoor kunnen de ouders binnen de
veiligheid van het gezinssysteem als ‘team’ op een liefdevolle manier ‘samenspannen’ tegen de
kinderen en andersom.
De functies die mensen voor elkaar hebben is een belangrijke manier waarop het systeem zijn
ordeningen structureert. Mensen ‘gebruiken’ elkaar ook om persoonlijke doelen te bereiken. De
sociale ordening binnen een systeem wordt dus ook vastgesteld door onderlinge functionaliteit:
wat kunnen mensen voor elkaar betekenen?
Een systeem is opgebouwd uit verschillende subsystemen. De uitwisselingen tussen de
subsystemen kunnen grote invloed hebben op het functioneren van het systeem als geheel.
Immers, de subsystemen zijn ook altijd met elkaar verbonden, wisselen geven en nemen uit en
,delen een bepaalde ordening. Er zijn geen vaststaande regels wat we tot welk subsysteem
rekenen; dit is afhankelijk van de omstandigheden.
Subsystemen staan met elkaar in contact en beinvloeden elkaar. → Parallelle processen.
Systemische parallelle processen zorgen ervoor dat gedragspatronen zich herhalen (van ouders op
kinderen).
Ook hulpverleners kunnen te maken krijgen met een parallel proces. Hij doet bijv. hetzelfde als
voorgaande hulpverleners en het gezin reageert daar ook hetzelfde op, waardoor het falende
resultaat blijft. In meerdere verschillende situaties/patronen zien we parallelle processen terug:
oude patronen worden door nieuwe mensen herhaald.
Parallelle processen bestaan dus niet alleen binnen gezinssystemen waar tussen verschillende
generaties patronen worden herhaald, maar ook binnen hulpverleningssystemen waar het de
hulpverleners zijn die een aantal oude patronen herhalen.
Hier moet je dus alert op zijn: ‘meer van hetzelfde’ werkt vaak niet.
DE MYTHE VAN DE ALLESBEPALENDE PERSOONLIJKHEID
Het zijn veeleer de betrekkingen die gedragskeuze bepalen in plaats van het karakter. Een pijler
van de systeemtheorie is de veronderstelling dat ons gedrag voor een belangrijk deel door onze
positie binnen het systeem wordt bepaald en minder door een begrip als iemands
persoonlijkheid.
Het is de wetenschap nog steeds niet gelukt om een sluitende theorie over de persoonlijkheid te
presenteren. Misschien moeten we langzamerhand tot de conclusie komen dat een persoon
alleen met een zekere regelmaat een karaktertrek vertoond, afhankelijk van iemands interactie
met de omgeving (en niet van intrapsychische processen).
Het Pygmalion-effect illustreert dat we voor een groot gedeelte zijn wie anderen van ons maken.
En het is de omgeving, het systeem, dat hiervan de grenzen aangeeft.
Verander de omgeving en de mens verandert mee.
Er is dus veel minder ‘ik’ dan we veronderstellen en veel meer ‘systeem’ dan we lijken te willen
aanvaarden.
Het IK is iets van het moment (John Gray), het is immers afhankelijk van de omgeving waarin je
de IK plaatst.
Hoe zit het dan met de overerfbare gedragseigenschappen?
Volgens Verheul nemen we inderdaad het genetisch materiaal van onze ouders over, maar de
omgeving bepaald welke genen worden geactiveerd
HET PERSOONLIJK EN HET SYSTEMISCH GEWETEN
De werking van het geweten wordt veelal gezien als een ‘intra-psychisch’ proces, waarin
mensen een persoonlijke afweging maken tussen goed en kwaad. Deze afweging staat aan de
basis van het persoonlijke onderscheid tussen schuld en onschuld.
,Toch is er nog een ander soort geweten, dat vaak veel krachtiger is dan ons persoonlijk
geweten: het systemisch geweten. Dit wordt gevoed door onze behoefte bij een groep te horen.
Die behoefte is zo sterk dat mensen vaak bereid zijn hun persoonlijke geweten ondergeschikt te
maken aan het systemisch geweten.
Mensen zullen ‘slechte’ dingen blijven doen, zolang ze binding hebben met een groep die dat
gedrag niet veroordeeld (zie: Milgram-experiment > stroomschokken)
Goed en fout lopen constant door elkaar heen, omdat schuld en onschuld tegelijkertijd verschilt
in verschillende relaties. Het systemisch geweten is zo dominant in veel van het menselijk
handelen, dat een individu zich soms liever schuldig maakt ten opzichte van zijn individuele
geweten dan ten opzichte van het systeem waar hij bij wil blijven horen.
