Contents
Verklaren welke factoren patronen in biodiversiteit beïnvloeden.........................................................3
Eilandtheorie......................................................................................................................................3
Metapopulatie....................................................................................................................................3
Gradiënten..........................................................................................................................................3
Niche..................................................................................................................................................4
Response curve...................................................................................................................................5
Predator mediated co-existence........................................................................................................5
Methoden van bepalen populatieaantallen en biodiversiteitsmetingen waarderen..............................6
Equitability (E)....................................................................................................................................6
Shannon-Weaver-index (H)................................................................................................................6
De relatie leggen tussen intraspecifieke factoren en populatie regulatie..............................................6
Wat zijn intraspecifieke factoren in de populatie ecologie.................................................................6
Resources en conditions.....................................................................................................................7
Geboortes en sterftes.........................................................................................................................8
Cohort en static life table...................................................................................................................8
Semelparous, Iteroparous..................................................................................................................8
De relatie leggen tussen interspecifieke factoren en populatie regulatie............................................10
Interspecifieke factoren....................................................................................................................10
Trofische niveaus..............................................................................................................................10
Soorten predatie...............................................................................................................................10
Resource partitioning.......................................................................................................................11
Character displacement en niche differentiatie................................................................................11
Het verschil van de twee..............................................................................................................12
Niche overlap....................................................................................................................................12
Exploitatie en uitsluiting...................................................................................................................13
De veranderingen in aantallen van een populatie a.h.v. Een casus voorspellen door middel van een
berekening............................................................................................................................................14
Beargumenteren hoe abiotische en biotische factoren invloed hebben op de eigenschappen van een
populatie..............................................................................................................................................15
De relatie tussen gedrag en natuurlijke selectie uitleggen...................................................................16
Natuurlijke en sexuele selectie.........................................................................................................16
Competitieve uitsluiting, resource partitioning en character displacement.....................................16
N aantal begrippen...........................................................................................................................17
De relatie leggen tussen oorzaken en gevolgen van biodiversiteitsverlies...........................................18
1
,Ecosysteemdiensten.........................................................................................................................18
2
, Verklaren welke factoren patronen in
biodiversiteit beïnvloeden
Eilandtheorie
De eilandtheorie is een model in de ecologie dat beschrijft hoe de grootte en de afstand tussen
eilanden van invloed zijn op de populatiedynamiek van soorten die op deze eilanden leven.
Het model stelt dat de grootte van een eiland van invloed is op het aantal soorten dat op het eiland
kan leven. Grote eilanden hebben over het algemeen een groter aantal soorten dan kleine eilanden.
Dit komt doordat grote eilanden meer hulpbronnen kunnen bieden, zoals voedsel, water en ruimte,
en ook een grotere diversiteit aan microhabitats hebben.
De afstand tussen eilanden is ook van belang. Eilanden die dichter bij elkaar liggen, hebben meer
kans om soorten met elkaar uit te wisselen dan eilanden die verder uit elkaar liggen. Dit komt
doordat de migratie van individuen tussen eilanden afhankelijk is van de afstand tussen deze
eilanden. Als de afstand te groot is, dan is de uitwisseling van individuen beperkt en zullen de
populaties op elk eiland zich meer op zichzelf moeten kunnen redden.
De eilandtheorie wordt vaak gebruikt om de biodiversiteit op eilanden te onderzoeken en te
begrijpen hoe de grootte en afstand van eilanden van invloed zijn op de ecologie van soorten.
Metapopulatie
Een metapopulatie is een verzameling van lokale populaties van eenzelfde soort die van elkaar
gescheiden zijn door ongeschikte habitats. Deze lokale populaties worden verbonden door het
uitwisselen van individuen via migratie.
Een metapopulatie bestaat dus uit een aantal geïsoleerde populaties die met elkaar in verbinding
staan door middel van migratie. Deze migratie kan plaatsvinden doordat individuen van de ene
populatie zich verplaatsen naar andere populaties om daar voort te planten. Hierdoor kan de
genetische diversiteit in de verschillende populaties toenemen.
Een belangrijk kenmerk van een metapopulatie is dat de grootte van de individuele populaties kan
variëren. Populaties kunnen uitsterven en weer ontstaan, afhankelijk van factoren zoals
voedselbeschikbaarheid, predatoren, klimaatverandering en menselijke activiteiten. Het vermogen
van een metapopulatie om te overleven hangt af van het totale aantal populaties en de frequentie
waarmee individuen tussen populaties migreren.
Metapopulaties worden vaak bestudeerd in het kader van biodiversiteitsbehoud en natuurbeheer.
Het behoud van de migratiecorridors tussen verschillende populaties is bijvoorbeeld belangrijk om de
genetische diversiteit van een soort te behouden en de uitwisseling van individuen te
vergemakkelijken.
Gradiënten
Gradienten in populatie-ecologie verwijzen naar geleidelijke veranderingen in abiotische (niet-
levende) of biotische (levende) factoren in het milieu over een bepaalde afstand of tijd.
