FARMAKUNDE
KLOPTO 1.2
,Table of Contents
FARMACOLOGIE INLEIDING ............................................................................................................ 3
FARMKAKUNDE: RECEPTOREN, ZENUWSTELSEL EN BIJWERKINGEN .......................... 10
FARMAKUNDE: OPTOMETRIE FARMACA ................................................................................. 17
FARMAKUNDE: ANAESTHETICA EN KLEURSTOFFEN .......................................................... 25
,FARMACOLOGIE INLEIDING
Bart Koppers (Apotheker)
STUDIEDOELEN
Review – AF en NAF autonome zenuwstelsel
Farmacotherapeutisch Kompas (http://www.farmacotherapeutischkompas.nl/)
‘Medical Pharmacology’ E-Book Hfd 1-4
uitleggen wat een optometrist en/of orthoptist volgens de Nederlandse Wet wel en niet
mogen doen bij toepassing diagnostische farmaca
verwoorden welke eigenschappen een stof moet bezitten om geneesmiddel genoemd te
worden
benoemen wat de werking is van de sympaticus en parasympaticus
beschrijven hoe de sympaticusbaan loopt met een indeling in drie orden neuronen
beschrijven hoe de parasympaticusbaan loopt met een indeling in drie orden neuronen
beschrijven welke synapsen, neurotransmitters en receptoren deel uitmaken van de
sympathicus
beschrijven welke synapsen, neurotransmitters en receptoren deel uitmaken van de
parasympathicus
uitleggen hoe diagnostische farmaca aangrijpen op de sympaticus en parasympaticus
benoemen hoe diagnostische farmaca worden verpakt en toegediend
benoemen welke diagnostische farmaca gebruikt worden binnen de oogheelkunde
uitleggen welke diagnostische farmaca gebruikt mogen worden door een optometrist
en/of orthoptist
uitleggen en benoemen waar de verschillende afkortingen op een oogheelkundig recept
voor staan, zoals voorgeschreven door een huisarts of oogarts
benoemen waarom kennis over indicaties en contra-indicaties van diagnostische
farmaca van belang is bij het gebruik van diagnostische farmaca
benoemen waarom kennis over zwangerschaps- en lactatiecategorieën van
diagnostische farmaca van belang is bij het gebruik van diagnostische farmaca
herkennen wat de algemene en visuele bijwerkingen zijn van diagnostische farmaca
benoemen wat te doen bij algemene en visuele bijwerkingen zijn van diagnostische
farmaca
,GENEESMIDDEL
Geneesmiddel – vorm waarin een ‘geneeskrachtige stof ‘(farmacon) aan de gebruiken wordt
toegediend
‘Geneesmiddel’ of symptoombestrijder?
Definitie. ‘Een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om worden
toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als
zijnde geschikt voor:
o het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens
o het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens
o het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies
bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te
bewerkstelligen.
Wanneer?
o Bij diagnose
o Ter symptoomsbestrijding
o Ter verlichting van klachten
o Ter diagnose
Registratie als Geneesmiddel
o Niet zomaar/zondermeer! Stringente voorwaarden.
o Registratie op Europees en/of landelijk niveau
Europe: EMEA
NL: CBG-MEB
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)
beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico’s en kwaliteit
van geneesmiddelen voor mens en dier. Ook beoordeelt het CBG
de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen voor de mens.