Omgevingsfactoren blijken dus wederom van belang te zijn voor de vorming van zoiets
persoonlijks als ons geweten en daarmee dus ook voor een groot gedeelte ons gedrag. En dat
geldt misschien nog wel het meest voor kinderen.
→ Voor ieder mens is het van belang om in de voor hem belangrijke systemen on-schuldig te blijven.
Één van de belangrijskte consequenties van het systemisch geweten is dat er een sterke
gedragsbepalende invloed van het systeem uit kan gaan: systeemdwang.
Systeemdenkers gaan er vanuit dat geedrag ook moet worden gezien als iets dat een functie
kan hebben voor het behoud van het evenwicht binnen het gezinssysteem.
Het idee dat het systeem in belangrijke mate bepaalt hoe mensen zich kunnen gedragen en dat
de persoonlijkheid als vertrekpunt te beperkt is, is gunstig voor de hulpverlening. .
,College 2 - p. 56 - 96 Betrekkingen en posities
DE BETREKKINGEN BINNEN EEN SYSTEEM
Zodra we geboren worden komen we in een netwerk van relaties terecht. Deze netwerken
breiden zich gedurende het leven alleen maar uit. Ons hele leven hangt van relaties en de
daarbij horende systemen aan elkaar.
Nagy heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het besef dat mensen binnen systemen op
verschillende manieren aan elkaar gekoppeld kunnen zijn.
Nagy: de betrekkingen centraal
Hij noemde zijn aanpak ‘contexueel’; het ging hem meer om de betekenisvolle relaties die
iemand in zijn omgeving heeft in plaats van iemands psychodynamiek. Ook verdedigt hij in zijn
theorie de stelling dat de context (de omgeving) de sleutel geeft tot de aard en betekenis van
individueel gedrag.
Nagy onderscheidt vier dimensies waarbinnen menselijke relaties begrepen kunnen worden:
1. Feiten
2. Psychologie
3. Interactie
4. Relationele ethiek
1. Feiten: De vragen die bij deze dimensie horen, handelen over verifieerbare zaken.
2. Psychologie: De vragen die bij deze dimensie horen, handelen over de meer
persoonlijke mentale staat van ieder individu binnen het systeem.
Bijv. Wie schaamt zich waarvoor? Wie wil wat bereiken? Wie verwacht erkenning?
3. Interactie: Hier komen de vragen aan de orde die bij de systeemtheorie steeds
terugkeren.
Zoals: wie speelt welke rol? Welke functies hebben mensen voor elkaar?
4. Relationele ethiek: Dit is de belangrijkste verbindende dimensie. De relationele ethiek
regelt de rechtvaardigheid binnen het gezinssysteem. Binnen elk gezinssysteem
ontstaan eigen regels en wetten die aangeven of iets billijk is of niet.
Buiten de algemene regels, gelden er binnen elk gezinssysteem ook rechtvaardigheidsregels die
specifiek zijn voor dat gezin. De relationele ethiek verschilt dus per gezin.
Een tweede manier waarop de redelijkheid in het gezin vorm krijgt is via de balans van geven en
nemen. Wanneer ideeën van ‘recht op’ en ‘schuld aan’ binnen een gezinssysteem te veel uiteen
lopen, kunnen er problemen ontstaan.
Als iemand zijn vermeende recht niet krijgt (of neemt), bestaat de kans dat hij dat gaat halen bij
iemand anders dan bij wie hij dit recht heeft opgebouwd. Het gevaar hierbij is dat mensen
elkaars rechten en schulden niet erkennen. - Het idee van destructieve aanpak
Zodra de interactie binnen een gezinssysteem niet meer door iedereen als rechtvaardig wordt
ervaren, raakt het systeem uit zijn homeostase en ontstaan er dus problemen. Het belang van
actie moet niet onderschat worden. Dit betekent; niet alleen praten over de relatie, maar
,daadwerkelijk investeren in elkaar waardoor vertrouwen weer kan toenemen. Hierdoor komt er
ruimte vrij voor een nieuw evenwicht en nieuwe mogelijkheden voor de verloren
rechtvaardigheid, waardoor ieder weer kan krijgen wat hem toekomt. De balans werkt alleen als
er vertrouwen is dat de ander kan ontvangen waar gegeven wordt en het kan accepteren
wanneer er genomen wordt.
De essentie is dat iedereen binnen het systeem dezelfde ethische grenzen en regels hanteert,
waardoor er een gebalanceerde wederkerigheid en rechtvaardigheid ontstaat.
Een centraal begrip in de theorie van Nagy is een bijzondere vorm van binding: loyaliteit. De
loyaliteit tussen kinderen en hun gezin van herkomst is van groot belang bij de ontwikkeling van
het individu. Nagy gaat er vanuit dat de posities die ouders en kinderen t.o.v. elkaar innemen
een leven lang onverbrekelijk zijn, vanwege een natuurlijke verbondenheid.