Een voorbeeld van een abiotische gradient is de hoogte-gradient in een berggebied, waar de
temperatuur en de vochtigheid afnemen naarmate je hoger op de berg komt. Een voorbeeld van een
3
Verklaren welke factoren patronen in biodiversiteit beïnvloeden.........................................................3
Eilandtheorie......................................................................................................................................3
Metapopulatie....................................................................................................................................3
Gradiënten..........................................................................................................................................3
Niche..................................................................................................................................................4
Response curve...................................................................................................................................5
Predator mediated co-existence........................................................................................................5
Methoden van bepalen populatieaantallen en biodiversiteitsmetingen waarderen..............................6
Equitability (E)....................................................................................................................................6
Shannon-Weaver-index (H)................................................................................................................6
De relatie leggen tussen intraspecifieke factoren en populatie regulatie..............................................6
Wat zijn intraspecifieke factoren in de populatie ecologie.................................................................6
Resources en conditions.....................................................................................................................7
Geboortes en sterftes.........................................................................................................................8
Cohort en static life table...................................................................................................................8
Semelparous, Iteroparous..................................................................................................................8
De relatie leggen tussen interspecifieke factoren en populatie regulatie............................................10
Interspecifieke factoren....................................................................................................................10
Trofische niveaus..............................................................................................................................10
Soorten predatie...............................................................................................................................10
Resource partitioning.......................................................................................................................11
Character displacement en niche differentiatie................................................................................11
Het verschil van de twee..............................................................................................................12
Niche overlap....................................................................................................................................12
Exploitatie en uitsluiting...................................................................................................................13
De veranderingen in aantallen van een populatie a.h.v. Een casus voorspellen door middel van een
berekening............................................................................................................................................14
Beargumenteren hoe abiotische en biotische factoren invloed hebben op de eigenschappen van een
populatie..............................................................................................................................................15
De relatie tussen gedrag en natuurlijke selectie uitleggen...................................................................16
Natuurlijke en sexuele selectie.........................................................................................................16
Competitieve uitsluiting, resource partitioning en character displacement.....................................16
N aantal begrippen...........................................................................................................................17
De relatie leggen tussen oorzaken en gevolgen van biodiversiteitsverlies...........................................18
1
,Ecosysteemdiensten.........................................................................................................................18
2
, Verklaren welke factoren patronen in
biodiversiteit beïnvloeden
Eilandtheorie
De eilandtheorie is een model in de ecologie dat beschrijft hoe de grootte en de afstand tussen
eilanden van invloed zijn op de populatiedynamiek van soorten die op deze eilanden leven.
Het model stelt dat de grootte van een eiland van invloed is op het aantal soorten dat op het eiland
kan leven. Grote eilanden hebben over het algemeen een groter aantal soorten dan kleine eilanden.
Dit komt doordat grote eilanden meer hulpbronnen kunnen bieden, zoals voedsel, water en ruimte,
en ook een grotere diversiteit aan microhabitats hebben.
De afstand tussen eilanden is ook van belang. Eilanden die dichter bij elkaar liggen, hebben meer
kans om soorten met elkaar uit te wisselen dan eilanden die verder uit elkaar liggen. Dit komt
doordat de migratie van individuen tussen eilanden afhankelijk is van de afstand tussen deze
eilanden. Als de afstand te groot is, dan is de uitwisseling van individuen beperkt en zullen de
populaties op elk eiland zich meer op zichzelf moeten kunnen redden.
De eilandtheorie wordt vaak gebruikt om de biodiversiteit op eilanden te onderzoeken en te
begrijpen hoe de grootte en afstand van eilanden van invloed zijn op de ecologie van soorten.
Metapopulatie
Een metapopulatie is een verzameling van lokale populaties van eenzelfde soort die van elkaar
gescheiden zijn door ongeschikte habitats. Deze lokale populaties worden verbonden door het
uitwisselen van individuen via migratie.
Een metapopulatie bestaat dus uit een aantal geïsoleerde populaties die met elkaar in verbinding
staan door middel van migratie. Deze migratie kan plaatsvinden doordat individuen van de ene
populatie zich verplaatsen naar andere populaties om daar voort te planten. Hierdoor kan de
genetische diversiteit in de verschillende populaties toenemen.
Een belangrijk kenmerk van een metapopulatie is dat de grootte van de individuele populaties kan
variëren. Populaties kunnen uitsterven en weer ontstaan, afhankelijk van factoren zoals
voedselbeschikbaarheid, predatoren, klimaatverandering en menselijke activiteiten. Het vermogen
van een metapopulatie om te overleven hangt af van het totale aantal populaties en de frequentie
waarmee individuen tussen populaties migreren.
Metapopulaties worden vaak bestudeerd in het kader van biodiversiteitsbehoud en natuurbeheer.
Het behoud van de migratiecorridors tussen verschillende populaties is bijvoorbeeld belangrijk om de
genetische diversiteit van een soort te behouden en de uitwisseling van individuen te
vergemakkelijken.
Gradiënten
Gradienten in populatie-ecologie verwijzen naar geleidelijke veranderingen in abiotische (niet-
levende) of biotische (levende) factoren in het milieu over een bepaalde afstand of tijd.
Een voorbeeld van een abiotische gradient is de hoogte-gradient in een berggebied, waar de
temperatuur en de vochtigheid afnemen naarmate je hoger op de berg komt. Een voorbeeld van een
3
