Samenvatting inleiding Recht
Hoofdstuk 1 Terreinverkenning
1.1 Een definitie van recht
De samenleving is een ingewikkeld geheel van betrekkingen tussen mensen, waarin een zekere orde
heerst met een bepaalde regelmaat en uniformiteit. Zodra twee mensen uit de samenleving met
elkaar in contact komen ontstaat er recht. Wat is recht? Het recht is het geheel van regels of
normen dat het maatschappelijk verkeer in banen leidt en een remedie aandraagt voor de
problemen die rijzen wanneer mensen zich niet gedragen overeenkomst hetgeen men van elkaar
mag verwachten.
Het doel van het recht is het realiseren van een toestand van rust en rechtvaardigheid in de
onderlinge betrekkingen van mensen.
1.1.2 Recht en andere normstelsels
Voorgenoemde gaat echter niet op voor andere normstelsel zoals fatsoen, moraal en religie. Men
ziet wel degelijk tussen rechtsnormen en bijvoorbeeld ethische normen. Het doel van het recht is
dat er geen vermoorde mensen voorkomen, terwijl de moraal eist dat er geen moordenaars zijn. Het
recht richt zich dus niet, zoals het moraal wel doet, op de intentie, de bedoeling van ons handelen.
De verschillen zijn:
1. De rechtsregel richt zich niet primair tot het innerlijk van de mens, niet tot gezindheid, maar houdt
zich bezig met het uiterlijke gedrag.
2. De sanctie die op de overtreding staat bij het recht. De sanctie raakt als het ware niet de essentie
van de moraal terwijl dat volgens sommigen bij het recht wel het geval is.
3. Bij het recht is er sprake van een officieel instituut dat regels afdwingt namelijk de staat.
4. De dwang in het recht is soms een dwang in de letterlijke zin van het woord. Bij de overtreding van
een morele norm gaat het meestal om gewetensdwang of dwang ten gevolge van sociale uitsluiting.
1.1.3 Nog steeds geen definitie van recht
In het boek wordt van uitgegaan dat een definitie van het recht niet te geven is. Toch zijn er een
aantal geleerden die een definitie geven:
1. John Austin (Engels filosoof en geleerde) ‘’Bij het recht gaat het om bevelen die worden
geschraagd door bedreigingen.’’
2. H.L.A. Hart (rechtsfilosoof) ‘’kenmerkend voor recht is niet dat het ontstaat uit bevelen van
wetgevers, maar dat het tot stand komt volgens een bepaalde procedure die onderworpen is aan
regels.’’
3. Oliver Wendell Holmes (rechtsfilosoof en rechter) Wat hebben we aan kennis over abstracte
regels? Het is uiteindelijk de rechter die een oordeel geeft. Wat moeten we dus doen om te weten
wat recht is? We moeten de gedragspatronen van rechters bestuderen: recht is wat rechters doen of
wat we kunnen verwachten dat zij gaan doen.
,1.2 Enkele onderscheidingen
1.2.1 Objectief en subjectief recht
Hiervoor hebben we het gehad over het recht als een geheel van regels of normen dat de
samenleving ordent. Dit samenstel van regels noemen we het objectieve recht. Van dit objectieve
recht moeten we het subjectieve onderscheiden, waarbij het gaat om een bepaalde bevoegdheid.
Subjectief recht is bijvoorbeeld wanneer het gaat om de levering van een gekochte auto. De twee
begrippen vallen nauw samen, want wanneer wij bijvoorbeeld de claim hebben op een gekochte
auto, associëren wij die claim vaak met het objectieve recht dus bij het voorbeeld van de auto
wanneer je een koopovereenkomst sluit. Het subjectieve recht wordt dus ontleent aan het
objectieve recht.
1.2.2 Geen subjectief recht zonder objectief recht?
Nu is hiervoor gezegd dat een subjectief recht vaak gebaseerd zal worden op het objectieve recht.
Vaak: dit is namelijk niet altijd het geval. Denk aan de situatie waarin vrouwen zich erop beroepen
baas in eigen buik te zijn. Dit is een subjectief recht, maar niet ontleent aan een objectief recht.