Minimale Eisen Geneesmiddel
o Werkzaam: Klopt de claim?
o Veilig: Bijwerkingen?
o Doelmatig: Geschikt voor het doel?
o Betaalbaar? QALY
Quality of Adjusted Life Years
Naslagwerken
o Aanvullend op Medical Pharmacology at a Glance:
Eigenschappen geneesmiddelen in NL op de markt:
Farmacotherapeutisch Kompas
Indicaties, doseringen, bijkwerkingen, contraïndicaties,
interacties
Alleen elektronisch (www/app)
Lareb – Nederland Bijwerkingen Centrum www.lareb.nl
Ophthalmologica
www.medicijnkosten.nl
Geneesmiddelen bij kinderen. www.kinderformularium.nl
, Geneesmiddelen Wet
o Niets mag, tenzij voor elk onderdeel in de keten, is wettelijk omschreven wie
dat mag doen onder welke voorwaarden
Fabricage
Fabrikantenvergunning & GMP
Distributie
GDP (groothandels)
Bewaren
GDP (groothandels)
Apotheken en voor sommige drogisten
Voorschrijven
Wet BIG Artikel 34
o Wettelijk beschermde opleidingstitel
o Geen wettelijk register
o Geen tuchtrecht
Optometristen mogen niet voorschrijven!
Wat wel? Je mag verschillende middelen ter ondersteuning van
optometrisch diagnose toedienen.
o Artikel 5: Mydriatica, cycloplegia, lokale anesthetica en
kleurstoffen, fenylefrine 2,5%
Afleveren
FARMACOLOGIE
Farmacologie – leer van geneesmiddelen; kennis v/d interactie tussen het farmacon en het
levend biologisch systeem (substraat, mens)
Kinetiek & Dynamie
o Farmacodynamie – wat doet het geneesmiddel met het lichaam?
o Farmacokinetiek – wat doet het lichaam met het geneesmiddel? ADME
Absorptie
Opname vanuit plek van toediening naar systemische circulatie
Proces waarmee het geneesmiddel zich in onveranderde vorm
beweegt van de plaats van toediening naar de algemene circulatie
Toediening buiten de bloedbaan: oraal, rectaal, intramusculair,
intra-oculair, etc
Voor absorptie moet het geneesmiddel in opgeloste vorm
aanwezig zijn.
o Volume in het oog klein
o pH
Biologische beschikbaarheid (F)
o F = de hoeveelheid werkzame stof die uiteindelijk in de
algemene circulatie bereikt (altijd ten opzichte van
intraveneuze toediening)
o F = 1 bij intraveneuze toediening
o F < 1 bij andere toediening, verlies door
Slechte membraanpassage
Slechte wateroplosbaarheid
Ontwerp toedieningsvorm (farm.techonologische
kwaliteit)
, Afbraak van werkzame stof in darmwand,
weefsels
Afbraak eerste passage lever (first-pass effect)
Interacties
Distributie
Verdeling over het lichaam
o Voor systemische medicatie uitgedrukt in het
verdelingsvolume (Vd)
Eiwitbinding
Lipofiel/hydrofiel geneesmiddel
o Lipofiel (Vetoplosbaar) – komt makkelijker naar de
hersenen (bloedhersenbarriere)
o Hydrofiel (Wateroplosbaar) – goed oplosbaar, gaat snel
door het hele lichaam
Processen
o Verdeling naar de plaats van werking (via bv het bloed)
o Binding aan plasma-eiwitten (albumine)
Plasma en weefsel – als het geneesmiddel aan een
eiwit is gebonden heb je altijd te maken met
osmotische druk (evenwicht moet behouden
worden)
o Diffusie naar weefsels buiten de bloedbaan
Samenstelling van lichaamsweefsels veranderd
naar mate je ouder wordt. Waterfractie neemt af
en vetfractie neemt toe.
o Binding aan weefsels
Metabolisme
Het geschikt maken voor uitscheiding, het afbreken.
Lever: Biotransformatie (afbreken & in wateroplosbaar maken)
o Doel. Meer wateroplosbaar maken (voor uitscheiding via
nier)
o Fase 1: Cytochroom P450: CYP Enzymen (!!!!)
