Test- en thoetstheorie
Tips
- Ze gaan in dit tentamen in op details! Dus lees deze samenvatting door, zelfs de kleinste details
kunnen (helaas) gevraagd worden. Bv. waar de soorten testen voor gebruikt worden.
- Ga naar de bijeenkomsten, dat maakt het begrijpelijker.
Succes!!!!
, Hoofdstuk 1 Historische ontwikkeling van het testen
Voor 1900 werden al testen gedaan maar begin van de 20ste eeuw begint een meer
wetenschappelijke aandacht voor de test te ontstaan. Er zijn 4 perioden te onderscheiden waarbij
een nieuwe periode telkens wordt ingeluid door een belangrijke gebeurtenis:
1.1 Periode tot het verschijnen van de Binet-Simon-test
Aan de eerste waardevolle intelligentietest (Binet-Simon-test), waarvan de eerste versie in 1905
verscheen, gingen diverse ontwikkelingen vooraf.
De eerste stimulans kwam vanuit de psychiatrie in Frankrijk en Duitsland. In de Franse medische
wereld ontstond een sterke interesse in geestelijke abnormaliteit en zwakzinnigheid. Ook in Duitsland
hielden zich in de 2e helft van de 19e eeuw psychiaters bezig met het onderzoek van geestelijke
vermogens. Zo ontstond in de psychiatrie een behoefte aan methoden om de verschillen tussen
geesteszieken en de verschillende gradaties in zwakzinnigheid te bepalen.
Een tweede ontwikkelingslijn loopt via de experimentele psychologie, die vooral in Duitsland werd
beoefend. Die had naast een stimulerende, ook een remmende werking op de testpsychologie. De
stimulans lag in de waarde die werd gehecht aan het nauwkeurig omgaan met
experimenteercondities, variabelen en uitkomsten. In dat laatste ligt tevens de remmende invloed.
De experimentator vond de verschillen tussen proefpersonen namelijk eerder vervelend dan boeiend.
Hij schreef ze toe aan fouten in plaats van aan werkelijke verschillen. In 1879 stichtte Wundt zijn
experimentele laboratorium. Ondanks de grondigheid waarmee talloze functies van de mens werden
onderzocht, bleven twee obstakels voor de ontwikkeling van het testen bestaan:
- Ten eerste was het doel van het onderzoek de generaliseerbaarheid van wetten en
samenhangen, terwijl afwijkingen werden beschouwd als fouten.
- Ten tweede bleef het onderzoek beperkt tot de primaire sensorische en motorische functies.
Met de komst van McKeen Cattell ging men anders aankijken tegen individuele verschillen. Die bleken
een vruchtbaar onderwerp voor verder onderzoek te vormen. Cattell stichtte in de Verenigde Staten
een laboratorium voor experimentele psychologie en testpsychologie.
In 1893 werd binnen de APA een commissie ingesteld, met als taak het registreren van tests en het
formuleren van gebruiksmogelijkheden. De samenhang met praktische criteria bleek laag, maar de
eerste stappen op de weg van het systematisch onderzoek waren gezet.
De belangstelling van Cattell voor individuele verschillen kan worden teruggevoerd op de derde lijn,
die van de genetica. Al vanaf 1882 verrichtte Galton antropometrische onderzoekingen. Als neef van
Darwin was hij geïnteresseerd in de erfelijkheid van psychische eigenschappen. In zijn wijze van
onderzoeken kwamen drie elementen voor, die een pijler van het wetenschappelijk testonderzoek
zouden gaan vormen.
1. De wenselijkheid van het onderzoek van individuele verschillen.
2. De noodzaak van systematisering van de onderzoekstechnieken.
3. De poging van Galton om de resultaten van zijn onderzoeken uit te drukken in termen van
afwijkingen van het gemiddelde.
Dit normatieve denken en het weergeven van resultaten in statistische termen, opende nieuwe
dimensies voor zowel de theoretische ontwikkeling als de praktische toepassing van de test.
Galtons jongere collega Pearson werd hierdoor geïnspireerd en heeft veel betekend voor de statistiek
en de testpsychologie. Ondanks deze drie ontwikkelingen was van psychologisch testen op grote
,schaal nog geen sprake. De interesse was incidenteel en voornamelijk theoretisch gericht.
Onderzoeksresultaten werden nog weinig toegepast, en pogingen hiertoe leidden tot teleurstellende
resultaten. Dit is grotendeels te verklaren uit de keuze van de vermogens en functies die men trachtte
te meten, die hoofdzakelijk van psychofysische aard waren. De publicatie van de Binet-Simon-test
luidde een nieuwe periode in.
1.2 Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-Test en de Eerst wereldoorlog
Binet ontwikkelde samen met Simon een test om onderscheid te kunnen maken tussen luie en
incapabele kinderen. De opgaven waren sterk verbaal, maar bestreken een grote variëteit aan
problemen. Binets benadering was nieuw door de accentuering van complexe, in plaats van
eenvoudige mentale processen, door zijn bereidheid testopgaven te toetsen aan de empirie, en door
het gebruik van een totaalscore voor intelligentie.
Na de eerste versie van 1905 volgden herzieningen in 1908 en 1911. Bij de tweede versie werd het
begrip mentale leeftijd geïntroduceerd. De test werd in diverse landen overgenomen. Terman,
hoogleraar aan Stanfard University, werkte aan de Amerikaanse versie van de test, die sindsdien
bekend is onder de naam Stanford-Binet. Al bij de eerste versie van 1916 werd aan twee belangrijke
testtechnische eisen voldaan:
- Er werden standaardinstructies geformuleerd en er werden normen geconstrueerd.