Rationalistisch natuurrecht: deze leer stelt dat de mensen van nature bepaalde rechten hebben die
niet zijn terug te voeren op afspraken die burgers hebben gemaakt in de maatschappij, maar die aan
elk samenlevingsverband ten grondslag liggen.
Een aanhanger van deze visie is de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot.
De Groot gaat uit van het principe dat de mens, in onderscheiding van andere wezens, een aandrift
heeft tot vreedzame samenleving met andere mensen.
Uit dit grondaxioma leidt hij dan als een mathematicus een viertal beginselen af:
1. Het principe van het mijn en dijn (= we mogen geen inbreuk maken op het eigendomsrecht van
anderen);
2. Het principe dat we afspraken moeten nakomen;
3. Het principe dat schade die door schuld veroorzaakt is moet worden vergoed;
4. Het principe dat inbreuken op het natuurrecht en ander recht moeten worden gestraft.
Een andere aanhanger van het rationalistische natuurrecht is de filosoof John Locke. Hij stelt dat aan
de mens een natuurlijk subjectief recht toekomt op basis van eigendom en op vrijheid.
1.2.3 Positief recht en natuurrecht
In het positief recht en het natuurrecht zit een verschil. Dit verschil vinden wij in de uitspraken van
Thomas van Aquino, een middeleeuws theoloog en filosoof die veel invloed heeft gehad op de
katholieke traditie van het natuurrechtsdenken. Thomas ontleende dit aan een aantal klassieke
filosofen waaronder Aristoteles.
Positief recht = het recht dat geldt krachtens uitvaardiging; het feit dat het door de staat als geldend
wordt geproclameerd.
Natuurrecht = het gaat om een niet bewust door mensen, met name de wetgever, gemaakt recht,
maar een recht dat van nature, onafhankelijk van menselijke wilsbeslissingen, geldt.
Een voorstander van een wereldlijk, niet religieus gefundeerd natuurrecht is de politiek filosoof
F.A. Hayek. Hij omarmt weliswaar geen goddelijk recht, maar stelt tevens dat niet al het recht ethisch
gelijkwaardig is: in een rechtssysteem valt altijd een aantal beginselen aan te wijzen die een grote
waarde hebben voor een cultuurgemeenschap. denk aan de beginselen hoor en wederhoor,
openbaarheid van rechtsspraak etc. Misschien kan bij Hayek dan ook wel beter gesproken worden
van ‘cultuurrecht’.
,1.2.4 Publiek- en privaatrecht
Een derde traditioneel onderscheid is het verschil tussen publiek- en privaatrecht. Dit onderscheid
gaat terug tot de oudheid.
Publiekrecht = overheid vs. Burger (dus niet gelijken tegenover elkaar)
het algemeen belang staat hier centraal.
Privaatrecht = burgers onderling (wel gelijken tegenover elkaar)
het particulier belang staat hier centraal.
1.2.5 Recht als dwangordening en als spontane ordening
In de wijze waarop men het begrip recht benadert, blijkt vaak een zekere oriëntatie op hetzij het
publiekrecht hetzij het privaatrecht.
Wanneer men het privaatrecht als uitgangspunt hanteert, ziet men het recht vaak als een spontane
orde die oprijst uit de interactie van individuen met elkaar (bijvoorbeeld het sluiten van
overeenkomsten). Een typerend persoon voor deze manier van benaderen is de Utrechtse
hoogleraar H.J. Hamaker. Hamaker is een van de rechtsgeleerden die een sociologische
rechtsbeschouwing verdedigd. In een sociologische rechtsopvatting ziet men het zwaartepunt van
het recht niet in de van staatswege uitgevaardigde voorschriften (recht als dwangordening), maar
verplaatst men het centrum van zijn aandacht naar de maatschappelijke werkelijkheid. Men spreekt
hier ook wel van een interactiebenadering van recht (=recht als spontane ordening).
Wanneer men het publiekrecht als uitgangspunt hanteert, voelt men zich aangetrokken tot een vorm
van bevelstheorie over het recht. Kenmerkend voor het recht is dan, dat het door de overheid wordt
uitgevaardigd en dat het door de sterke arm kan worden gehandhaafd. De oorsprong van het recht
wordt hier niet gezocht in de regelmatigheden van het maatschappelijk verkeer, maar in de dwang
die wordt uitgeoefend door een superieur ten opzichte van iemand die aan die dwang onderworpen
is.