First pass effect
o Fase 2: Grote wateroplosbare moleculen aan gnm
koppelen
Excretie / Eliminatie
Nieren: Uitscheiding wateroplosbare stoffen
Overig
o Longen
o Gal
o Darm: P-glycoproteine in de darmwand
Begrippen
o Klaring: hoeveelheid bloed die per tijdseenheid van stof
wordt ontdaan
o Halfwaardetijd T ½ (el):
De halfwaardetijd is de tijdsduur waarin de
plasmaspiegel van het geneesmiddel in waarde
halveert (in de eliminatiefase)
Lang – blijft lange tijd in het systeem
, Toxiciteit
o Teveel is nooit goed!
o Voor het menselijk lichaam is ELKE stof uiteindelijk toxisch.
Potentieel dodelijk
Ook als ‘lichaamseigen’
Afhankelijk van de stof zelf
Afhankelijk van de dosis
LD 50 Water: >6 Liter leidt tot dood
o Te veel water wordt allemaal opgenomen in het lichaam
en de bloedsomloop kan dat niet verwerken
FARMACOTHERAPIE
Farmacotherapie – toepassen van geneesmiddelen (bij patiënten)
Dosis Geneesmiddel
Plasmaconcentratie
o Hoe meer concentratie, hoe meer
farmacologisch effect
o Gift lokaal of centraal
Concentratie op angrijpingsplaats
o Gevoeligheid v/h weefsel
o Andere farmaca
Effect: Farmacologische effecten met een
zekere intensiteit
BEHANDELING
Behandeling Regulier
Start
o De start dosering wordt aangehouden totdat er een stabiel plasma-concentratie
aanwezig is (steady state)
o Soms insluipen
Vervolg
o Fluctuaties, bv ten gevolge van voedsel, interacties
Staken
o Soms uitsluipen
Therapeutische Raam (the ‘safe’ zone)
Ondergrens = drempel. Concentratie waarbij effect optreedt.
Bovengrens = bijwerkingen / toxiciteit. Kan dus verschillen per bijwerking.
Smal / Breed. Verschillen per individu tov totale populatie
Risicopatiënten
o Kinderen
o Ouderen
o Zwangeren
o Patiënten met lever- en nierfunctiestoornissen
o Comorbiditeit – meerdere ziekten aan de orde
, COMPLICATIES EN INTERACTIES
Complicaties en Interacties
Complicatie (Orde Medisch Specialisten)
o Een onbedoelde en ongewenste gebeurtenis of toestand tijdens of volgend op
medisch handelen, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is dat
aanpassing van het medisch behandelen noodzakelijk is dan wel dat er sprake is
van onherstelbare schade.
Interactie
o Wisselwerking tussen 2 geneesmiddelen, waardoor effect van één of beide van
deze middelen verandert.
Middel A + middel B hebben een ander effect dan verwacht op grond
van effect van…
Middel A alleen
Middel B alleen
Effect kan zijn: sterker, zwakker, langer, korter
o Soorten Interacties
Farmaceutisch
Kan ook buiten lichaam
Meestal absorptie, soms inactivatie
Farmokinetisch
Opname
o Verhoging pH in maag => absorptie gnm omlaag
Gnm dat pH verhoogt (PPI, H2-antagonist)
Absorptie gnm sterk afhankelijk van pH in maag
(itraconazol, eriotinib)
Verdeling
o Verandering in distributie: bij patiënten met een verlaagd
eiwitgehalte in hun bloed
Uitscheiding / Eliminatie
o Via Nieren
Uitscheiding verhogen/verlagen
o Via Lever
Beïnvloeding CYP-enzymen
Remming
Inductie
Farmacodynamisch
Echt invloed op de werking
Werking tegengesteld of gelijk
o Bijv: middel A zorgt voor pupildilatatie, terwijl middel B
zorgt voor pupilconstrictie
Versterken van ongewenste effect
o QT-verlenging
o Risico van gastro-intestinale complicaties bij NSAID
i.c.m ander gnm
o Serotonerge interacties
Kan verklaard worden uit farmacodynamische effecten van beide
middelen