Ook nam Terman het idee van Stern over om de mentale leeftijd te delen door de chronologische
leeftijd, en dit getal te vermenigvuldigen met honderd.
Het werk van Binet was in praktisch opzicht van grote betekenis, maar theoretisch was dit minder het
geval. Op basis van zijn theoretische onderzoek kwam Spearman tot de conclusie dat in alle tests
twee intelligentiefactoren een rol speelden:
- een algemene g-factor en een specifieke s-factor.
Hiermee had hij de tweefactorentheorie geformuleerd. Op het gebied van de meting van
opleidingsvorderingen van leerlingen werden in deze periode de eerste stappen gezet. De
intelligentiemeting boekte grote vooruitgang door uit te gaan van of voort te bouwen op de ideeën
van Binet en Simon. Testen op grote schaal vond nog niet plaats, en van valideringsonderzoek was
voor de Eerste Wereldoorlog nog geen sprake.
1.3 Van het begin van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog
Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van het testen in een
stroomversnelling, door de noodzaak om grote groepen mensen te selecteren voor uiteenlopende
functies en opleidingen. Voor het eerst werd de psychologie regelmatig toegepast buiten het
laboratorium.
De echte doorbraak kwam toen in 1917 ook de Verenigde Staten in de oorlog werden betrokken, en
het werk van de eerste bedrijfspsycholoog Münsterberg met collectieve tests zijn waarde ging
bewijzen. Uit de noodzaak om snel en efficiënt te testen kwam een groepsgewijs af te nemen test
voort -> de Army Alpha. Deze test groeide uit tot een veel toegepast en gewaardeerd hulpmiddel bij
vele soorten beslissingen.
Na de Eerste Wereldoorlog liepen de testontwikkeling in Amerika en die in Europa sterk uiteen. In
Europa bleef de individuele diagnostiek populair, als gevolg van het vooral door de Gestaltpsychologie
gedomineerde filosofische klimaat. De wijze waarop een proefpersoon een taak verrichtte, werd
minstens even belangrijk gevonden als de prestatie zelf. In Amerika kwam, tegen een behavioristisch-
, positivistische achtergrond, maar vooral vanuit een praktische behoefte, het accent steeds sterker te
liggen op kwantitatief verwerkbare groepstests. Centraal stond het bepalen van de kansen van de
onderzochte op een positief resultaat in de te voorspellen situatie. In dit verband wordt gesproken
van de actuarische methode. Behalve de noodzaak van selectie- en plaatsingsbeslissingen, speelde
daarbij een aantal andere factoren mee:
- Een toenemend aantal immigranten uit vele landen, de gedachte van gelijke kansen voor
iedereen, en de toenemende specialisatie, differentiatie en vertechnisering van het
productieproces.
De vele immigranten deden ook de behoefte ontstaan aan tests die minder afhankelijk waren van taal
en cultuur.
In 1918 werd naast Army Alpha een tweede schriftelijke groepstest samengesteld, de Army Bèta, die
geen beroep deed op enige taalkennis of verbale vaardigheid. Dergelijke niet-verbale tests speelden
een grote rol bij algemeen vergelijkend onderzoek tussen bevolkingsgroepen, al was hun
betrouwbaarheid vaak geringer dan die van verbale tests. De individuele test nam in de Verenigde
Staten relatief een minder belangrijke positie in dan in Europa, maar het aantal individuele
testbatterijen dat in deze periode verscheen, is indrukwekkend. De belangrijkste waren de Terman
Merrill, de WAIS en WISC.
Engeland nam in de tegenstelling Verenigde Staten versus Europa een tussenpositie in. In 1938
verscheen de veelgebruikte Progressive Matrices van Raven, maar een grote bloei onderging dit soort
tests niet. Wel was er, in tegenstelling tot andere landen in Europa, veel aandacht voor objectieve
evaluatie van schoolprestaties. Het vrije-antwoordenexamen maakte plaats voor meerkeuzevragen.
De constructie en ijking van schoolvorderingentests ging over van de docent naar de specialist.
Het gebruik van de test ging vaak vooraf aan de theorie, in plaats van andersom. Wel stimuleerde
Thurstone de aandacht voor kritische evaluatie van de test zelf. Hij was van mening dat de resultaten
van een test betrouwbare scores dienen op te leveren, en als men met een test gedrag buiten de
testsituatie probeert te voorspellen – criteriumgedrag genoemd – dient de relatie tussen test en
criterium van tevoren te zijn aangetoond. Hierdoor ging de statistiek een belangrijke rol spelen in de
testpsychologie en werd kwantificeerbaarheid van de testprestatie een voorwaarde voor nuttig
testgebruik. Ook aan het onderzoek naar de intelligentiestructuur werd een nieuwe dimensie
toegevoegd. Naast de algemene en specifieke factoren van Spearman werden de groepsfactoren
geïntroduceerd, waarbij intelligentie wordt opgevat als een complex geheel van groepsfactoren. Deze
structurele opvatting van de intelligentie opende nieuwe perspectieven voor selectie, diagnose,
beroepskeuze en counseling. De door Thurstone vastgestelde factoren, zijn nog steeds belangrijke
onderscheidingen in de intelligentietheorie:
- Verbal comprehension
- Word fluency
- Number facility
- Spacial visualization
- Associative memory
- Perceptual speed
- Reasoning
Wat betreft het ontstaan en de ontwikkeling van de persoonlijkheidstest kunnen drie afzonderlijke
methoden onderscheiden worden.