1.2.6 Dwingen en aanvullend recht
Dwingend recht hierbij gaat het om regels waarvan belanghebbenden niet mogen afwijken, ook al
zouden zij dat bij onderlinge overeenkomst afspreken. Bv voorwaarden voor een huwelijk.
Aanvullend/regelend recht hier gaat het om recht dat geldt wanneer partijen zelf niet anders zijn
overeengekomen. Bv wanneer koper en verkoper niets hebben afgesproken over de plaats waar de
goederen moeten worden geleverd.
Hoe weet je nou of het dwingend of aanvullend recht is? Hanteer de vuistregel dat het dwingend
recht is wanneer de geregelde materie betrekking heeft op de openbare orde of de goede zeden.
1.2.7 Formeel en materieel recht
Dit is het volgende onderscheid dat in het recht wordt gemaakt. Materieel recht gaat over de
inhoudelijke kant, terwijl formeel recht gaat over het proces.
voorbeeld materieel recht: art. 310 Sr
voorbeeld formele recht: art. 16 Sv
, 1.3 De rechtsgebieden
Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht kan nog verder worden uitgesplitst. Tot het
publiekrecht behoort onder meer het staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht. Tot het privaatrecht
rekent men het personen- en familierecht en het vermogensrecht.
1.3.1 Privaatrecht
Centraal in het privaatrecht staan de afspraken die burgers onderling met elkaar maken. De jurist
spreekt hierbij van overeenkomsten. Uit zo’n overeenkomst vloeien wederzijdse rechten en
verplichtingen voort. Dit wordt aangeduid met de term verbintenissen.
schuldeiser of debiteur = de partij die tot iets verplicht is.
schuldenaar of crediteur = de partij die recht heeft op iets.
1.3.2 Strafrecht
Strafrecht valt onder het publiekrecht. Omdat het strafrecht in beginsel niet zelf leefregels
voorschrijft, maar slechts optreedt als een extra stok achter de deur om de belangen te beschermen
die ook andere rechtsgebieden al beschermen, spreekt men van het strafrecht als een sanctierecht.
Ook wordt in het strafrecht onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. Daarnaast
maakt men onderscheid tussen opzet (= doleuze delicten) en schuld (=culpoze delicten). De eerste
categorie wordt zwaarder bestraft dan de tweede.
1.3.3 Staatsrecht
Staatsrecht valt ook onder het publiekrecht. Het staatsrecht bevat de belangrijkste regels van de
nationale ordening van het overheidsapparaat, van de invloed van de burgers daarop, van de
burgerlijke rechten en vrijheden. De Grondwet is het voornaamste staatsrechtelijke document. De
Grondwet bestaat al sinds 1814. Een belangrijke wijziging vond plaats in 1848.
Verschil tussen constitutie en grondrecht: bij de grondwet gaat het om een geschreven document
waarin de belangrijkste bepalingen van het staatsrecht zijn neergelegd, terwijl een constitutie ook
ongeschreven recht op het gebied van de staatsinrichting kan bevatten.
De Nederlandse staatsvorm wordt aangeduid als een constitutionele monarchie, dat wil zeggen dat
er een koning aan het hoofd staat en geen president. Ook is Nederland een gedecentraliseerde
eenheidsstaat wat wil zeggen dat de overheid niet alles naar zich toetrekt maar er ook lagere
overheden bestaan. De decentralisatie kan op twee manieren plaatsvinden:
1. Territoriale decentralisatie een lagere overheidsinstelling is binnen een bepaald gebied
bevoegd tot uitoefening van een aantal functies.
2. Functionele decentralisatie dit wil zeggen dat lagere overheidsinstellingen bevoegdheden
krijgen om bepaalde belangen te behartigen. De wijze waarop deze bevoegdheden worden
toegekend kunnen verschillen onder:
A. Autonomie hier wordt de regeling en het bestuur van de eigen huishouding aan de lagere
instelling overgelaten.
B. Medebewind de lagere instelling werkt mee aan de uitvoering van de hogere regeling.