● Zonder loyaliteitsproblemen: evenwichtige volwassenen.
● Met loyaliteitsproblemen: belemmering om zich authentiek te ontwikkelen.
Nagy stelt zelfs dat alle komende relaties in iemands leven enigszins gemankeerd zullen zijn als
de band met de ouders niet ten volle beleefd kan worden.
Loyaliteit bestaat ook tussen generaties. Wanneer mensen geboren worden, dragen ze de
geschiedenis van de vele generaties voor hen ook met zich mee. Dit wordt ook wel erfgoed (of
in systemische termen ‘legaat’) genoemd. Bijv. een bepaald beroep kiezen of een bepaalde
levensovertuiging. Wanneer er binnen een gezin te rigide wordt vastgehouden aan het erfgoed,
kan dat de vrijheid van volgende generaties belemmeren. Nog voor ze geboren zijn is dan
immers al duidelijk hoe ze zich schuldig kunnen maken of onschuldig kunnen houden:
systeemdwang.
Roulerende rekening =) Onopgeloste zaken tussen generaties herhalen zich. Herhaling van de
geschiedenis.
Er is niet altijd ruimte om openlijk loyaal te zijn (bijv. gescheiden ouders). De banden met beide
ouders zijn nodig om antwoord te vinden op existentiële (bestaans-) vragen. Als het kind niet
loyaal mag zijn naar de andere ouder wordt het kind als het ware gevraagd om een deel van
zichzelf te ontkennen. Ook in andere relaties bestaat er verborgen loyaliteit.
→ Naar het hulpverleningsmodel.
De hulpverlener moet een beeld krijgen van de relationele context voordat hij zijn interventies
plaatst. Het model geeft daarom op een concreter manier invulling aan de term betrekkingen en
onderscheid achtereenvolgens het belang van de context, de posities, de regels, de grenzen en
de rollen binnen een systeem.
Cultuur: de grootste gemene deler
Het meest ruime begrip voor de omgeving is de cultuur waarin mensen leven. Een cultuur is
opgebouwd uit een aantal verbindende principes. Onze normen en waarden, gebruiken, kunst
en tradities wortelen in dit soort verbindende elementen. Het in dit boek gepresenteerde model
, is multicultureel van aard. Elke cultuur kleurt de thema’s verschillend in; daarom moet de
hulpverlener eerst de culturele inkleuring onderzoeken.
Context: de grote betekenisgever
=) de dagelijkse realiteit van een gezinssysteem in de meest brede zin van het woord.
Samengevat kan gesteld worden dat de context bestaat uit alle relaties een persoon of een
systeem aangaat, moet aangaan, wil aangaan of ooit is aangegaan (daarbij kan het dus gaan
om mensen, maar ook om ideeën, idealen of religies!).
Een belangrijke systemische wet is: gedrag zonder context is betekenisloos. Iemand gedrag
kan pas begrepen worden wanneer iemands context is vastgesteld. Omdat alle gedrag in
principe betekenisloos is, bepaalt dus de relatie de betekenis. De aard van de relatie bepaalt de
interpretatie van het gedrag.
Hoe meer we over de context weten, hoe meer we begrijpen waarom iemand zich op een
bepaalde manier gedraagt. Iemands context kan op verschillende niveaus begrepen worden,
omdat iedereen nu eenmaal ook in verschillende contexten bestaat, namelijk:
De mens als:
- Lichamelijk wezen
- Geestelijk wezen
- Kind
- Gezinslid
- Familielid
- Vriend
- Partner
- Opvoeder
- Religieus wezen
- Cultureel wezen
De vraag hierbij is hoe deze contexten elkaar beïnvloeden, welke van belang zijn binnen het
gezinssysteem of voor de persoon en welke mogelijkheden tot interventies er zijn. Het probleem
blijft niet altijd binnen één bepaalde context.
Context-hiërarchie: het belang dat ieder gezinslid aan zijn verschillende contexten hecht. Het
ene gezinslid hecht meer waarde aan een bepaalde context dan een ander gezinslid. Dit kan
spanning opleveren.
Context-conservatisme: een context lijkt op een eerdere context en wordt daarmee verward.
Er is in feite een nieuwe situatie en dus een nieuwe context, maar het gedrag wordt door de
oude context bepaald.
Context-ongevoeligheid: in dit geval is het onmogelijk om de zwaarte van een context goed in te
schatten, omdat het gaat om zaken waar de hulpverlener zelf nooit mee te maken heeft gehad.
De hulpverlener kan de context niet in al zijn complexiteit begrijpen, omdat zijn context-
gevoeligheid hem daarvan weerhoudt.
Posities: het spel der verhoudingen